‘Echt waar?’ vraagt de bibliothecaresse. ‘Het grootste windmolenpark van Duitsland? Nooit iets van gemerkt.’ Vanachter een boekenkast klinkt protest. ‘Ach, Quatsch! ’s Nachts lijkt het hier wel een landingsbaan voor ufo’s. En wie verdient eraan?’ De anonieme commentator, een man van middelbare leeftijd, treedt te voorschijn. Zijn twee dochters volgen schuchter. ‘De gewone mensen niet in ieder geval. Het is ons opgelegd. En de stroom wordt alleen maar duurder. Ist doch Scheiße!’

Welkom in Nauen. Verscholen tussen de herfstkleurige Havellandse bossen en idyllische meren ligt het voormalige ddr-stadje, gezegend met treinstation en historisch centrum, er nog een tikkeltje gehavend bij. Veertig kilometer ten noordwesten van Berlijn zijn hier sinds 2009 83 reusachtige windmolens in gebruik genomen die jaarlijks 163 megawatt aan elektriciteit opwekken, voldoende energie voor een middelgrote stad. Lucratieve handel voor de boeren die het land bezitten waar de windmolens staan, maar omstreden in Nauen zelf. ‘Ik hoor die molens niet, maar ik verdien er ook niets aan’, zegt Onno, leunend tegen het hek naast zijn huis. ‘Terwijl de waarde van mijn huis wel een beetje gedaald is. De boeren vangen vijfduizend euro per molen per jaar.’

Er zijn ook positieve geluiden. ‘Ik ben misschien niet objectief. Mijn schoonvader werkt in de windindustrie’, zegt Johanna die haar kinderen uit school haalt. ‘Het onderwerp is zo gepolariseerd – het is een strijd tussen politiek links en rechts geworden. Ik ben er nuchter over. Mooi zijn ze niet, maar ik stoor me er ook niet aan. De kinderen zijn ermee opgegroeid, die weten niet beter. En het is veilig. Windmolens kunnen niet ontploffen, hoogstens omvallen. Tja, en als we willen dat de Energiewende slaagt, moeten die windparken érgens staan.’

De Energiewende draait op volle toeren. In de woorden van bondskanselier Angela Merkel is het een Jahrhundertprojekt dat voorziet in weinig minder dan de totale transformatie van Duitslands energiesysteem: de overstap van fossiel en nucleair opgewekte energie naar duurzame bronnen als zon en wind. Dit ambitieuze doel verandert niet alleen de manier waarop de Duitsers denken over energie – van de huidige centraal georganiseerde, monopolistische kolen-, gas- en atoomstroom naar lokale, gedecentraliseerd opgewekte elektriciteit uit zonnepanelen en windmolens – het produceert ook nieuwe winnaars en verliezers.

En hoe verder deze transformatie voortschrijdt, hoe duidelijker dit wordt. Op winderige of zonnige dagen wekt Duitsland nu al meer dan de helft van de benodigde elektriciteit duurzaam op. Traditionele energieleveranciers, die op zulke dagen verplicht hun centrales moeten uitschakelen, zijn de klos. rwe, E.on en Vattenfall verloren sinds 2008 pakweg driekwart van hun waarde. ‘De grootste branchecrisis aller tijden’, zo betitelde Peter Terium, de Nederlandse chef vanrwe, de huidige toestand. Afgelopen november kondigde het energieconcern aan dat de komende drie jaar 6750 banen geschrapt zullen worden. Gewend aan de jarenlange dominantie van kolen- en kernenergie hebben ze de boot gemist. De voormalige directeur van rwe vergeleek zonne-energie in Duitsland met ‘ananassen kweken in Alaska’. Geen wonder dat de ‘grote vier’ van de energiewereld een aandeel van nog geen vijf procent hebben bij de opwekking van duurzame elektriciteit.

Om te begrijpen hoe zon en wind zo onderschat zijn, volstaan twee woorden: Erneuerbare Energiegesetz (eeg). Toen in 2000 de bondsregering, een coalitie van sociaal-democraten (spd) en Die Grünen, besloot een verbeterde versie van de bestaande energiewet door te voeren, zaten de andere partijen en de traditionele energiebedrijven te suffen. ‘De Energiewende begon klein en bijna onopgemerkt’, vertelt Christoph Podewils me in vloeiend Nederlands terwijl we door Berlijn-Mitte wandelen. Podewils werkt voor Agora Energiewende, een in 2012 opgerichte, maar nu al invloedrijke Duitse energiedenktank – directeur Rainer Baake werd onlangs door Merkel in haar kabinet aangesteld als hoofd-Energiewende. ‘Nu is het een democratische beweging geworden. Meer dan een derde van alle duurzame elektriciteit in Duitsland wordt door burgers opgewekt.’

Het model van de eeg is inmiddels gekopieerd door veertig landen, waaronder achttien EU-lidstaten. Waar Nederland de laatste twee decennia aanmodderde met subsidiepotjes, hanteert Duitsland een simpele formule: iedereen die een zonnepaneel of een windmolen installeert, krijgt voor twintig jaar een gegarandeerde prijs – het feed-in-tarief – voor elke kilowattuur stroom die aan het net geleverd wordt. De lokaal opgewekte duurzame energie krijgt daarbij voorrang op het net boven de klassieke centrales. Als de zon schijnt, of als het waait, moeten kolencentrales zichzelf uitschakelen.

In korte tijd heeft dit Duitsland veranderd in een land van energie-entrepreneurs. De windcapaciteit vertienvoudigde sinds 1999; de zonne-energie is sindsdien verduizendvoudigd. Meer dan een derde van de wereldwijde elektriciteit uit zonnepanelen wordt momenteel in het bewolkte Duitsland opgewekt. In 2012 werd 23 procent van alle elektriciteit duurzaam opgewekt, en dit aandeel blijft stijgen. Ondertussen zijn er 1,3 miljoen installaties geregistreerd die duurzame energie genereren en zijn er 378.000 groene banen geschapen. Van zonnig Beieren, met 375.000 zonnepaneelinstallaties, tot winderig Nedersaksen: overal in Duitsland profiteren dorpsgemeenschappen, kerken en boeren. Dit alles verklaart wellicht waarom volgens het laatste onderzoek de Energiewende door 82 procent van de Duitsers én alle grote politieke partijen gesteund wordt.

De enige partij die sceptisch tegenover de Energiewende staat, de rechts-liberale fdp, werd bij de laatste verkiezingen uit het parlement gestemd. Zelfs de rechts-populistische anti-Europa-partij Alternative für Deutschland brandt haar vingers niet aan de Energiewende. Het investeringstempo is de laatste jaren alleen maar gestegen: over tien jaar wordt de helft van de Duitse elektriciteit duurzaam opgewekt. Podewils toont me een enorme toekomstprojectie die aan de muur hangt in het Berlijnse hoofdkwartier van de denktank. ‘De Energiewende beweegt razendsnel. Zie je deze pieken in de zomer van 2022? Dat zijn de dagen dat álle Duitse elektriciteit door hernieuwbare energie gedekt zal worden.’

De traditionele energie­leveranciers hebben baat bij de mythe dat de Energiewende duur is

Terwijl kernenergie vandaag nog zo’n twintig procent van de Duitse stroom levert, wordt tegen 2022 ook de laatste kernreactor van het net gehaald – veel vroeger dan gepland. Een belangrijk keerpunt kwam in 2011. Na de ramp met de kernreactor in Fukushima werden direct zeven kerncentrales gesloten. Merkel besloot te stoppen met kernenergie, haar eigen Atomausstieg. Saillant aan dit besluit is dat het nog geen zes maanden kwam na de beslissing kerncentrales juist veel langer open te houden. Een energie-U-bocht zonder gelijke voor een bondskanselier die vooral voorspelbaarheid uitstraalt.

Toch weerspiegelt Merkels besluit het sentiment van veel Duitsers. In het land van Martin Heidegger en Rudolf Steiner, van Freikörperkultur en homeopathie, van lyrische romantiek en Goethe’s antivooruitgangsparabel Faust heerst traditioneel een wantrouwen tegen potentieel destructieve krachten als kernenergie en genetisch gemanipuleerd eten. Het is geen toeval dat de grootste en professioneelste groene politieke partij ter wereld, Die Grünen, uitgerekend in dit Duitsland een gezamenlijke stem vond tijdens de gemeenschappelijke protesten tegen atoomenergie.

De aanvankelijke euforie over de Atomausstieg lijkt echter lang geleden. Inmiddels gaat het over een prozaïscher kwestie: de stijgende elektriciteitsprijs. ‘Luxus-strom’ kopte Der Spiegel afgelopen najaar. Met gevoel voor dramatiek schilderde het weekblad hoe driehonderdduizend huishoudens per jaar worden afgesloten van elektriciteit omdat ze de rekening niet meer kunnen betalen, en hoe mensen gedwongen worden te kiezen tussen warm middageten of een spaarlamp kopen. Er is ook een woord voor gevonden: Stromarmut.

‘Een mythe’, reageert Claudia Kemfert een beetje geprikkeld. De jonge econome is een bekend persoon in het publieke debat over de Energiewende. Aan de lopende band verschijnt ze op tv en publiceert ze artikelen en boeken met titels als Kampf um Strom. Als een van de weinigen slaagt ze erin het debat over de Energiewende voor leken begrijpelijk te maken. In haar kamer in het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung legt ze het geduldig nog een keer uit. ‘De stijgende stroomprijs heeft niets van doen met het stijgende aandeel van hernieuwbare energie. Integendeel. Elektriciteit is goedkoper dan ooit – het wordt alleen niet doorberekend aan de consument. De traditionele energieleveranciers voeren campagne tegen de Energiewende omdat ze hun inkomstenbron verliezen. Zij hebben baat bij de mythe dat de Energiewende duur is, want ze willen hun oude manier van zaken doen zo lang mogelijk beschermen. Er is transparantie nodig.’

Voor de gemiddelde Duitser is deze Kampf um Strom een nauwelijks te ontwarren kluwen aan feiten. Meer dan twintig miljard euro bedraagt inmiddels de rekening per jaar om de feed-in-tarieven te kunnen betalen aan eigenaren van zonnepanelen en windmolens. Tussen 1998 en 2013 steeg de gemiddelde bijdrage van een gezin om dit te bekostigen van 2,80 euro naar 185 euro per jaar. Want het feed-in-tarief wordt gefinancierd door een opslag op de elektriciteitsprijs – nu 5,3 eurocent per kilowattuur – die betaald wordt door alle Duitse huishoudens en bedrijven.

Maar terwijl steeds meer burgers en boeren stroom leveren en dus een opslag ontvangen, draagt het bedrijfsleven steeds minder bij aan de kosten. Het aantal (middel)grote bedrijven dat van deze opslag is vrijgesteld, stijgt namelijk. Uitgesloten van de opslag zijn de aan internationale competitie blootgestelde fabrieken, waaronder bijvoorbeeld die voor aluminium en auto’s. Dat begrip ‘internationale competitie’ is inmiddels zo ver opgerekt dat de Europese Commissie een onderzoek heeft ingesteld. Oorspronkelijk waren 59 bedrijven vrijgesteld; dat zijn er onder de regering-Merkel inmiddels meer dan tweeduizend. Het resultaat is dat de gewone burgers steeds meer betalen voor de Energiewende. Becijferd is dat het hier gaat om een transfer van huishoudens naar de industrie van bijna twee miljard euro per jaar.

De andere reden voor de huidige verwarring is een weeffout in de stroommarkt zelf. Als de zon schijnt, of wanneer het hard waait, komt er zo veel energie op het net dat de elektriciteitsprijs – keurig volgens de wet van vraag en aanbod – daalt. De opwekkers van zonne- of windenergie maakt dit niet uit: die krijgen toch wel hun vastgestelde feed-in-tarief, ongeacht of er vraag naar is. ‘Als de Energiewende niet volledig gereset en professioneel gemanaged wordt, worden we geconfronteerd met de grootste de-industrialisatie in onze geschiedenis’, waarschuwde Sigmar Gabriel, partijchef van de spd en minister van het nieuw opgerichte energie- en economieministerie.

Christoph Podewils relativeert dit soort doemscenario’s: ‘Omdat kolen- en kerncentrales zich niet gemakkelijk laten uitschakelen, vertaalt dit zich op sommige zeer zon- of windrijke dagen naar negatieve prijzen op de elektriciteitsbeurs, de European Energy Exchange. Maar de Duitse industrie profiteert hier enorm van. Voor haar is elektriciteit flink goedkoper geworden. Nederland importeert trouwens ook stroom uit Duitsland op zon- en windrijke dagen. En als de zon niet schijnt of het niet waait, kunnen jullie voor veel geld stroom naar ons exporteren!’

Ondanks de stijgende elektriciteitsprijs voor consumenten moeten de kosten van de Energiewende volgens Podewils niet overdreven worden. ‘Waar gaat het nou echt over? Uiteindelijk bedragen de kosten van alle elektriciteit maar twee tot drie procent van de uitgaven van een gemiddeld Duits huishouden. Elektriciteit bedraagt maar een klein deel van de totale energiekosten. De kosten van energie voor transport en verwarming maken het grootste deel uit. En juist deze fossiele brandstoffen zijn sterk in prijs gestegen. Die lange termijn ontbreekt helaas vaak in het debat.’

In z’n eentje heeft Duitsland ervoor gezorgd dat zonnepanelen in tien jaar tijd goedkoop en competitief zijn geworden

Claudia Kemfert sluit zich daarbij aan: ‘Het doel van de Energiewende is veel breder dan alleen elektriciteit vergroenen. Het voorziet in álle energie: duurzaam transport, warmtevoorziening, efficiëntie en besparing van energie. Niemand heeft me nog kunnen overtuigen dat dit op termijn beter of goedkoper te regelen is met fossiele brandstoffen. Fossiele energie blijft vies en wordt alleen maar duurder. Ik ben ervan overtuigd dat Duitsland de Energiewende kan voltooien, het is alleen een kwestie van lange adem. Op dít moment worden grote beslissingen genomen die de toekomst zullen beïnvloeden. Kolencentrales blijven lang staan. We moeten nu de juiste beslissingen nemen. Laten we het positieve verhaal daarbij niet uit het oog verliezen. Voor steeds meer bedrijven is de Energiewende wel gunstig. Alleen al in 2010 kwamen er honderdduizend banen bij in de groene energiesector. Honderdduizend!’

de uitreiking van de GreenTec Awards (de belangrijkste Duitse economie- en milieuprijs) is moeilijk te missen. In het trendy Berlijn-Mitte, voor het hoofdkantoor van Deutsche Telekom, staat een heuse file van luxe vierdeurs Porsche Panamera’s. Met hybride aandrijving, dat wel. Over een groen tapijt schrijden fotomodellen en tv-persoonlijkheden naar binnen, daar wacht een volledig vegetarische catering. Industrieel Duitsland is hier vertegenwoordigd om groene sier te maken: Siemens, Volkswagen en Airbus dingen mee naar de belangrijkste prijzen.

Halverwege het avondvullende programma betreedt milieuminister Peter Altmaier het podium. Altmaier werd in 2012 speciaal door Angela Merkel aangesteld om de voortijlende Energiewende in goede banen te leiden. De rascommunicator (en vloeiend Nederlands sprekende) Altmaier heeft het sindsdien over ‘beheersbaar houden’ van de kosten en het ‘remmen’ van energieprijzen. Maar vanavond wordt de morele kaart uitgespeeld. ‘Wat vertel je je kleinkind later het liefst?’ legt hij zijn invloedrijke gehoor retorisch voor. ‘Dat je de winst van je bedrijf met een paar procent hebt verhoogd, of dat je mee hebt geholpen de Energiewende tot een succes te maken?’ De charismatische, met zelfspot opererende Altmaier krijgt een daverend applaus.

Het is geen ongebruikelijke oproep. De sterke overheidshand die de omschakeling van fossiel naar duurzaam dirigeert, wordt niet als zodanig ervaren. Hoewel sociale zaken als huurbescherming en minimumloon niet of nauwelijks geregeld zijn in het economisch conservatieve Duitsland, wordt het stevig ingrijpen van de overheid in de markt – het zogeheten ‘ordo-liberalisme’ – breed geaccepteerd. Voor de toehoorders is de Energiewende niet alleen een morele opgave, maar ook een economische kans. Het land van dichters en denkers is een kweekvijver van ingenieurs en wetenschappers. Duitse uitvinders als Krupp, Diesel, Siemens en Porsche zijn wereldwijde merknamen geworden. Wordt de Energiewende een succes, dan zal Duitse groene techniek overal ter wereld worden ingezet.

Hoewel Bosch en Siemens onlangs respectievelijk hun verlies draaiende zonnepaneel- en zonnecollectordivisies moesten verkopen door de moordende Chinese concurrentie, blijft het optimisme over Vorsprung durch Technik breed gedeeld. ‘Duitsland is het laboratorium van de aarde’, schrijft de succesvolle windmolenentrepreneur Matthias Willenbacher in zijn recente bestseller Mein unmoralisches Angebot an die Kanzlerin, naar aanleiding van een gezamenlijke handelsmissie onder leiding van Merkel. ‘Wij kunnen bewijzen dat de omschakeling van een industrieland en een economie op hernieuwbare energie winst oplevert – sociaal, ecologisch, maar met name economisch.’ Maar voordat het zo ver is, moet er nog veel gebeuren.

Wat moet volgens Claudia Kemfert de prioriteit zijn van de nieuwe regering? ‘Op korte termijn energiebesparing. Daarnaast: het aanpassen van de vraag op het aanbod van stroom. Dat vraagt om intelligente lokale netten. Ook moeten er snel meer elektriciteitsleidingen worden aangelegd, nationaal, maar ook tussen Europese landen.’ Want hoe groter de zone waar duurzame elektriciteit wordt opgewekt, hoe regelmatiger het aanbod wordt. In Berlijn kan het mistig of windstil zijn, maar in Europa waait of schijnt de zon altijd wel ergens. Onlangs begon de EU zelfs met voorbereidingen aan een hoogvoltage stroomkabel over de bodem van de Middellandse Zee, zodat in de toekomst goedkope zonnestroom uit Noord-Afrika geïmporteerd kan worden.

In Duitsland betekent het vooralsnog het aanleggen van hoogspanningskabels van het winderige noorden naar het zonnige zuiden. Maar zelfs dan blijft het probleem bestaan van een windstille dag zonder zon, zegt Kemfert. ‘Wat we ook nodig hebben, zijn meer gascentrales. Die kunnen makkelijk aan en uit worden gezet, als het even niet waait of de zon niet schijnt. Hier ligt ook een kans voor Nederland. En ten slotte moeten we investeren in de opslag van elektriciteit. Op dit moment is er geen overkoepelende instantie die dit allemaal regelt.’

Ralf Fücks, directeur van de Heinrich Böll Stiftung en sinds jaar en dag prominent lid van Die Grünen, kijkt nog een stapje verder. Eerder dit jaar schreef hij Intelligent Wachsen, een boek dat stof deed opwaaien binnen zijn partij. Het is een pleidooi tegen het ecomoralisme en consuminderen in zijn partij, en vóór een kapitalistische ‘groene industriële revolutie’. Hernieuwbare energie door innovatie economisch rendabel maken, dat ziet hij als de unieke bijdrage die Duitsland aan de oplossing van het klimaatprobleem kan leveren. Daarvoor moet de groene industrie wel winst maken. ‘Het komt erop aan de korte met de lange termijn te verbinden. Dat is wat er nu misgaat. De breuk van een fossiele met een duurzame energievoorziening moet totaal zijn, we kunnen niet halverwege blijven hangen. Waar het om gaat, omschrijft econoom Joseph Schumpeter als creative destruction. Het besef dat duurzaam fossiel totaal gaat vervangen, moeten we laten doordringen. Concreet betekent dit mensen en bedrijven meekrijgen in ons verhaal.’

Fücks erkent het risico van mislukking. Maar deels is de missie al geslaagd: zonnepanelen zijn goedkoper dan ooit. In zijn eentje heeft Duitsland als grootste importeur van zonnepanelen ter wereld ervoor gezorgd dat deze in plaats van duur en inefficiënt in tien jaar tijd goedkoop en competitief zijn geworden. De prijs is in die tijd met een factor tien gedaald. In zonrijke landen is zonne-energie nu goedkoper dan kolencentrales. Tot voor kort was dat nog ondenkbaar.

Ook Christiaan Podewils eindigt optimistisch: ‘Je moet de Energiewende vergelijken met een project als de Duitse hereniging. Eerst was er de euforie in de dagen nadat de Muur viel. Daarna volgden debat, strijd, onzekerheid over investeringen van West- naar Oost-Duitsland. Maar kijk nu eens naar de hereniging? Vrijwel iedereen is het er nu over eens dat die investering een goede zaak is geweest. Eigenlijk geldt hetzelfde voor de Energiewende. Na de Atom-ausstieg was het optimisme ook enorm. Nu zitten we midden in de moeilijke fase. Hoewel mensen klagen over de kosten, bouwen we ondertussen wel een systeem dat de beste verzekering biedt tegen hoge prijzen van kolen, gas, en olie. Als het systeem straks werkt, verstomt de kritiek.’


Beeld: Windmolens in aanbouw in het Werder/Kassin-windpark in Grapzow, Duitsland (Sean Gallup/Getty Images).