De meest geavanceerde modellen maken rechtsomkeert wanneer ze met het zeewater in aanraking komen en sommige zijn in staat zich in de grond te verankeren wanneer ze een storm voelen aankomen. Op een dag hoopt Jansen modellen te maken die zo intelligent zijn dat hij ze in kuddes op het strand kan uitzetten, om geheel op eigen kracht te overleven.

Voelen. Intelligent. Overleven. Je zou bijna vergeten dat we hier niet met echte levensvormen te maken hebben. De strandbeesten voelen tenslotte niets. Ze denken niets. Hun reacties op de elementen zijn, hoe levensecht ook, puur mechanisch en er is geen enkele reden om te denken dat dat op een dag anders zal zijn. Jansens gedroomde kuddes zullen waarschijnlijk eveneens uit niet meer dan een verzameling plastic, plakband en zeil bestaan, en hoe complex je die materialen ook arrangeert, ‘leven’ zullen ze nooit. Maar draai die vraag eens om: waarom leven, denken en voelen wij eigenlijk wél? Evolutionair bezien zijn we tenslotte niets meer dan een verzameling botsende moleculen, in de loop der miljoenen jaren als over straat rollende knikkers door de wind en andere blinde natuurkrachten op een hoopje bijeengedreven. Op welk punt begint zo’n hoopje ineens te voelen en te denken? En wat is daar eigenlijk het ‘nut’ van als, net als bij Jansens toekomstige kuddes, puur mechanische reacties op dreigingen van buitenaf (zoals weglopen voor water) in theorie voldoende zijn om te overleven? De wetenschap staat hier nog altijd voor een raadsel.

De wetenschap zou de wetenschap natuurlijk niet zijn als zij zich door een raadsel liet ontmoedigen en dus zoeken neurowetenschappers, psychologen, biologen, fysici en andere knappe koppen onversaagd verder naar een antwoord. Allemaal tevergeefs, aldus de Amerikaanse filosoof Thomas Nagel in zijn jongste boek Mind and Cosmos. Zijn stelling in een notendop: de wetenschap zit met haar zoektocht naar een verklaring voor het immer geheimzinnige mentale op een dood spoor en er is een conceptuele revolutie nodig om de boel vooruit te helpen. Het startschot voor die revolutie hoopt Nagel met zijn jongste boek te leveren.

Mind and Cosmos heeft in Amerikaanse wetenschappelijke kringen om twee redenen voor flinke opschudding gezorgd. De eerste reden is dat Nagel in zijn boek twijfels uit over de evolutietheorie. Dat wil zeggen, hij gelooft dat er evolutie heeft plaatsgevonden, maar niet dat de evolutietheorie de oorsprong van het leven, noch het bestaan van subjectieve ervaringen als sensaties, gevoelens, gedachten – in één woord: het mentale – kan verklaren: ‘The appearance of animal consciousness is evidently the result of biological evolution, but this well-supported empirical fact is not yet an explanation – it does not provide understanding, or enable us to see why the result was to be expected or how it came about.’

Over hoe terecht Nagels twijfel is en over zijn alternatieve voorstel dadelijk meer. De tweede reden voor al die opschudding is dat hier een bijzonder gerespecteerd filosoof aan het woord is (Nagels bijdragen aan de filosofie van de geest worden gerekend tot de invloedrijkste van de twintigste eeuw) én een atheïst, waardoor zijn twijfel aan de evolutietheorie door velen wordt gezien als koren op de molen van de creationisten, die in Amerika toch al een machtige lobby hebben. De reacties op het boek zijn tot dusver dan ook verre van mals geweest. Zo tweette Steven Pinker een link naar een ongunstige recensie van Mind and Cosmos met de mededeling: ‘What has gotten into Thomas Nagel? Two philosophers expose the shoddy reasoning of a once-great thinker.’ De indruk alom is dat Nagel met deze publicatie zijn carrière als filosoof om zeep heeft geholpen.

Nagel opent zijn aanval op de ‘materialistische wereldbeschouwing’ door uit te leggen dat de wetenschap van oudsher met methodes en concepten werkt die zijn ontwikkeld voor een beschrijving van de objectieve werkelijkheid, een beschrijving waartegen het mentale zich sinds jaar en dag verzet. Het mentale kan volgens hem niet worden gemeten of verklaard met de objectieve methoden van de wetenschap. Met deze stelling bouwt Nagel voort op zijn eerdere werk. In zijn klassieke essay What Is It Like to Be a Bat? (1974) gebruikte hij het voorbeeld van een vleermuis om zijn punt te maken. Stel nu dat je een volledige fysische beschrijving van een vleermuis leest met alles van de neuronale activiteit tot het echo-locatiesysteem tot in de laatste details beschreven, vraagt Nagel zijn lezers. Ben je dan op basis van al die informatie in staat om te zeggen hoe het voelt om een vleermuis te zijn? Nee. En zo zit het volgens Nagel met alle objectieve beschrijvingen van het inwendige leven van organismen: ze laten het voor het mentale essentiële element ‘hoe het voelt’ weg en verklaren dus eigenlijk niets. Nagels bezwaar lijkt sterk op dat van Goethe die vond dat Newtons kleurenleer alles over licht verklaarde behalve wat mensen daadwerkelijk zien. Nagel draagt de toorts moedig voort: willen we het mentale kunnen begrijpen en verklaren, dan is een wetenschappelijke vocabulaire met louter materiële begrippen ontoereikend. Hij zoekt de oplossing in ‘a pervasive conception of the natural order very different from materialism – one that makes mind central, rather than a side effect of physical law’.

Nagel heeft nog twee andere redenen om ontevreden te zijn met de alles tot het materiële reducerende wetenschappen. Ten eerste ondermijnen volgens Nagel zulke materialistische theorieën het vertrouwen dat wij mogen hebben in onze perceptuele en rationele vermogens. Zij geven ons volgens hem geen enkele reden om aan te nemen dat die vermogens ook maar enigszins betrouwbaar zijn, terwijl een goede theorie ons juist in onze geestelijke faculteiten behoort gerust te stellen: ‘Materialist theories do try to make the natural order internally intelligible by explaining our place in it without reference to anything outside. But the explanations they propose are not reassuring enough.’ Dat is natuurlijk een drogreden van jewelste. Wijzen op de weinig geruststellende consequenties van een theorie toont op zichzelf nog niet aan dat die theorie onjuist is.

De tweede reden werd hierboven al aangestipt. Nagel gelooft dat de evolutietheorie de oorsprong van het leven noch het bestaan van het mentale kan verklaren. Daarin heeft hij ten minste gedeeltelijk gelijk. De evolutietheorie is tenslotte alleen van toepassing op veranderingen van levensvormen door de tijd heen; het heeft dus over een situatie waarbij nog van geen leven sprake is of waarbij dat net is ontstaan per definitie niets te zeggen. Dat het mentale bestaat, kan volgens Nagel niettemin geen toeval zijn en wijst er volgens hem op dat het universum zich niet willekeurig in de ruimte en tijd ontvouwt, maar doelgerichte natuurwetten volgt om een bepaalde orde aan te brengen. Daarbij denkt hij niet aan een sturende God, maar aan een ‘neiging’ van de natuur om levensvormen met mentale eigenschappen te produceren, net zo fundamenteel als zeg elektriciteit of zwaartekracht. Aan ons wereldbeeld moeten wij derhalve volgens hem teleologische natuurwetten toevoegen: ‘Teleology would be an explanation not only of the appearance of physical organisms but of the development of consciousness and ultimately of reason in those organisms.’

Een verbijsterend voorstel. Als het vaag klinkt, dan komt dat omdat het vaag is. Nagel geeft toe dat zijn alternatieve verklaring voor het mentale geen uitgewerkte theorie maar slechts een suggestie is. Het zou nog wat zijn als hij zijn stelling onderbouwde met statistische of andersoortige gegevens waaruit die ‘neiging’ van het universum tot het produceren van wezens met mentale eigenschappen blijkt, maar hij beroept zich voornamelijk op zijn intuïtie. De rationele vermogens van de mens ontstijgen volgens hem de evolutie omdat niet alles waartoe wij rationeel in staat zijn direct aan overleving en voortplanting gerelateerd kan worden. (De evolutietheorie vereist helemaal niet dat alle kenmerken van organismen daaraan gerelateerd kunnen worden, maar vooruit). Dat zou in het bijzonder gelden voor onze moraliteit. Nagel is een moreel-realist, wat wil zeggen dat morele waarheden volgens hem objectief en onveranderlijk zijn. En aangezien de evolutietheorie ook onze moraliteit aan verandering onderwerpt, moet die theorie natuurlijk wel onjuist zijn.

Het doet een beetje denken aan wat Martin Nowak, professor in de biologie en wiskunde aan Harvard University, eens over de menselijke evolutie heeft gezegd. Volgens Nowak heeft die evolutie geleid tot een brein dat toegang heeft verkregen tot de platonische wereld van vormen en ideeën, een wereld die eeuwig is en niet het product van evolutie, maar die de menselijkheid niettemin diep beïnvloedt. Je kunt je daar best iets bij voorstellen. Zou het niet ook heel mooi zijn als het waar was? Het probleem met dit soort opvattingen is echter hun tweeslachtigheid ten aanzien van de wetenschap. Eerst wordt die buitenspel gezet door te stellen dat er ‘iets’ is wat het materiële ontstijgt, maar zodra de wetenschap aan de kantlijn staat, wordt ons van dat ‘iets’ verteld dat het de bijzondere eigenschap heeft het materiële van buitenaf te beïnvloeden. Maar als het die eigenschap heeft, dan moet de wetenschap die invloed toch zeker kunnen waarnemen? Ook Nagel moet in staat zijn op de invloed van de door hem gepostuleerde teleologische natuurwetten te wijzen; hij beweert tenslotte dat ze de loop der evolutie hebben beïnvloed. Met die observaties zou hij op de wetenschappers af kunnen stappen en zeggen: ‘Jongens, jullie theorieën voorspellen iets heel anders dan wat we hier zien gebeuren, dus er ontbreekt iets aan. Hier hebben jullie het missende stukje: teleologie.’ Maar dat doet hij niet.

Nagel beschouwt het menselijk zelfbewustzijn als de piek van het teleologische proces, iets waar het universum dus al deze tijd naartoe heeft gewerkt. Over geruststelling gesproken! (Hoewel de 99,9 procent aan uitgestorven diersoorten die ons voorgingen en waar Nagel met geen woord over spreekt daar wellicht anders over zouden denken). Gaandeweg blijkt echter dat het hier niet om een observatie gaat, maar om een veronderstelling: Nagel gaat er simpelweg vanuit dat het menselijk zelfbewustzijn te speciaal is om niet-toevallig te zijn ontstaan. Vandaar zijn eis dat een theorie die het ontstaan van het mentale verklaart ons in staat moet stellen te begrijpen ‘why [it] was to be expected’. Deel je net als ik de veronderstelling niet, dan doet zijn verklaring voor dat ontstaan nogal geforceerd aan.

Het is niet ongewoon dat iemand die het waagt publiekelijk kritiek op de evolutietheorie te geven als een nitwit of een vriend van de vijand wordt afgeschilderd. Dat is nu eenmaal hoe de pr-tak van de evolutietheorie soms te werk gaat, zeker in Amerika. Maar in dit geval is de kritiek op Nagel geheel gerechtvaardigd. In de introductie van zijn boek zegt hij dat hij een leek is op het gebied van de evolutietheorie en zijn kennis vooral uit non-specialistische literatuur heeft gehaald. Dat is te merken. Nagel vraagt zich bijvoorbeeld af waarom iedereen Dawkins’ canonieke exposé van de evolutietheorie in The Blind Watchmaker toch zo overtuigend vindt. Maar populair-wetenschappelijke werken als die van Dawkins zijn nu eenmaal weinig genuanceerd. Had Nagel zijn neus in de vakliteratuur gestoken, dan had hij geweten hoezeer de centrale dogma’s binnen de evolutietheorie aan constructieve kritiek onderhevig zijn, als ook de werken van Dawkins. Nagel strijdt hier overduidelijk tegen een stroman.

Je kunt sympathiseren met Nagels standpunt zonder het te delen. Er is inderdaad iets geheimzinnigs aan het verband tussen het mentale en het materiële, een verband dat we misschien wel nooit zullen begrijpen. Maar als Nagel de natuurwetenschappen hekelt omdat zij niet in staat zijn het verband te verklaren, vergeet hij dat een verband verklaren niet hetzelfde is als een verband leggen. De wetenschap ontdekt voortdurend verbanden tussen zaken die zij niettemin niet kan verklaren. Het verband tussen zwaartekracht en vallende objecten is al geruime tijd bekend, maar er is geen wetenschapper die je kan uitleggen wat zwaartekracht precies is of waarom het werkt zoals het werkt. Het is dan ook alleszins denkbaar dat de wetenschap op een dag heel precies de verbanden tussen het materiële en het mentale kan beschrijven zonder dat verband vervolgens te kunnen verklaren.

Kan best zijn dat Nagel tegen die tijd gelijk blijkt te hebben, dat er nog iets niet-materieels nodig is om een volledig beeld van onze werkelijkheid te krijgen. Maar dat belet de wetenschap er lijkt mij niet van om dat materiële eerst eens rustig in kaart te brengen. Waarom moord en brand roepen alvorens alle gegevens binnen zijn? Als die gegevens uiteindelijk te kort blijken te schieten, kan Nagels suggestie ter aanvulling mogelijk uitkomst bieden – mits hij het tegen die tijd beter heeft uitgewerkt. Daar zal hij het niet makkelijk mee krijgen. De wetenschap drijft al jaren teleologische verklaringen voor natuurverschijnselen met succes uit en om goede redenen: ze zijn doorgaans ledig, bieden geen echt nieuwe inzichten en hebben nul voorspellende kracht. Aan Nagels alternatief mankeert kortom alles wat hij de moderne wetenschap aanwrijft.


Thomas Nagel

Mind and Cosmos: Why the Materialist Neo-Darwinian

Conception of Nature Is Almost Certainly False

Oxford University Press, 130 blz.,

€ 26,99