Magda Szabó

De Katalinstraat

Vertaald door Anikó Daróczi en Ellen Hennink

Houtekiet, 223 blz., € 18,50

In een nieuwe stad vind je ook met een plattegrond de weg pas wanneer je eerst wat hebt rondgelopen. Zo is het handig om dit boek van de Hongaarse schrijfster Magda Szabó eerst doorgelezen te hebben voordat je met lezen begint. Dan weet je wat al die personen en plaatsen met elkaar te maken hebben, terwijl je de eerste keer maar moet afwachten of het bijvoorbeeld om een levende of dode gaat. Bij de tweede ronde krijgen de algemene opmerkingen in het voorwoord over ouder worden ook zin: dat het geen wijsheid, sereniteit, verstand of rust brengt, maar bewust maakt van het ontbindende Geheel. Het is even wennen dat voor de personen die aan het woord komen het verleden – de Katalinstraat, die is afgebroken – werkelijker is dan het heden. En ook dat sommige mensen verschillende keren doodgaan en dus meer dan één leven hebben. Van de drie families die eerst apart wonen en dan voor een deel bij elkaar moeten intrekken zijn er in het heden weinig meer over; maar het meisje Henriette dat in 1944 is doodgeschoten kan alsnog een kijkje nemen op het exotische eiland waar de warrige zuster Blanka van de vertelster Irén verzeild is geraakt. Deze Irén is de enige die zichzelf gelijk is gebleven, zij is ook het meest aan het woord. Dat de geschiedenis keurig onderverdeeld is in zes episodes (van 1934, 1944, 1952, 1956, 1961 tot 1968) lijkt overzichtelijker dan het is. Van 1956 verwacht je in Hongarije veel grote geschiedenis. In dit boek staan de persoonlijke verwikkelingen op de voorgrond, en die zijn al ingewikkeld genoeg.

Magda Szabó

De deur

Vertaald door Anikó Daróczi en Ellen Hennink

Houtekiet, 286 blz., € 7,98

De Katalinstraat van Magda Szabó is intrigerend genoeg om meer van de schrijfster te willen weten, maar behalve de mededeling dat zij als de belangrijkste Hongaarse schrijfster van na de Tweede Wereldoorlog geldt, vertelt de uitgever niets. Vermeld wordt nog wel dat de roman van 1969 is en wat het voor schrijfster is, niet wat zij verder geschreven heeft. Dan maar De deur lezen die twee jaar geleden werd vertaald. Daar staat niet eens in van wanneer het boek is. Van 1987, vind ik op het net; in Frankrijk kreeg het een grote prijs. En over Szabó (1917) lees ik dat ze een groot talent was maar dat ze in 1948 om politieke redenen ophield met schrijven, tot eind jaren vijftig. De deur had ik gemist. Of deze bijzondere roman auto biogra fisch is doet er niet toe, de vertelster is net als de auteur classica en gevierd schrijfster. Hoofdpersoon is Emerence die twintig jaar haar huishoudster is, al oud in het begin, zwijgzaam, perfect en geheimzinnig. Vanaf de eerste dagen zijn de rollen omgekeerd. Haar verleden komt pas veel later stukje bij beetje aan het licht. De vrouw ontfermt zich over alles wat zwak en kreupel is, of dat nu de schrijfster of een zwerfhondje is, en haat de macht. Wanneer de huishoudster verlamd is door een hersenbloeding en vervuild tussen haar katten en lievelingshond voor apegapen ligt, maakt de geliefde werkgeefster de kapitale fout de deur van haar huis voor anderen te openen. Dit omkerings proces tussen de twee vrouwen wordt haarfijn verteld. Het levert vooral een mooi portret van de huishoudster op. Maar wat de schrijfster voor iemand is, in de roman en daarbuiten, weet ik nog steeds niet.

Antal Szerb

Reis bij maanlicht

Vertaald door Györgyi Dandoy

Van Gennep, 254 blz., € 17,90

Een Hongaars stel op huwelijksreis in Italië begint in Venetië al te kieren. Zowel in de kunsten als financieel staat zij boven hem. In Ravenna duikt de eerste oude bekende op. Aanleiding voor de ega zijn verse echtgenote én de lezer zijn leven te vertellen. Na Florence stapt hij in de verkeerde trein en scheiden zich hun wegen. De reis wordt er vooral een door het verleden, waaruit telkens figuren opduiken. Pikant voor lezers van nu: zó reisde men in de jaren dertig per trein door Italië. Waren het geen zwarte tijden? Jazeker, een jonge fascist speelt voor postillon d’amour. Maar moet je deze als demi-soap aangeklede Baedeker serieus nemen? Het zal wel weer een tijdsbeeld geven, van het hotelwezen. Ik vraag me af waarom deze roman uit 1937 alsnog vertaald moest worden. Maurice Gilliams is tien keer boeiender. Op de flap moeten tien citaten uit internationale kranten («Een liefdesverklaring aan het leven», The Guardian) de koper ervan overtuigen dat met deze roman van schrijver-criticus Antal Szerb (1901-1945) een parel uit de oude doos is opgediept; voor november kondigt de uitgever weer een oud meesterwerk (van ene Dezso Kosztolányi) aan.

Panos Karnezis

Kleine schandalen

Vertaald door Tineke Funhoff

Atlas, 260 blz., € 22,50.

De «kleine schandalen» uit de titel zijn bizarre, soms grappige verwikkelingen in een Grieks dorp, dat in het eerste en langste verhaal door een aard beving is opgeschud. De pope, die zoals andere personages in meer verhalen optreedt, ontdekt op het kerkhof dat er in een kistje geen doodgeboren kind maar achttien hartvormige stenen liggen. Geen personage of het is verknipt, gewoon gek of folkloristisch figurant. Trots somt de uitgever de personages op: de priester, de kapper, de hoer, de dokter, de naaister, de burgemeester en zo nu en dan een dier: een centaur, een papegaai die Homerus declameert en een paard dat Geschiedenis heet. Dat klopt, ongeveer: het paard heet in de vertaling Historie en de papegaai praat Herodotus na en kinderliedjes van tv. Op de achterkant staan ook drie wervende citaten uit Engelstalige kranten, op de eerste pagina van het boek nog eens acht. Worden recensies daar tegenwoordig door copywriters geschreven? Geen greintje informatie. Denken uitgevers nou heus dat lezers op die manier verleid moeten worden? Het boek had evenzogoed getypeerd kunnen worden als een opgeleukte toeristenfolder. Er staan wel een paar grappige verhalen in, maar het is letterlijk een bundel van de afdeling Creative Writing. De schrijver Karnezis (1967) werd in Griekenland geboren en woont sinds zijn vijfde in Engeland, het is dus een Engelse schrijver. Als beweerd wordt dat Karnezis «de dorpelingen met scherpe blik observeert», dan is dat observeren hooguit van horen zeggen.

Marc Dugain

Gelukkig als God in Frankrijk

Vertaald door Per Justesen

De Arbeiderspers, 180 blz., € 22, 95

«Nu de aangezegde apocalyps niet had plaatsgevonden hernam het dagelijkse leven, dat de adem had ingehouden, zijn ritme.» Het is 1940, Frankrijk is bezet. Het grootste deel van de bevolking hult zich in camouflagekleren; een kleiner deel neemt het ervan; het kleinste deel «waren wij. Een leger luizige zwervers dat onder aanzwellend geraas door het kreupelhout kroop en banderilla’s plantte waar degens nodig waren.» Aan het woord is Pierre, net twintig, die zijn uiterlijk mee heeft om zijn besluit onopvallend door het leven te gaan daadwerkelijk uit te voeren. Maar zijn vader, ijverig partijcommunist, bestemt hem voor het Verzet. Daarvoor moet hij officieel zelfs dood en in het graf. Volstrekt apolitiek, met geen enkele ambitie, wordt hij na zijn eerste opdracht – het neerschieten van een Fransman – stap voor stap een geducht verzetsman. Bij de bevrijding is hij nog niet helemaal van zijn verbazing bekomen; maar hij is geen Schwejk. Dat de ironie noch Pierre, noch zijn verhaal, noch het Verzet belachelijk maakt is geen geringe verdienste van Marc Dugain (1957). Het boek maakt deel uit van de reeks Oorlogsdomein – nooit geweten dat er zo’n reeks bestond – waar deze titel prijkt naast Jünger, Barbusse en tweemaal Gert Ledig.

Amélie Nothomb

Antichrista

Vertaald door Marijke Arijs

Manteau/De Bezige Bij, 129 blz., € 15,-

Alleen al om haar productie is de in Japan geboren, Belgisch opgevoede en in Parijs wonende Amélie Nothomb (1967) een fenomeen. Er is heel wat vertaald en wat ik ervan ken past onder de noemer nachtmerries, intrigerend als je er de bijpassende klier voor hebt. Een man wordt op het vliegveld door een onbekende aangesproken die alles van hem weet; een echtpaar betrekt een droomhuis op het platteland en krijgt dagelijks bezoek van een buurman die zijn bezoeken nooit meer zal staken. Het zijn ideeën die op papier beklemmend worden doordat Nothomb ze genadeloos tot het einde uitwerkt. Blanche, een meisje van zestien en muurbloempje van nature, is verguld wanneer haar gevierde klasgenote Christa aandacht aan haar besteedt. Omdat Christa in het Duitse deel van België woont en lang moet reizen, biedt Blanche haar één nacht in de week onderdak aan: het begin van een regelrechte bezetting. Als de intrigante de ouders heeft ingepalmd, zodat Blanche voortaan één tegen drie staat, komt ze de hele week in huis en neemt ze de kamer en het leven van Blanche definitief in beslag. Ten slotte doet het slachtoffer iets terug door eens een kijkje te gaan nemen in de woonplaats van Christa, die inmiddels door haar tot Antichrista is omgedoopt. Nothomb heeft van valsheid een apart genre gemaakt.

Guillermo Martínez

Onzichtbare misdaden

Vertaald door Harriët Peteri

Vassallucci, 219 blz., € 14,95

Misschien ook in het echt, maar in de speurders roman zeker is de droom van de perfecte moord een aparte categorie. Maar er moet iets misgaan, want van de echt perfecte weet niemand iets. De top wordt bijna gehaald door de natuurlijke dood, het logische uiterste. Dat hoort een politiespeurder van een befaamd wiskundige die gespecialiseerd is in de «seriële logica» en in zijn boek een hoofdstuk schreef over de verborgen logica achter seriemoorden. Voorafgaand aan elk van de vier moorden worden er boodschappen gevonden met symbolen die alleen ingewijden kunnen begrijpen: de echte, die ook likkebaarden wanneer de laatste stelling van Fermat weer eens wordt opgelost. De verteller is net als de schrijver Martínez (1962) Argentijn en wiskundige. Hij studeert met een beurs in Oxford. Het eerste slachtoffer is zijn hospita, weduwe van een beroemde wiskundige. Deze en de volgende zijn zachte moorden want de doden waren al kandidaat. Een aardige variant op de ouderwetse speurders roman à la Sherlock Holmes, met ontcijfering van tekens en codes én bij behorende dwaalsporen. Ook klassiek is de ellenlange uitleg op het eind wanneer alle verwikkelingen nog eens uit de doeken worden gedaan. Wie meer over schilderkunst, wapenhandel, politieke intriges, oude adel, architectuur, grote steden en andere specialistische onderwerpen wil weten, leze misdaadromans.

Fernando Pessoa

Brieven 1905-1919>

Vertaald door August Willemsen

De Arbeiderspers, 327 blz., € 22, 95

Er zijn mensen die van sommige schrijvers alles willen lezen. Ik heb dat minder, maar als August Willemsen iets vertaalt ben ik daar altijd benieuwd naar. In het Nederlands geen Ferdinand Pessoa zonder August Willemsen. Er worden niet minder dan drie bundels met brieven van Pessoa aangekondigd. Deze gaat tot 1920, een jaar geheel gewijd aan Ofélia. Uit de eerste periode, van 1905 tot 1909, zijn er brieven uit Zuid-Afrika, dan een periode met hoofdzakelijk brieven aan leden van een literaire groep, en vanaf 1914 zijn ze meer internationaal georiënteerd. Het nadeel van een brievenboek waar de antwoorden ontbreken wordt hier gecompenseerd door aanteke ningen van de vertaler. Soms zijn deze behoorlijk kritisch en af en toe zo uitgebreid als een klein essay. Mij valt op hoe verschrikkelijk serieus Pessoa is, ook in zijn spel met afsplitsingen en mystificaties; zelfs de ironie is pontificaal. Als hij het over zijn kunstenaarschap en de roem heeft, draaft hij met zijn hoofd hoog in de wolken. Heeft hij het in een brief aan zijn moeder over «intellectuele jeuk», dan belooft dat goeds, maar nog geen pagina later staat er: «Wat zal ik over tien jaar zijn – of zelfs over vijf jaar? Mijn vrienden zeggen me dat ik een van de grootste dichters van deze tijd zal zijn – dat zeggen ze, ziende wat ik tot nu toe heb geschreven, niet over wat ik zal kunnen schrijven…»

En met zo veel heteroniemen was hij zo veel grote dichters tegelijk, zo veel vleiende collega’s ineen.