
De Zuid-Afrikaanse sopraan Pumeza Matshikiza maakte voor Decca een solo-cd met het allegaartje van liederen en aria’s dat rising stars opdienen als bewijs van veelzijdigheid. Drie Puccini-aria’s, het Lied aan de maan uit Dvoráks opera Roesalka, twee aria’s uit Mozarts Nozze di Figaro, When I am laid in Earth uit Purcells Dido and Aeneas, een lied van Tosti en een prachtige barokpastiche van Prousts merkwaardige vriend Reynaldo Hahn. Om de kosten te drukken werd het orkest niet de Wiener Philharmoniker maar het symfonieorkest van het Deense Århus en de dirigent niet Valeri Gergiev maar Tobias Ringborg, nooit van gehoord. Er is maar één rechtvaardiging voor zo’n visitekaartje: een onvergetelijke artistieke prestatie die alle anderszins gewettigde bezwaren schaakmat zet. Helaas. Met Matshikiza is iets merkwaardigs aan de hand. Haar materiaal is uitzonderlijk, het geluid van een grootheid. Zingen, echt zingen, kan ze ook. Maar ze is alleen die stem. Ze kan er niet uit, ze is een huis van klank met dichte deuren, vlinder in de pop. Deze cd is van de eerste tot de laatste maat morsdood.
Verder zit er een raar zuurtje in haar toon, een onaangename psychische resonans die warme gevoelens buitensluit. Autistisch rein velt zij in Si, mi chiamano Mimi het tragische naaistertje uit La b _ohème,_ doof voor de heilige naïviteit die bij Puccini kitsch maar waar is. Net zo reproduceert zij Senza Mamma uit Suor Angelica, waar een vrouw het nieuws tot zich laat doordringen dat haar kind al jaren dood is. Hoor dat Renata Scotto of Montserrat Caballé zingen en je verdrinkt in machtige ellende. Matshikiza zingt maar wat, in talen die je niet herkende. Aan haar Frans in Oh! La pitoyable aventure uit Ravels L_ ’heure e_spagnole en Hahns À Chloris, op de baslijn van de Air uit Bachs Derde orkestsuite, is geen touw vast te knopen. Met die magere strijkers uit Århus red je de situatie niet. In de Mozart-aria’s klinkt die club als het Nederlands Kamerorkest anno 1968, geen idee van frasering en klankdramaturgie. Ter afsluiting Purcell, voluptueus en frigide, met het geluid dat je in theorie tot in het merg had kunnen roeren – een perfecte wanprestatie. Het is zo vreemd dat je je oren niet gelooft.
Heeft dan niemand met een strenge boze vinger op de partituur gevraagd: mevrouw, waar gaat dit over? Verbazingwekkend dat een platenmaatschappij nog steeds dit soort confectie op de markt brengt. Wat had Decca niet aan hedendaagse muziek kunnen doen van het budget dat dit project opsoupeerde? Maar mijnheer toch, zegt Decca nu, we hebben de Italiaanse pianiste Vanessa Benelli Mosell net Stockhausens Klavierstück XII laten opnemen, is het u soms ontgaan? Zeker niet, en het was prachtig. Maar alstublieft, laat de klassieken aan de goden en verzet de bakens.
Beeld: Pumeza Matshikiza (Decca / Simon Fowler / Pumezamatshikiza.com