Als je wilt weten of 237 keer 25 inderdaad 5925 is, bestaat er een trucje om dat te controleren. De gemiddelde Groene-lezer gaat het bij getallen, zoals bekend, al spoedig duizelen, dus volgt nu een didactisch geavanceerde en stapsgewijze uitleg.

Tel de cijfers waaruit de te vermenigvuldigen getallen bestaan bij elkaar op. Dan krijg je 12 (2 plus 3 plus 7 is 12) en 7 (2 plus 5 is 7). De cijfers van het getal 12 moet je ook bij elkaar optellen; je moet steeds een meercijferig getal via optelling terugbrengen tot een eencijferig getal. Dan krijg je dus 3. Vermenigvuldig deze getallen met elkaar, dus 3 keer 7, dat is 21. Tel ook de cijfers waaruit dit getal bestaat bij elkaar op. Dan krijg je 2 plus 1 is 3. De truc is dit: het getal dat je krijgt wanneer je de cijfers van het uitkomstgetal bij elkaar optelt, moet nu ook een 3 zijn, anders is de vermenigvuldiging fout. 5 plus 9 plus 2 plus 5 is 21. 2 plus 1 is 3. De vermenigvuldiging was correct. Dit geldt dus voor iedere vermenigvuldiging. Met dit kunstje, dat ik ooit van de vader van een vriendje leerde, slaagde ik erin me op de lagere school een welverdiende reputatie van rekenwonder te verwerven, die me nog steeds geen windeieren legt.

Wanneer je van dit type numerieke kunstjes houdt, is de roman Het Godsgetal van Willem J. Ouweneel een ware schatkamer. Hierin denkt de antiheld Winfried Kohn uit de getallenleer het precieze tijdstip en de precieze plaats van de Uiteindelijke Terugkeer op Aarde van God te kunnen afleiden: in het najaar van 2002 in Maartensdijk. Ik hou van dit soort zekerheden. Een paar jaar geleden meende ook voormalig secretaris-generaal Rutten van Economische Zaken, zich beroepend op onweerlegbare bijbelteksten, de Laatste Dag te kunnen voorspellen, waarbij de Heer zich deze keer in Spanje zou vertonen. Het uitblijven daarvan schreef hij uiteraard niet toe aan de dwaasheid van zijn voorspelling, maar aan «het maken van verkeerde berekeningen». Want de bijbel kan geen ongelijk hebben.

Ouweneel liet zich met volle kracht en meeslepend door deze geschiedenis inspireren, bedacht een verhaal met een sekteleider, diens aanhang en vrienden en de verwikkelingen in een kamp dat ze in afwachting van de Here in Maartensdijk oprichten. Je kunt op je vingers natellen dat het in deze roman slecht met de sekteleider en de hele santenkraam eromheen afloopt, maar daar gaat het niet om.

Het mooie van Ouweneels boek is dat hij via een goed uitgewerkte literaire truc de redeneringen en becijferingen van de sekteleider tot in alle, vaak zeer intrigerende details uiteenzet. De hoofdfiguur van het boek is niet deze figuur zelf maar ene Edwin Achtel, die zijn aan getalgekte lijdende vriend met de nodige distantie tegemoet treedt. We krijgen hun discussies vooral in de eerste honderd pagina’s ruim uitgeserveerd, wat Ouweneel de gelegenheid geeft zijn niet geringe kennis over getallen te etaleren. Dit boek bevat een meer dan voortreffelijke inleiding in de gematria, de studie van de woordgetalswaarde, in de theomatica, de leer van godsdienstige waarde van getallen en meer in het algemeen de geheimen van getallen en hun bewerkingen.

Neem nu de discussies over de godsgetallen 153 en 276. Voor de halve gare Kohn spreekt het vanzelf dat in deze getallen de Heer zit besloten. 153 is bijvoorbeeld de som van de getallen van 1 tot en met 17, het is de «driehoek van 17». En dan laat Ouweneel zijn held Kohn als volgt oreren: «Moet je kijken zeg, die 153 en 276 zijn niet alleen allebei driehoeks getallen, maar ook zeshoeksgetallen. Zie maar: 153, dat is 9 maal 17, is de zeshoek van 9, en 276, dat is 12 maal 23, is de zeshoek van 12. Die 17 en 23 spreken voor zich: 153 is de driehoek van 17, en 276 is de driehoek van 23. Anders gezegd: 153 is 1 tot en met 17, maar het is ook 9 maal 17, en 276 is 1 tot en met 23, maar het is ook 12 maal 23. Wie het vatten kan, vatte het!»

Even voor getal-analfabeten: deze berekeningen kloppen allemaal perfect en Ouweneel laat, zeer aanstekelijk, ons in zijn roman vaak pagina’s lang meegenieten van dit soort sommen. Het aardige is dat hij er net zo enthousiast over is als de tragische sekteleider, die hij wat dit betreft zeker niet belachelijk maakt.

Ten slotte nog een voorbeeld. Binnen de gematria heeft iedere letter een bepaalde getalswaarde, in een bijlage achter in het boek staan de tabellen. De schrijver laat die arme Kohn aantonen dat de getalswaarde van bijvoorbeeld de naam Wolfgang Amadeus Mozart is terug te voeren op zowel 153 als op 276, waarmee dan bewezen is dat het goddelijke in deze componist al bij de geboorte aanwezig was. Wat wij natuurlijk allang wisten.

Ook voor getallenvrezers is Het Godsgetal een boeiende, geestige en ingenieuze roman. De getalswaarde van mijn naam is overigens 88. Het getal van de uitverkorenen! Wat kan ik hier nu nog aan toevoegen?