Ik was deze week op stap met een stel jonge leraren. Enthousiaste types uit alle varianten van het lager en middelbaar onderwijs die ondanks veel tegenslag blijven nadenken over hoe ze hun vak beter kunnen uitoefenen. Al luisterend naar hun verhalen waande ik me in een land tussen de DDR en Zimbabwe: Onderwijzistan, waar de effecten van ongecontroleerde regelgroei alleen worden getemperd door geldtekort.

Veel van de lerarenzorgen zijn overbekend: het personeels tekort door karige salarissen, de lekkende wc-potten door krappe budgetten, de over elkaar heen tuimelende onderwijs«vernieuwingen». Maar de toon in de gesprekken werd gezet door het erbarmelijke niveau van de dagelijkse leiding van hun scholen. Klagen over de baas is natuurlijk een eerste levensbehoefte. Toch hebben deze leraren recht van zeuren. Soms zijn het conciërges die een terreurbeleid voeren. Ze weigeren categorisch studie materiaal voor de leerlingen te kopiëren, of zijn «tegen» schoonmaken van de school. Dat doen de docenten dan maar zelf. In andere gevallen zijn het gymleraren, die geen nakijkwerk hebben maar niet bereid zijn extra te surveilleren tijdens examens om de werklast eerlijker te verdelen. Dan weer zijn het oudere docenten, die vertikken een computer aan te leren zetten waardoor een hele school geen e-mail kan gebruiken.

Wat overal hetzelfde is: niemand tikt de dwarsliggers op de vingers. Het zou maar onrust veroorzaken in de kleine leef gemeenschap die mijn school is, denkt de schooldirecteur steevast. Dat is meestal een docent die na het lesgeven aan de oudste klassen eens iets anders wilde. Hij heeft nooit echt doorgeleerd in het besturen van een steeds minder eenvoudige organisatie als een school. Aan dat amateurisme stoort deze nieuwe generatie docenten zich behoorlijk.

Binnenkort krijgt het onderwijs een enorme zak geld uit Den Haag. Het is tenslotte een van de grootste politieke prioriteiten van zo'n beetje de hele Tweede Kamer, waar iedereen erkent dat de situatie zo niet kan voortduren. Van die zilvervloot in aantocht leken deze jonge leraren zich maar half bewust. En wat, zo vroegen ze zich af, als al dat geld in handen komt van die onhandige schoolleiding van ons? Dan zien we er natuurlijk geen snars van terug — niet in extra salarissen, niet in betere ondersteuning en niet in beweegbare schoolborden.

Er was nog iets anders dat op viel na enige uren terloops over de grote kwesties in het onderwijs te hebben gesproken. Het was een woord dat geen van de jonge leraren in de mond nam: ouders. Vreemd, want vaders en moeders zijn de leverancier van de primaire grondstof. Die ouders zullen zo zoetjesaan toch ook grote belangstelling krijgen voor wat dat extra belastinggeld voor het onderwijs hun eigen kroost precies oplevert.

Ik voorzie een gouden toekomst voor een pact tussen de nieuwe generatie docenten en de ouders van hun leerlingen — het volksfront tegen slechte schooldirecteuren. Het volksfront kan, met de groeiende onderwijs budgetten als stok achter de deur, met recht vragen om het onmiddellijke vertrek van bazen die nog niet eens in staat zijn het gebouw schoon te laten houden. Hier gloort de eerste serieuze onderwijsvernieuwing sinds de invoering van de leerplicht.