Wie 25 jaar geleden werd opgeleid tot leraar kreeg te horen dat het erom ging kinderen kritisch bewustzijn bij te brengen, hun zelfontplooiing en mondigheid te stimuleren. Bovendien kregen aanstaande geschiedenisleraren te horen dat niets zo verwerpelijk was als de ouderwetse «grote-mannengeschiedenis».

Wat lijkt dat lang geleden. Onlangs presenteerde de Stichting Leerplanontwikkeling lesmateriaal over Michiel de Ruyter, de zeeheld die wij van zijn sokkel moesten trekken, maar die nu wordt gepresenteerd als toonbeeld van burgerschapszin en als voorbeeld van een vroegtijdige schoolverlater die, dankzij vlijt en doorzettingsvermogen, toch goed terecht is gekomen.

We gaan blijkbaar weer terug naar de negentiende eeuw, toen De Ruyter een van de grote nationale helden werd en ieder kind moest zingen over die jongen die «in een blauw geruite kiel» aan het touwslagerswiel had moeten draaien, maar toch was uitgegroeid tot «der Staten rechterhand». Plichtsbesef en deugdzaamheid, dat waren toen ook de centrale waarden in het onderwijs, zoals blijkt uit Tot burgerschap en deugd, een bundel lezingen in het kader van het centraal eindexamenthema geschiedenis 2006-2007, «Van kind tot burger: Volksopvoeding via het onderwijs in Nederland (1780-1920)».

Aan het eind van de achttiende eeuw drong het Verlichtingsdenken ook in het onderwijs door en begonnen vooral de denkbeelden van Locke en Rousseau grote invloed uit te oefenen. Lockes idee dat een kind als tabula rasa ter wereld komt en Rousseau’s opvattingen over de corrumperende invloed van de maatschappij leidden tot een pedagogiek waarin ernaar gestreefd werd een natuurlijke leeromgeving te creëren, het kind zoveel mogelijk te laten ontdekken en hem op te voeden tot een moreel hoogstaand wezen.

Hoewel vooral Rousseau’s ideeën werden aangepast – zijn afkeer van straffen bleek in de praktijk soms tot onhoudbare situaties te leiden – werkten deze pedagogische principes nog heel lang door. Omdat het de bedoeling was het gehele volk op te voeden, kreeg het onderwijs in de negentiende eeuw wel een steeds massaler karakter, waardoor de individuele begeleiding plaats maakte voor klassikaal onderwijs. De nadruk bleef echter liggen op het ontwikkelen van moreel besef en burgerdeugden. Ook in de kinderboeken werkten deze Verlichtingsidealen door, wat onder meer blijkt uit de toenemende afkeer van verhalen waarin de Bullebak of een andere boeman voorkomt. Wie kinderen met dergelijke verhalen in het gareel trachtte te krijgen, werd «gebrek aan redelijkheid» verweten.