We houden vol © EO, KRO-NCRV, VPRO

‘EO, KRO-NCRV en VPRO slaan de handen ineen’, meldde het persbericht over We houden vol, een ‘dagelijkse documentaireserie over Nederland’. Even waande ik me in een ver verleden vanwege die ‘ineengeslagen handen’ die beduidend meer EO dan VPRO zijn, behalve ironisch gebruikt; vanwege het opvallend confessionele-zuilen-bondgenootschap – alsof de puntjes nog tussen de Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep staan (maar toen bestond de EO nog niet). En vanwege die ‘volhouden’-titel die Alkmaar en Bergen op Zoom tegen de Spanjool in herinnering brengt, of Wilhelmina vanuit Londen. Nou ja, dit is oneerlijk, en misschien zelfs ongepast, want er stond ‘Nederland in de tweede golf’. Eigentijdser kan het niet. Al blijf ik toch ook verbaasd over de titel zelf. Wat is het alternatief? ‘We geven op?’

Maar echt, ik zou geen woord aan We houden vol wijden als het project niet de moeite waard was. We houden vol is nu in zijn derde week, werkdagelijks behalve woensdag, direct na het NOS Journaal. Zeven minuten duren de portretjes van mensen die, door corona gedwongen, anders moesten gaan denken, voelen, doen, leven. Waarbij ‘volhouden’ eigenlijk nog zwak uitgedrukt is: het betreft vaak verbetering, verrijking, ontdekking, nieuwe wegen en dat alles ‘dankzij’ een virus dat veel meer kapot maakt dan ons lief is – van longen tot sociale betrekkingen; van zorgsystemen tot inkomenszekerheid; van dans tot dance; van toneel tot symfonie. Maar hier zien we straaltjes in duisternis, tekenen van hoop. Als morele plicht. Hoe schrijnend ook het verschil met mensen, groepen, gemeenschappen die louter verlies ervaren: natuurlijk moeten positieve verhalen óók verteld. In tegenstelling tot de erbarmelijke vox-popjes in het Journaal (‘tjonge, het is wat met die mondkapjes/drugslaboratoria/liquidaties’; ‘dan komt het opeens wel heel erg dichtbij’) is dit nou echt zinvolle ‘gewone-mensen-televisie’.

Ik zag de eerste twee weken, dus acht afleveringen. Esther uit Arnhem (29), hardwerkend, dito feestend, drinkend en rokend tot het randje en ver daar overheen. AA hielp, maar ze viel terug. Vakantie op Curaçao als dat in lockdown gaat en er geen druppel meer te krijgen is. Dan komt het besef dat dat gejank naar drank van haar lijf en geest, die slavernij, niet eeuwig mag blijven. Dat ze de onderliggende problemen te lijf moet. Tot nu met succes en dank aan corona en opnieuw AA. Ze voelt zich een vrij, beter mens.

Gönül (49). Die ken ik, dacht ik verbaasd. En inderdaad: ze blijkt de competente bedrijfsleider in een kringloopwinkel die door Frank Wiering geportretteerd is. Misschien is Wiering ook van dit portretje de regisseur: credits ontbreken helaas bij alle filmpjes. Zij is Turks, maar al lang in Nederland, met alle verworvenheden en problemen die biculturaliteit oplevert. Zoals de vraag wie en wat je eigenlijk bent, waar ‘thuis’ is. Door corona ging ze in vrije tijd lopend haar omgeving, Apeldoorn, verkennen. Met als winst het besef dat ze dankzij de natuur overal thuis kan zijn. Het is haar gegund. Maar als kijker is me dat net te vaag, te algemeen: dan ben je dus bijna overal thuis. Maar mooi is dat ze ons in gedachten meeneemt naar haar overgrootmoeder op het Turkse platteland, bij wie ze als kind vaak logeerde. Waar de liefde voor natuur ontstond. Maar ook het besef dat alles herbruikbaar is. Niets gooide overoma weg (‘er was geen afvalemmer’). Dat komt uiteraard voort uit een armoe-economie maar is ook, positief, gebaseerd op respect voor voorwerpen, dingen, spullen die tweede en derde levens kunnen krijgen. Haaks op een wegwerpeconomie. Als je dat weet lijkt Gönüls Kringloop-carrière logisch voortgevloeid uit wat het meisje ooit bij de kweepeerboom van de oma van haar moeder leerde. Zo direct gaan dingen natuurlijk niet, maar treffend is het wel.

Er is Hetty (76), zelf oma, voor wie de geplande vakanties naar Spanje en Noorwegen (ja, veel bejaarden zijn rijk) niet door konden gaan, terwijl ook tennis en bridge wegvielen. Zij besloot de voorwerpen in haar huis en hun geschiedenis te gaan beschrijven voor kinderen en kleinkinderen. In de hoop dat die ze dan ook zouden gaan koesteren (zie Gönül). Ze begon met het fruitmesje uit 1922 van de opa van wijlen haar man, inclusief een piepklein stukje sociale geschiedenis. Een skypegesprek daarover met het jonge kleinkroost geeft nog niet veel hoop (een misprijzend ‘die spullen zijn toch al tweeduizend jaar oud’), maar wijsheid kan komen.

Er is Ashkan (35), kind van Iraanse ouders die om hunnentwil bedrijfskunde studeerde en op de Zuidas belandde, maar die het roer omgooide en succesvol fotograaf werd, gespecialiseerd in het duurdere culinaire werk. Tot corona kwam, dat dubbel gevaarlijk bleek: financieel en medisch. Zijn fikse overgewicht vormde een groot risico. Hij vond zichzelf opnieuw uit: sloeg aan het trainen en vond een nieuwe markt in portretfotografie. Mooie foto’s ook van het plots leeg geworden Amsterdam.

Of Tamara (51), werkzaam in de schuldhulpverlening, die verdriet had door corona maar vooral vrijheid ontdekte. Door noodgedwongen thuis te werken kreeg ze veel meer mogelijkheid haar tijd zelf in te delen en te trainen voor de marathon in haar eigen Rotterdam. En, even belangrijk: ze ging voorheen elke zondag naar dezelfde kerk maar doordat kerken diensten gingen uitzenden kon ze nu vrij kiezen: fantastisch. ‘Zappend is mijn geloof dieper geworden.’ Ze blijkt het meest van zingende, veelal vertrouwde zwarte kerken te houden en danst thuis vrolijk mee.

Dan Deniz (30), mode-illustrator en docent, die zijn inspiratie altijd uit een druk sociaal leven putte. Dat plotseling stilviel, net als zijn opdrachten. De muren kwamen op hem af. Partner Jesse zag met lede ogen aan hoe Deniz uit angst voor het virus gans het huis met bleekwater bewerkte. ‘Je moet iets gaan ondernemen.’ Dat deed Deniz. Hij zette in woonplaats Eindhoven een hardloopclubje voor gay expats op. In het besef hoe zwaar het juist buitenlandse homo’s moest vallen dat de mogelijkheid tot sociaal contact nagenoeg verdween. Ook of juist als ze nog niet uit de kast waren, waar hij zelf zo lang mee geworsteld had, deels, vermoed ik, vanwege Turkse achtergrond. En we zien ze lopen. Ze geven niet op.

Voor wie de witte man mist: er waren er twee. Eerst Bert (65), Limburgse vrachtwagenchauffeur. Hij is de enige patiënt in het tableau. In het ziekenhuis vroeg de arts of hij moest reanimeren in geval van een coma. Bert verbijsterd: geen idee hoe ziek hij was. Vriendin Jolande werd later zelfs gebeld om afscheid te komen nemen. Nog schiet hij vol, zoals vele overlevers – vanwege wanhoop en verdriet van toen en vanwege het mirakel dat hij gered is, het gered heeft. Bijzonder is dat die twee elkaar pas kort kenden. Twee oudere mensen in de eerste fase van een nieuwe relatie. Apart wonend. Duidelijk was dat als hij zou overleven de revalidatie zwaar en langdurig zou zijn. ‘Voor mij was het meteen beklonken’, zegt Jolande: ‘Hij komt bij mij.’ Vanzelfsprekend kennelijk, want ‘geen seconde getwijfeld’. En daardoor voor hem ook. Alsof ze veertig jaar getrouwd zijn zorgt ze nu en gaat mee naar alle revalidatieoefeningen en artsbezoeken. Hij is ten diepste dankbaar. ‘We zijn samen’, zegt ze, ‘en dat koesteren we.’ Nooit had hij heimwee op zijn vrachtwagen. Nu heeft hij dat als hij één dag naar zijn eigen huis is. Het is roerend. Om het sterker te maken: op de intensive care sliep hij drie etmalen niet omdat hij bang was te ‘gaan’. Niemand zegt, maar wij denken: hij wilde vooral niet gaan en slapen vanwege het beste dat een jongbejaarde, wat zeg ik, een mens kan overkomen. En we denken: was het andersom ook zo gegaan? Als Bert het gewild zou hebben, zou hij het ook ‘vanzelfsprekend’ gevonden hebben? Zou hij het kunnen, het volhouden? Speelt hier niet ook de rolverdeling tussen vrouwen en mannen, in die generatie, die sociale groep? Sociologisch denken is soms de pest. Leve de love story.

Ten slotte Sjors (38), ‘creative director’ die fotoshoots bedacht en organiseerde all over the world. Druk, druk druk, adrenaline, kicken. Workaholic. Zijn vrouw zorgde voor de kinderen. Bij het snelle leven hoorde dat hij altijd het nieuwste van het nieuwste moest hebben. Dat kost wat, letterlijk en figuurlijk: het huwelijk liep spaak. Om het weekend had hij de kinderen – ongemakkelijk voor alle partijen. Toen kreeg de nieuwe vriend van zijn ex coronaverschijnselen en moest hij de kinderen twee weken nemen. Mede mogelijk doordat het werk stillag. Wat denk je? Hij genoot. De kinderen ook. Nu is hij een bureautje voor zichzelf begonnen om over eigen tijd te beschikken en zorg en opvoeding werkelijk met zijn ex te delen. Die daar, net als de kinderen, blij mee is. Geld is veel minder belangrijk geworden dan met zijn kids marshmallows in een vuurtje te smelten. Als dit een korte speelfilm was geweest, had ik het niet gepikt: zoeter dan dat smeltspul. Maar Sjors is maar al te echt. En overtuigend. Ja, dit is Saulus die Paulus wordt (al gaat die vergelijking feminisme-gewijs behoorlijk mank), maar, en dus, behoorlijk blijmakend. Bert kreeg zorg als geschenk; Sjors leerde zorgen en ook dat blijkt geschenk. Halleluja.


EO/KRO-NCRV/VPRO, We houden vol, maandag, dinsdag, donderdag, vrijdag, NPO 1, aansluitend op het Acht uur-Journaal