Welke uitslagen vanavond ook zullen binnenrollen, de verkiezingen van 15 mei 2002 gaan op voorhand de geschiedenis in als de meest bizarre sinds mensenheugenis. En ook als de meest riskante. Niets minder dan de democratie staat op het spel. De knusse Nederlandse consensus, zoals in buitenlandse bladen het polderwonder van begin jaren negentig wel eens schertsend werd genoemd, is in luttele maanden omgeslagen in een radicale antistemming waarbij niets wat in de afgelopen jaren is uitgericht nog deugen kon. De Nederlanders zijn verwend, analyseerde The Economist nog slechts twee weken geleden. Zo slecht gaat het niet in de zorg, zo slecht gaat het niet in het onderwijs en ook de politie is in vergelijking tot andere landen niet de meest beroerde.
Maar om zorg, onderwijs en veiligheid gaan deze verkiezingen allang niet meer. In de neerwaartse spiraal van de laatste weken lijkt vooral de Nederlandse politieke cultuur de inzet van de verkiezingen te zijn geworden. Het Nederlandse overlegmodel zou wellicht ietwat doorgeslagen zijn, concluderen de Britse onderzoekers van The Economist in navolging van veel analyses die ook hier te lande in kleine kring met enige regelmaat te horen waren. Nog voor een mening uitgesproken was, leek er onder acht paarse jaren overeenstemming over het betreffende onderwerp. Iedereen redeneerde in de richting van hetzelfde compromis. Waar meningen er niet meer toe doen, is het niet meer noodzakelijk een oordeel te formuleren.
Dat leidt tot onverschilligheid. Hannah Arendt schreef dat al.
Dat een en ander kon leiden tot een zo massale volksopstand hadden ook de scherpste critici van het bestel de afgelopen jaren niet in de smiezen. De al jarenlang gesignaleerde afstand tussen burger en politiek bleek nog groter dan iedereen altijd al dacht. Terwijl campagnes én verkiezingsonderzoek werden stopgezet, bracht de nasleep van de moord op Fortuyn de beste peiling van de sociaal-culturele staat tot stand. Of tenminste de peiling met de meeste invloed.
De burgers die massaal het vertrouwen in de democratie hebben verloren en daar op straat blijk van gaven, werden door de gevestigde partijen niet bepaald gerustgesteld. Demissionair premier Kok toonde zijn emoties, maar bracht het volk niet tot bedaren. Waar de dood van iemand die als icoon wordt ervaren, vaak verbroederend werkt, slaagde men er in de Nederlandse situatie slechts in nog méér verdeeldheid te zaaien. Met het stopzetten van de campagneactiviteiten, ook ná de uitvaart van Fortuyn, bewezen de gevestigde politieke partijen de democratie bepaald geen dienst. De redenen om de campagnes op te schorten, waren legitiem, de geforceerde mediastilte ook na de uitvaart werkte vooral de algehele chaos in de hand. Partijen probeerden ieder voor zich het begrip campagnestop op te rekken en gebruikten de nu overtollige energie om maar alvast een interne strijd uit te vechten, de PvdA voorop. Zelfs het stille CDA lijkt in de kiezersgunst maar marginaal van het echec van Paars te profiteren. Als de christen-democraten vandaag de grootste partij worden, zijn ook zij een kampioen van de armoe. Terzijde in de non-campagne stond intussen steeds de LPF, huilend om het verlies van een charismatische lijsttrekker en lachend om de salvos die daardoor ongeremd, want immers ingegeven door het langzamerhand heilig verklaarde begrip emotie, op alle andere politici kunnen worden afgevuurd. De wildste en onfatsoenlijkste beschuldigingen vlogen de laatste dagen in het rond.
Had het niet anders kunnen gaan? Wel degelijk. Zelfs als de partijen per se vast wilden houden aan de onzalige en on democratische afspraak om ook na de begrafenis van Pim Fortuyn het debat stop te zetten, was er een andere strategie mogelijk geweest. Een strategie die de chaos had kunnen voorkomen die nu is ontstaan. Men had ook kunnen afspreken om de emotie te erkennen maar zich er niet door te laten leiden. Dat is de taak van verantwoordelijke politici. Het was mogelijk geweest om gezamenlijk op te roepen het klimaat niet verder te laten verslechteren, om gezamenlijke waarden te benoemen. Dat was beter geweest dan gezamenlijk te zwijgen.
De politieke vernieuwing waar nu aller wegen om wordt gevraagd, was dan vóór de verkiezingen begonnen en geen voornemen gebleven voor de dag erna.