Het Nationale Ballet repeteert buiten, 1963 © Maria Austria / MAI

Op de foto’s van Maria Austria is het een komen en gaan. Van muzikanten, van theatergezelschappen, van het circus, van grote sterren op tournee maar ook van onbekende wereldburgers, verzeild geraakt op een plek waar ze niet (langer) thuishoren. Er zijn de vijfhonderd oorlogswezen uit Roemenië die werden opgevangen in ‘Kinderdorp Ilaniah’ in Apeldoorn voordat ze naar de nieuwe staat Israël werden gebracht, de achterstandsgezinnen uit de grote steden in Nederland die voor een heropvoeding gedwongen naar bijvoorbeeld Kamp Asocialen Drenthe moesten, de joden die terugkeerden uit kamp Westerbork. Op de stranden van Scheveningen en Egmond aan Zee stonden de door de Duitsers opgeworpen versperringen nog spits en grillig wind te vangen.

Na de Tweede Wereldoorlog werd er geschoven met groepen mensen als waren het hopen stenen, die hier niet nodig, ongewenst of anderszins niet op hun plek waren en daar gaten konden vullen, pas op de foto’s van Austria vallen ze uiteen in individuen. De afsnijdingen zijn abrupt, de contrasten in het hoofdzakelijk zwart-witte oeuvre hoog. Haar zus Lisbeth was getraind als textielontwerper aan het Bauhaus, waar de Nieuwe Zakelijkheid haar oorsprong had, en samen met haar was ze een bestaan in Amsterdam begonnen met het bureau Model en Foto Austria, waar ze de naam van behield.

Austria, geboren in 1915 in Karlsbad als Marie Oestreicher, kwam zelf in 1937 met de stroom joodse vluchtelingen uit Duitsland en Oostenrijk aan in Amsterdam via Wenen, waar ze al even als fotografe werkzaam was geweest. Direct na de oorlog, die ze deels ondergedoken doorbracht, waarin ze actief was in het verzet en waarin ze haar moeder, broer en schoonzus verloor, richtte ze samen met anderen het fotobureau Particam op. Theaterfotografie werd de specialiteit, Austria werd huisfotograaf van het Holland Festival, maar de tentoonstelling Maria Austria: Leven voor de fotografie in het Joods Historisch Museum toont voor het eerst het volledige oeuvre: niet alleen de sterren maar ook de reportages van de sociale, economische en culturele wederopbouw van het land die ze tot in de jaren zestig maakte. De paasgele wanden hangen vol met karakters uit die tijd, met gerepatrieerde en gedemobiliseerde militairen uit Indonesië, met ontheemde mensen tijdens de Watersnoodramp, met de eerste ‘vreemdelingen’ in het land, met Maria Callas in het Concertgebouw. Want na de oorlog gingen volksverhuizing en tournee door.

De enige serie op de tentoonstelling die vrij bleef van mensen is de reportage die Austria in 1954 in opdracht van Otto Frank maakte van het Achterhuis. Tegenover de lange wand met alle reuring uit de twintigste eeuw is de tijd hier voelbaar stil blijven staan. Aan de muur in de kamer van Anne Frank hangen nog de knipsels die het meisje daar had opgehangen, ook een foto van een blond kind die was gemaakt door Austria, in 1941 in de Libelle gepubliceerd onder een andere naam, want beroepsfotografie was joden toen al verboden.


Maria Austria: Leven voor de fotografie, t/m 2 september in het Joods Historisch Museum in Amsterdam. De tentoonstelling is gebaseerd op het boek van Martien Frijns, Maria Austria: Fotografe (AFdH Uitgevers)