Al in 2008 werd er gespeculeerd over een eerste proefverlof voor Volkert van der Graaf. Dat zou een prachtig onderwerp zijn voor een film, bedacht ik. En zo gebeurde het dat ik voor de EO de film De terugkeer van Volkert begon te schrijven. Producent Paul Voorthuysen zou deze Telefilm realiseren. Alle lichten stonden op groen. Ik begon na te denken over de aanpak. Het moest een zogenaamd what if-drama worden: een hypothetisch verhaal over het moment dat de moordenaar van Pim Fortuyn voor de eerste keer een weekend vrij zou mogen rondlopen.

Bij zo’n what if-uitgangspunt is het nodig dicht bij het meest waarschijnlijke te blijven. Het publiek moet mee kunnen gaan met alle uit de duim gezogen veronderstellingen over de nabije toekomst die in de film worden voorgeschoteld. Wordt er te veel gefantaseerd, dan dreigt het verhaal inderdaad fantasy te worden en verliest het overtuigingskracht. Daarom moet een verhaal over wat er kan gebeuren tijdens Volkerts eerste proefverlof anticiperen op navoelbare karakters en situaties. ‘Ja verdomd, zo zou het kunnen gaan.’

Om de zaak een inhoudelijk fundament te geven, nam ik direct een grote beslissing: het verhaal gaat niet in de eerste plaats over de figuur Volkert, maar over Nederland zelf. Het geheel van de karakters moet representatief zijn voor de emoties en meningen die in ons verweesde land rondgaan. Een mozaïek van reflecties moest het worden. De stand van het land, opgehangen aan dat proefverlof. Ik stel hiermee impliciet de vraag: hebben we vergelding helemaal uitbesteed aan justitie? Wat is de ruimte nog voor eigenrichting? Het zou een thriller kunnen worden.

Thematisch besloot ik dus tot wraak, vergelding en vergeving. Deze drie thema’s wilde ik verdelen over de karakters en instanties rondom dit verhaal van Volkerts eerste proefverlof. Er is de vergelding van de rechtsstaat op een misdadiger. Voorts de wraak van de door Volkert en zijn radicale milieuclubs gedupeerde veeboeren. Daarnaast de afrekening door fortuynisten die hun gedroomde minister-president op het asfalt van het mediapark zagen liggen. En dan is er natuurlijk ook nog Volkerts eigen opgebouwde rancune tegen een samenleving die hem heeft opgesloten op beschuldiging van een daad die hij zelf als onvermijdelijk en zegenrijk beschouwde. De mogelijke vergeving reserveer ik voor mensen in de privé-ruimte om Volkert heen.

Ik bedacht reclasseringsmedewerkers die Volkert met veel gps-techniek in de gaten moeten houden; een man en een vrouw. Zij zullen tijdens de 36 uur van het proefverlof niet afgelost worden om de kans op uitlekken van de verblijfplaats te verminderen. Een van hen ontpopt zich gaandeweg als een pure revanchist: ‘Ik ben niet tegen doodstraf, mits rustig en langzaam uitgevoerd.’ De ander neemt haar werk min of meer serieus, maar is verder totaal onverschillig. Zij belt tijdens het saaie monitoren van Volkerts bewegingen met haar gezin.

Hebben we vergelding helemaal uitbesteed aan justitie? Wat is de ruimte nog voor eigenrichting?

Twee andere karakters die de temperatuur in Nederland tastbaar moeten maken, zijn een broer en een zus die zo’n dertien jaar geleden – en gewaarschuwd door de hond – hun vader zagen bungelen aan een touw in de hooischuur achter de boerderij. Hun vader werd door Volkert en zijn kameraden van de Vereniging Milieu Offensief zo lang getreiterd en gedwarsboomd dat hij ten einde raad zelfmoord pleegde. De zoon heeft gezworen zijn vader te wreken. Deze casus baseerde ik op de tweeduizend procedures die ‘milieufundamentalisten’ tot in de Hoge Raad aanspanden tegen veehouders in de Gelderse Vallei. Veruit de meeste zaken werden door Volkert en de zijnen gewonnen.

De verhaallijn van de broer en zus die lijden onder wat hun vader is aangedaan, houd ik daarmee zeer dicht bij het waargebeurde. De zoon grijpt naar een wapen als hij hoort waar Volkert de 36 uur van zijn proefverlof doorbrengt; dat is vlakbij, nota bene in het gebied waar Van der Graaf zoveel ellende heeft aangericht. De zoon gaat voor eigen rechter spelen. ‘Die klootzak heeft tegen pa geroepen dat de dierenindustrie een nieuwe Holocaust is!’

Volkerts vriendin en zijn dochtertje – elf jaar, want kort voor de moord geboren – zijn ook belangrijke rollen. Zij zijn níet verzonnen en dus geef ik ze andere namen, niemand wil immers dat deze twee onschuldige mensen nog meer verdriet krijgen. Daarom ook laat ik hen beiden in de dialogen vooral reflecteren. De vriendin vraagt of Volkert spijt heeft. Hij antwoordt: ‘Ik word gestraft voor wat ik gedaan heb, dat is niet erg, omdat ik weet dat ik veel kwaad heb voorkomen. Als de eerste aanslag op Hitler gelukt was, dan had de wereld er ook beter voor gestaan.’

Met de directe verwanten van Volkert haal ik het sentiment en de emotie in het verhaal. Via de vriendin kan de prangende vraag naar trouw en vergeving worden gesteld. Zij heeft intussen een andere vriend en wil niet met Volkert slapen. Hij begrijpt dat, maar: ‘We hoeven geen seks te hebben, alleen… dat er iemand naast me ligt die ademhaalt.’ Zij stikt nog steeds van woede over wat hij hen aangedaan heeft, maar kan de tunnel van het onomstotelijk gelijk waarin Volkert zichzelf manoeuvreerde navoelen. ‘Iemand zal je moeten aanraken.’ Volkerts dochtertje heeft haar eigen mechanisme om met de schuldige afwezige vader om te gaan. ‘U bent papa niet. U bent de tweelingbroer van mijn echte vader, die in de woestijn is. Daar is-ie verdwaald en ik ga hem daar opgraven, later.’

En dan is er Volkert zelf. De Groene Robin Hood behandel ik afstandelijk en bijna vlak. Ten eerste omdat hij zich tijdens zijn eerste proefverlof goed wil gedragen, maar meer omdat ik het accent op de andere personages wil leggen. Hoe vreemd het ook mag klinken: Volkert mag niet te veel aandacht trekken, want het grote drama zit niet bij hem, maar bij de anderen, zij die de Nederlandse bevolking representeren. Ik geef Volkert wel een voorstelbaar probleem: zijn vriendin heeft intussen die ander en wil niet blijven slapen. Volkert probeert haar over te halen.

Een mozaïek van reflecties moest het worden. De stand van het land, opgehangen aan het proefverlof

Om in de film toch de geest van Pim Fortuyn voelbaar te maken, gebruik ik een schrikeffect: als Volkert ‘s morgens het gordijn opentrekt, grijnst een meer dan levensgrote Pim Fortuyn hem aan. Iemand heeft ’s nachts een verkiezingsposter van de lpf op het raam geplakt. Volkert raakt ervan in paniek. Tussen dit alles door zijn er scènes waarin Volkert zijn dochtertje verhaaltjes vertelt over konijnen die als proefdier worden gebruikt en die papa heeft helpen vluchten. Terzijde: ik merkte dat Volkert nooit sentimentele gevoelens voor dieren heeft gehad. Alles ging bij hem via ideologie en ratio.

Een kleine, maar cruciale rol is er voor de campingeigenaar. Hij werkt vaker samen met justitie als op zijn terrein in de winter een veroordeelde aan de vrijheid mag ruiken. Die gedetineerde zit dan met partner of familielid in een eenvoudig huisje midden in het bos. De campingbaas kent de namen van zijn bijzondere gasten nooit, maar in ons geval begrijpt hij direct dat het om Volkert van der Graaf gaat. Hij doorbreekt de code en lekt naar de broer en zus – min of meer zijn buren. ‘Die misdadiger die jullie vader de dood heeft ingedreven zit nou in mijn huisje Framboos!’ Nog diezelfde avond zal de campingbaas een revolver onder de matras van Volkert stoppen.

Met die acties van de campinghouder wordt alles op scherp gezet, zeker als Volkert de volgende ochtend met zijn dochtertje naar de Oostvaardersplassen rijdt. Dit mag hij doen als hij binnen een corridor van twee kilometer breed in noordelijke richting blijft. Volkerts vriendin gaat een paar uur naar haar vriend in Utrecht, maar ze zal die avond Volkert terug naar het gevang brengen.

De auto waarin Volkert rijdt, wordt op afstand gevolgd door het tweetal van de reclassering en door het Landelijk Controle Centrum, waar de auto als een groene stip over de monitors schuift. De zoon van de veeboer volgt in het geheim ook. In paniek is zijn zus naast hem gaan zitten, om haar broer van een wanhoopsdaad af te houden.

Enige tijd zit Volkert genoeglijk met zijn dochtertje in een observatiehut naar de paarden, de vogels en de herten te kijken. Dit is een mooi moment voor bespiegelingen over de motieven van Volkert. ‘Lieverdje, wie een dier redt, die redt de hele schepping.’ Waarna het meisje vraagt: ‘Maar vond u het dan niet erg dat de hondjes van mijnheer Fortuyn geen baasje meer hadden?’ Terwijl deze haast idyllische scène zich ontrolt, zien en horen we in shots en dialogen hoe Volkert en zijn dochtertje vanuit verschillende standpunten in de gaten worden houden.

De EO concludeerde dat verfilming de resocialisatie van Volkert in de weg zou staan. Men vreesde rechtszaken

Het geheel van die verschillende plotlijntjes liet ik uitmonden in een heuse shootout tussen Volkert en de wraakbeluste zoon, waarbij Volkert het pistool gebruikt dat de campingbaas onder z’n matras schoof. Konikpaarden kijken toe hoe de twee mannen met hun wapens elkaar bedreigen. Het eindigt ermee dat Volkert gewond en geboeid wordt meegesleurd naar de boerderij. Zijn enkelband is met een meegebrachte betonschaar doorgeknipt. De zoon zal voltrekken waar zijn vader niet aan toe is gekomen.

Wat ben ik aan het doen? Wat wil ik eigenlijk meedelen met deze gelaagde vertelconstellatie? Is een thriller wel het goede genre? Ik ga te rade bij collega Moniek Kramer. Haar scenario Lucia de B. is based on a true story, maar ook in zo’n geval moet de schrijver zich niet alleen bezig houden met hóe vertel ik het, maar vooral met waarom vertel ik het; en wat ik wil ten diepste beweren met dit verhaal? Wilde ze Lucia rehabiliteren?

‘Niet per se’, zegt Moniek Kramer. ‘Ik was gefascineerd: dit was een voorbeeld van de vrouw als heilige, heks en hoer. En ik geloofde zelf de pers indertijd ook! Hoe konden die onderbuikgevoelens ontstaan? Was Lucia een zondebok? Was dit klassenjustitie? Over die vragen wilde ik een film maken. Maar ik wist meteen: je hebt fictie nodig om de feiten te kunnen tonen.’

Wilde ze dan helden creëren, een pleidooi houden voor de mensen die vochten om Lucia’s onschuld te bewijzen? ‘Natuurlijk, de klokkenluiders waren absolute helden. Ze raakten er overigens pas na vier jaar echt bij betrokken. Helaas kregen ze van de boeken die ze over de zaak schreven het auteursrecht niet. Maar er was daarnaast toch zo ontzettend veel informatie, er waren zo veel onderzoeken, rechtbankverslagen, betrokkenen. We moesten het scenario beperken, op zeker moment was het zestig scènes te lang.’

Hoe destilleerde je uit dat reservoir, uit die zes jaar gevangenschap van Lucia, een duidelijk point of view, vraag ik. ‘Een ding was voor ons duidelijk’, zegt Kramer. ‘We wilden Lucia niet nog eens kwetsen, voor haar moest het gevoelsmatig “kloppen”. Ik zocht tegenover Lucia als passief personage een meteen actief opererend karakter. Een karakter dat ik een draai van 180 graden kon laten maken. Dat werd de fictieve Judith, parketsecretaris. Zij verenigt in zich zowel de blinde vlekken van het OM, als later de argumenten van de klokkenluiders. Mijn what if was: wat als iemand bij het OM z’n mond had opengedaan? Er was zo veel ruimte voor twijfel. Ik wilde een film van maken die ging over al die fatale schijnbewegingen rond Lucia. De film moest de waarheid benaderen, vond ik, maar de waarheid is altijd een projectie. Het was niet eenvoudig trouwens.’

Kalff Katz Advocaten stelde een disclaimer voor: ‘Elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen berust op toeval’

Hoe moet ik De terugkeer van Volkert laten eindigen, wie gaat verliezen? Waar zit de tragiek? Wie is de held? De zwaar geboeide Volkert ligt op de keukenvloer, boven hem staat de zoon, die zich de rol van rechter aanmeet. Hij vertelt hoe zijn vader gek werd van woede toen op een nacht alle stallen werden opengezet door Volkert en diens trawanten.

Als Volkert even later zegt: ‘Er is geen verschil tussen een mens en een dier’, bezegelt hij daarmee zijn lot. De zoon sleurt Volkert naar de plek waar zijn vader zich heeft verhangen. Met veel moeite zet hij Volkert op een kruk en knoopt hem op aan de hoogste balk. Volkert roept nog: ‘Die campingbaas aast op jouw land. Hij heeft jou opgenaaid om achter mij aan te gaan en hij heeft bij mij dat pistool onder m’n matras geschoven. Hij hoopte dat ik jou zou afschieten. Omdat jij je laatste stukkie land niet aan hem wilt verkopen, om die camping uit te breiden! Is-ie van jou af en ik ben toch al een moordenaar!’

De zoon raakt totaal overstuur en aarzelt. Dan bindt hij de oude lievelingshond van zijn vader vast aan de kruk. Zolang de hond blijft zitten, leeft Volkert. Als de hond de kruk wegtrekt, is Volkert dood. Een dier zal rechter zijn. ‘Mens en dier zijn gelijk, toch?’

We lieten het scenario lezen aan Kalff Katz Advocaten. Zij meldden dat bij realisatie van deze film de grondrechten van vrijheid van meningsuiting en het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zouden bosten. Er is weinig jurisprudentie op het gebied van boeken, film et cetera. De vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, maar een kunstuiting mag geen rechtvaardiging zijn voor een inbreuk op goede naam of privacy.

Er schiet me iets te binnen: ooit schreef ik in mijn televisieserie De prins en het meisje dat een vriendin van Mabel Wisse Smit haar een drugskoerier noemt. Op basis van gesprekken met mensen uit Mabels omgeving concludeerde ik dat dit waar was. Er kwam wat gedoe over. Maar het liep vast, want als in een film een deels verzonnen karakter iemand uitscheldt voor drugskoerier, wat is dan feitelijk waar van die beschuldiging? Kan in welke vorm van fictie dan ook onomstotelijk bewijs geleverd worden?

Iets vergelijkbaars: de organisatie Lekker Dier wordt in mijn scenario over Volkert een fascistische organisatie genoemd. Een getergde boer roept dat. Lekker Dier bestaat weliswaar niet meer, maar er is een rechtsopvolger, dus dat kan lastig worden. De advocaten stelden voor om Lekker Dier een andere naam te geven. Kalff Katz raadde ons ook aan om Volkerts bekentenis – tegen zijn dochtertje – dat papa dieren had bevrijd te schrappen. En ze stelden in dat verband een disclaimer voor. Voorafgaand aan de film zou dan de tekst verschijnen: ‘Elke gelijkenis met bestaande personen of gebeurtenissen berust op toeval.’ Ik vond dit lachwekkend. Aan De prins en het meisje (en ander tv-drama) lieten we voorafgaan: ‘Dit is een gedramatiseerde interpretatie van historische gebeurtenissen, waarbij algemeen bekende feiten gerespecteerd blijven.’ Maar dat kan niet bij Volkerts what if-drama, want in de toekomst bestaan geen feiten.

Alles stond klaar om de telefilm De terugkeer van Volkert te gaan draaien. Toen werd producent Voorthuysen gebeld door de Evangelische Omroep. Zij hadden het scenario ook door een jurist laten lezen en die concludeerde dat verfilming van dit script de resocialisatie van Volkert van der Graaf in de weg zou staan. Men vreesde rechtszaken. Volkert heeft een reputatie. Hij eiste ooit van De Telegraaf zo’n 25.000 euro omdat die krant had gesuggereerd dat hij betrokken was bij een eerdere moord, en in de gevangenis maakte Volkert een zaak van het feit dat hij zijn eigen vitamine-B12-tabletten moest betalen. Kortom, de film was van de baan.

Ik wilde het klamme zweet laten zien dat ons uitbreekt bij de gedachte dat een man die een belangrijk politicus vermoordde straks weer vrij is. Het ging niet door. Het klamme zweet bij een omroep voorkwam realisatie van de film. Maar what if


Ger Beukenkamp is scenario- en toneelschrijver. Hij schreef eerder scenario’s die zijn gebaseerd op de werkelijkheid, zoals Emily, of het geheim van Huis ten Bosch, De prins en het meisje en Den Uyl en de Affaire Lockheed.