Zes lijkt een wondergetal voor David Mitchell. Zijn meest verrassende boek Cloud Atlas (2004) is een literair sextet, zes ingenieus met elkaar verweven romans in één band over kolonialisme, de afkalving van de beschaving, duistere toekomstmuziek en nog veel meer. En nu, na zijn The Thousand Autumns of Jacob de Zoet (2010) – een globaal en groots verhaal met een Hollands vleugje – komt hij weer met zes romans in één band en springt hij door de tijd zoals we dat van Mitchell gewend zijn. Die zes vertellingen, beginnend in het Orwelljaar 1984 in het Engelse Gravesend en eindigend in het verloederde Ierland van 2043, worden bijeengehouden door één markante figuur: Holly Sykes, geboren in hetzelfde jaar als haar schepper: 1969. Zij is vijftien als ze, vlak voor haar schoolexamens, wegloopt van huis om bij haar oudere vriendje te gaan wonen. Maar die blijkt in bed te liggen met haar beste vriendin. Zestig jaar later en vele roerige levens verder, overal ter wereld, woont ze in het huis van haar Ierse oudtante op Sheep’s Head in Zuid-Ierland, een schiereiland dat als ‘een rotsvinger’ uitsteekt in de Atlantische Oceaan.

Er is iets aan de hand met Holly, dochter van ouders die een café runnen in de arbeidersbuurt van Gravesend. Ze hoort stemmen in haar hoofd die ze de mannetjes van de radio noemt. Ze is niet schizofreen en het zijn ook geen vervelende stemmen, toch heeft ze last van dagmerries. Scholier Ed Brubeck haalt de wegloopster terug naar huis, waaruit haar zesjarige broertje Jacko spoorloos is verdwenen. Ook met hem was iets vreemds aan de hand. Hij leek wel een oude, wijze ziel. Hij las geen strips maar Wachten op Godot en praatte mee over de invloed van Spinoza en Kant op Beckett.

Zes romans, zei ik. De tweede speelt zich in 1991 af in Cambridge waar de kakkerige, gewetenloze student Hugo Lamb politieke wetenschappen studeert. Hij komt een mooie vrouw tegen, die de lezer ook al eens op het bed van de jonge Holly heeft aangetroffen: Immaculée Constantin. Zij blijkt de tijd te kunnen manipuleren. Op wintersportvakantie krijgt Hugo een kortstondige affaire met Holly, die in een restaurant werkt. In de derde roman is Ed Brubeck getrouwd met Holly maar nog meer met de oorlog in Irak, als gevierd correspondent. Ze hebben een kind van zes, Aoife, dat ook vermist raakt maar door een wonderbaarlijke ‘epileptische aanval’ van Holly gevonden wordt.

Om de schrijver Crispin Hershey, die het in de liefde en de literatuur steeds meer tegenzit, draait de vierde roman, die zich tussen 2015 en 2020 afspeelt. Ook hij komt Holly tegen, tijdens signeersessies op bijna alle continenten. Zij heeft dan een wereldwijde bestseller geschreven over haar stemmen: De mannetjes van de radio.

Deel vijf heet ‘Het labyrint van een Chronometrist’, en het verhaal is dan in 2025 aangekomen. Chronometrist? Nee, het heeft geen zin om zo door te gaan. De plot van Tijdmeters is zo wijdvertakt en de zes vertellingen zijn zo ingenieus verknoopt dat zelfs een beknopte samenvatting niet gaat lukken. Bovendien bevat het boek zijn eigen negatieve recensie, zodat ik in wezen niets meer hoef te doen… Ik moet nu iets uitleggen, want ik heb een beetje gesjoemeld met de inhoud. Ik heb namelijk min of meer iets cruciaals verzwegen, een verhaallijn die ver boven elk realisme in Tijdmeters uitstijgt: Mitchell heeft fantasy geschreven, en ik had die irritante verhaaldraad er liever uit willen knippen als dat had gekund. Maar helaas, als Crispin Hershey, die voorschotten moet terugbetalen omdat hij geen enkele deadline haalt, tegen zijn uitgever zegt dat hij een roman aan het schrijven is die hooguit voor de helft fantasy is, reageert die ongelovig: ‘Een boek kan niet voor de helft fantasy zijn, net zo min als een vrouw voor de helft zwanger kan zijn.’ De criticus Richard Cheeseman, die later wreed wordt gestraft voor een negatieve recensie van Echo moet sterven van Crispin Hershey, schrijft: ‘De fantasysubplot botst zo hard met de pretenties van een kritisch modern wereldbeeld dat ik het niet met droge ogen kan aanzien.’ Bovendien getuigt het, aldus Cheeseman, van creatieve droogte om voor de zoveelste keer een schrijver als personage op te voeren. Natuurlijk zijn deze, er dik bovenop liggende, opmerkingen in het boek voor de luie en kwaadwillende criticus een kans voor open doel.

David Mitchell gooit de innerlijke logica van zijn zesdelige roman te grabbel

Waar komt die fantasy, die Mitchells roman opzadelt met talloze deus ex machina’s (anything goes!) op neer? Op een verborgen honderdjarige oorlog tussen de goeden en de kwaden. En wie zijn dat? De Chronometristen en de Anachoreten. De laatsten danken hun naam aan de Middeleeuwen, waarin een anachoreet een meisje was dat zich als kluizenares liet inmetselen in een kerkmuur, als levend offer. Een van de goeden, Marinus, die Holly van haar galblaaskanker geneest en die aan zijn zoveelste leven toe is, legt het uit: ‘Die eindeloze, vervloekte Oorlog. Op mijn zwakkere dagen vraag ik me af waarom wij Tijdlozen van de Chronometrie, wij die de wederopstanding als geboorterecht meekrijgen, die datgene bezitten waarvoor de Anachoreten mensen ombrengen om er een perverse variant (eeuwig jong maar heel eenzaam – gb) van te verkrijgen, er niet gewoon mee ophouden? Waarom zetten wij alles op het spel om wille van wildvreemden die nooit zullen weten wat wij gedaan hebben, of we nu winnen of verliezen?’ De strijd tussen de egoïstische Anachoreten, die Holly’s broertje hebben gekidnapt, en de altruïstische Chronometristen wordt in deel vijf van Tijdmeters uitgevochten in de Kapel van de Schemering, en Holly is daarbij betrokken. Over Marinus, die al tientallen keren een wederopstanding heeft gehad en overal heeft geleefd, krijgt de lezer mooie biografietjes te lezen. Een daarvan gaat over een analfabeet meisje in tsaristisch Rusland dat zich weet op te werken uit haar horigheid. Op zich een prachtige vertelling, maar binnen de dwingende context van de fantasy wordt dat zuivere verhaal bezoedeld door een verbeelding die tot in het absurde doorschiet.

Natuurlijk is deel zes van Tijdmeters er om tot een afronding te komen nadat de Chronometristen de strijd vol labyrintische dwaalwegen tegen de bozen op het nippertje hebben gewonnen. Dat deel, spelend in een zwaar geteisterd Ierland in 2043, begint met het cursief gedrukt zinnetje: ‘Hij is onderweg.’ De 74-jarige Holly woont afgelegen en overleeft in een maatschappij die totaal ingestort is: bootvluchtelingen, gebrek aan levensmiddelen en infrastructuur, overstromingen, een kerncentrale die smelt, ebola, rattengriep, bendes, Chinezen in Ierland, en de post wordt ook niet meer bezorgd. Het boek Openbaringen lijkt werkelijkheid geworden. Europa is in de greep van een Apocalyps, en David Mitchell waarschuwt de lezer indirect het zuinig aan te doen en voorzichtig te zijn met het milieu. Maar wie is er onderweg? Zonder de plot te verraden kan ik zeggen dat het slot van Tijdmeters een grote deus ex machina is dankzij de ergerlijke invloed van Mitchells spel met fantasy. De redding is nabij, maar de mensheid heeft er al in 2043 een puinhoop van gemaakt. Alleen op IJsland heerst nog een beetje zuiverheid. Misschien ligt daar wel een paradijsje met een appelboom.

Elk stuk over dit boek moet wel mank gaan aan verregaande vereenvoudiging van inhoud en opbouw. Mitchell is een heel goede schrijver, die helaas te veel besmet is geraakt door een genre dat niet mijn voorkeur heeft. In Tijdmeters zitten een paar prachtige romans verstopt, spelend in Engeland, Australië, Rusland en Noord-Amerika. Maar Mitchells grote greep via zijn fantasy ondermijnt alles; hij gooit de innerlijke logica van de zesdelige roman te grabbel. Nee, ik pleit niet voor puur realisme en doe maar gewoon… enzovoort. De schrijver als magiër kan en mag wel degelijk ver gaan, maar als de personages weerloze pionnen blijven in een groot spel waarin ook de dood een detail blijkt en De Verlosser opeens opduikt (hij is onderweg) om een paar mensen uit de chaos te redden, dan is dat helaas een heel goedkoop einde.


David Mitchell, Tijdmeters. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Nieuw Amsterdam, 591 blz., € 24,95


Beeld: Kampt David Mitchell met creatieve droogte? (Murdo Macleod).