
‘Als hij zijn ogen sloot, kon hij de zee horen ruisen. Hij wist zeker dat als God een gedaante had, Hij de zee zou zijn, zinloos klotsend in Zijn onmetelijkheid.’ Zo begon het verhaal Zuidland, uit de gelijknamige bundel waarvoor P.F. Thomése in 1991 de AKO Literatuurprijs zou ontvangen.
Nederland houdt op bij de zee, schreef Remco Campert later, verder denken we niet. Het buitenland is precies dat: buiten het land. En dus denken we, als we aan Nederland in 1991 denken, niet aan Operation Desert Storm, waarbij de troepen van Saddam Hoessein uit Koeweit werden verdreven en in Irak opgerold; niet aan India, waar premier Rajiv Gandhi omkwam bij een bomaanslag; niet aan de ontbinding van het Warschaupact en niet aan de mislukte couppoging in de Sovjet-Unie, waarna het wereldrijk in luttele weken implodeerde en de Oostblokrepublieken zich één voor één onafhankelijk verklaarden.
Nee, Nederland had het druk genoeg met de eigen temperatuur. Want ‘Nederland is ziek’, had premier Lubbers een jaar eerder nog gezegd, uit cynisme, toen het land dreigde af te stevenen op één miljoen arbeidsongeschikten. In 1991 maakte het kabinet bekend te willen snijden in de ziektewet en de wao: Lubbers III wilde uitkeringen verlagen en werknemers dwingen bij langere ziekte maar vakantiedagen op te nemen, terwijl het begrip ‘passende arbeid’ werd opgerekt. Een kwart miljoen demonstranten trok naar Den Haag, om onder het motto ‘handen af van de wao’ te protesteren.
Acht jaar eerder stond er een nog grotere massa op het Malieveld, meer dan een half miljoen, toen om te demonstreren tegen kruisraketten. Ze werden aangemoedigd door Wim Kok. ‘Weg met de oorlogsdreiging’, scandeerde hij met overslaande stem. Maar in 1991 stonden die demonstranten niet achter hem, maar tegenover hem. Kok was de vice-premier van het kabinet, oud-voorman van de fnv, to add insult to injury. Zelden zal hij zich minder geliefd hebben gevoeld in de politiek, zelden zal een potentieel minister-presidentschap verder weg hebben geleken.
Was er helemaal geen buitenland? Jawel, maar dan binnen de eigen grenzen. Voor het eerst begon het vreemdelingendebat zich te roeren, over de toelating en opvang van asielzoekers, al werd dat debat al snel heel letterlijk opgeblazen door de linkse actiegroep RaRa: in de ochtend van 13 november werd er op het huis van staatssecretaris van Justitie Aad Kosto in Grootschermer een bomaanslag gepleegd. Het huis brandde af, Kosto bleef ongedeerd. Het was niet de enige aanslag die dat jaar veel media-aandacht kreeg – in juni werd Klaas Bruinsma op de stoep van het Hilton doodgeschoten – maar wel de eerste gerichte aanslag op een Nederlandse politicus, en zoals een decennium later zouden uitwijzen, niet de laatste.
Lees de profielen in dit tijdvak (1991-1995):
- Wim Kok (2) - De man van het midden, door Marcel ten Hooven
- Feestondernemer Duncan Stutterheim (1) - Hoe de polder massaal ging housen, door Joost de Vries
- Wijkagent Pieter Jelsma - Toen de politie nog gewoon op straat was, door Rutger van der Hoeven
- Internetpionier Michiel Mol - Van Lost Boys naar ruimtetoerisme, door Irene van der Linde
Lees hier de inleiding bij onze dubbeldikke special:Afscheid van een tevreden natie - onze recente geschiedenis in portretten
Bekijk hier de inhoud van de hele special, inclusief alle andere tijdvakken en profielen
Nog geen abonnee en dus geen toegang tot de digitale editie? U leest De Groene digitaal al vanaf 4,95 voor één week.
De verhalen zijn ook te lezen via Blendle: Kok; Stutterheim; Jelsma; Mol