
In januari 1895 liep de Londense première van Henry James’ eerste toneelstuk Guy Domville uit op het uitjouwen van de debuterende toneelauteur. Die publieke afgang beschadigde zijn zelfvertrouwen en reputatie. Voor de Ierse schrijver Colm Tóibín was die episode perfect om zijn gefictionaliseerde biografie – of biografische fictie – De meester (2004) aan op te hangen.
In De tovenaar, een roman over Thomas Mann (1875-1955), pakt Tóibín het anders aan: het héle leven van deze telg uit een rijk Lübecks handelsgeslacht passeert de revue. Daarbij baseert Tóibín zich vooral op Manns dagboeken maar ook op een reeks andere boeken van en over de Mann-clan vol maskerades. De vraag is dan: biedt De tovenaar verrassende, nieuwe inzichten in leven en letteren van Thomas Mann, wetend dat er al extreem veel over de schrijvende familie Mann bekend is?
Wie bekend is met Manns dagboeken en belangrijkste romans (De Buddenbrooks, De toverberg, Dood in Venetië en zijn magnum opus Dr. Faustus) zal Tóibíns roman anders beleven dan wie blanco staat tegenover welke Mann ook. De eerste lezer zal een feest van herkenning doormaken of een déjà-lu-gevoel. Hij volgt Thomas Manns beschermde jeugd in het Noord-Duitse Lübeck, de vroege dood van zijn vader, de verhuizing naar München met zijn in Brazilië geboren moeder, de rivaliteit met zijn schrijvende broer Heinrich en zijn ontluikende homo-erotische fixatie. En nee, Thomas Mann volgt niet het handelstraject van zijn vader maar het literaire pad van zijn oudere broer. Bijna zijn leven lang zal hij elke ochtend tot de lunch in zijn werkkamer schrijven: een ijzeren discipline, of hij nu in München, Zwitserland, Zweden of Amerika is.
Zijn vrouw Katia Pringsheim, telg uit een rijk, geassimileerd (want protestants geworden) joods milieu, brengt niet alleen zes kinderen ter wereld maar beschermt haar man ook tegen de boze buitenwereld, beseffend dat hij op seksueel gebied zo zijn particuliere jonge-mannenvoorkeuren heeft.
Manns groeiende beroemdheid, met als hoogtepunt de Nobelprijs in 1929, zorgt ervoor dat het publiek steeds meer verwacht dat hij zich uitspreekt over ándere zaken dan de literatuur, bijvoorbeeld over politiek en de weg die Duitsland in Europa meent te moeten gaan vanaf 1914. Daar waar de linkse Heinrich al vóór de Eerste Wereldoorlog rept van ‘Pruisische bloeddorst’ die nog eens slecht zal aflopen, schrijft de ietwat wereldvreemde, dromerige Thomas Mann tijdens de Eerste Wereldoorlog Betrachtungen eines Unpolitischen, een vaderlandslievend en reactionair essay dat vlak na 1918 al hopeloos achter de politieke feiten aan loopt. De bourgeois Mann negeert liever het onbeduidende mannetje A. Hitler, ondanks de tekenen des tijds en de alerte opmerkingen van zijn broer en kinderen, met name Erika en Klaus, later de schrijver van Mefisto. Tóibín echter maakt meer werk van hun energieke en dwars tegen de heersende moraal ingaande biseksualiteit. Niet oninteressant, maar Tóibín gebruikt veelal anekdotische Mann-levensfeiten als ‘bewijsmateriaal’ om de romans van Mann te duiden. En zo krimpen die ineen tot veredelde biografieën.
Twee voorbeelden. Bij Katia wordt beginnende tbc ontdekt, waardoor ze moet kuren in Davos. Haar man reist haar achterna en wordt ook (op tbc) onderzocht. Ziedaar de kiem van De toverberg, aldus Tóibín. Mager, want die roman is oneindig veel meer dan die biografische voetnoot. Manns kennismaking in Amerika met componist Arnold Schönberg én de terugtrekking van Manns moeder naar het Zuid-Duitse platteland van Polling zorgen ervoor dat ergens in Tóibíns roman de opmerking staat dat Schönberg ‘dus’ staat voor de fictieve Adrian Leverkühn in Dr. Faustus, de componist die op het Zuid-Duitse platteland zijn ‘deal’ met de duivel uitwerkt en dan de geest geeft. Maar ook Dr. Faustus is zo veel meer dan die feitjes of een-op-een misvattingen over leven en letteren.
Blijft over de zelfmoordepidemie in en rond de familie Mann. Ik overdrijf niet. Als Thomas Manns zoon Klaus zich in mei 1949 in Cannes van het leven berooft, is dat het zoveelste teken dat het loodzwaar was om zo’n beroemde en ongenaakbare vader te hebben. Ten tijde van Klaus Manns zelfmoord bevond zijn vader zich in Zweden, waar hij zich voorbereidde op een paar lezingen. Die lezingen hield hij, de begrafenis van zijn zoon woonde hij niet bij.
Liever had Colm Tóibín de aanpak in zijn James-roman De meester kunnen variëren in De tovenaar. Op bladzijde 339 valt de plaatsnaam Noordwijk. Het is bekend dat Thomas Mann in juni-juli 1939, vlak voordat Hitler Polen binnenviel als onderdeel van een afspraak met Stalin, uitrustte in het luxe Hotel ter Duin in Noordwijk aan Zee. Daar kreeg hij bezoek van Menno ter Braak. Ze spraken onder veel meer over Nietzsche, over Manns essay, tegen de Britse politieke sufkop Chamberlain, Diese Friede en bezochten het Mauritshuis. Staat allemaal in Manns dagboeken. Daarna vertrok Mann naar Zweden, waar hij ternauwernood kon wegkomen toen het nieuws van de inval in Polen op 1 september bekend werd. Die kerndagen in Manns leven tot een roman verheffen, zou dat niet beter zijn geweest?
Zeker, er staan fascinerende passages in De tovenaar en ook hilarische, bijvoorbeeld over de snobistische Alma Mahler (‘En kijk mij nou, ik trouw met de ene na de andere Jood’) die uit Europa wil vluchten met 23 koffers… Maar staat er voor de Mann-lezer iets nieuws in De tovenaar? Helaas.