Het aardgas: geen geschenk uit de hemel maar uit de bodem. En behalve een geschenk ook een ramp. Een zich krankzinnig langzaam voltrekkende heftige ramp. Met aan de ene kant de onvoorstelbare welvaart die we eraan te danken hebben, de 260 miljard euro die de Nederlandse staat eraan heeft verdiend en de talloze grote projecten vanaf de jaren zestig. En aan de andere kant de grote ellende van de aardbevingen en het ongemakkelijke gevoel dat we in iets meer dan vijftig jaar opmaken wat in miljoenen jaren is ontstaan.

De film Geschenk uit de bodem ging in première op het Nederlands Film Festival. De directeur van het festival sprak van ‘een groot, belangrijk verhaal’. Maar het is eigenlijk niet één verhaal, het is een grote verzameling verhalen die dwars door elkaar lopen. Paul Cohen en Martijn van Haalen wilden de ramp als iets anders in beeld brengen dan een simpel betoog over daders en slachtoffers.

De openingsbeelden zijn overrompelend: de sloop van een woning uit de jaren zeventig, vanuit het interieur gefilmd. Een grote grijper breekt door een ruit, rukt wat aan de kozijnen, trekt een stuk muur met een radiator van de centrale verwarming naar buiten. Een deel van het plafond komt naar beneden, de muren storten in. Het interieur is niet langer een interieur.

De film maakt duidelijk wat er komt kijken bij zo'n langzame, onafwendbare ramp. De bewoners die zich klaarmaken voor de verhuizing, de gang met een taxateur door de tuin, de vogels die voor het laatst rondfladderen in hun volière. Het wijkje ziet er prima uit. Veertig jaar oud, maar nog zo goed als nieuw. En als de slopers pauzeren met een kop koffie, vragen ze zich af of het wel nodig was deze huizen af te breken. Maar de buurt is onveilig verklaard en er komen huizen die de aardbevingen aankunnen. Je krijgt ook de bouwkundigen te zien die zo'n veilig huis op schaal in elkaar zetten. Met een fundament op kogellagers, zodat het gebouw in zijn geheel heen en weer kan bewegen.

Het geschenk uit de bodem betekent voor iedereen iets anders. Voor de aannemers, bijeen in een vergaderzaal, betekent het werk: ‘Ik zeg u heel eerlijk, hadden we deze aardbevingsproblematiek niet gehad, nou, dan denk ik dat toch zeker dertig of veertig procent van de aannemers alsnog kapot waren gegaan.’

De film brengt van alles in beeld. De verplichte cursus ‘Omgaan met emoties’, inmiddels gevolgd door meer dan vierduizend slopers, timmerlieden, loodgieters en bouwvakkers. Ze zitten aan tafeltjes in een lokaal en ze moeten vaststellen of ze van karakter vooral een vuurtype zijn, een aardetype, een watertype of een luchttype. Plaatjes van Donald Duck met de vraag: welke emoties herken je? Is de stripheld hier boos, verdrietig, vrolijk?

En dan de protestacties. Bewoners bezetten het Centrum Veilig Wonen. Spandoeken, spreekkoren. De woordvoerder van het Centrum heet de bezetters hartelijk welkom en wijst in welke hoek de koffieautomaat staat. Dan komt de directeur die ze ook welkom heet. Hij wil graag vragen beantwoorden als er vragen zijn.

De toonzaal waar de bewoners hun nieuwe wc komen uitzoeken. De Nationaal Coördinator Groningen op bezoek bij de bewoners in hun nieuwe huis, met vloerverwarming. En historische beelden van ingenieur Douglas Stewart uit Texas, in 1960 naar Nederland gestuurd omdat hij wat van aardgas afwist. En de ingenieur nu, hij leeft nog: een oude man in Florida die in zijn archief bladert en herinneringen ophaalt aan het roet van de toenmalige kolenkachels. Van hem kwam het idee alle woningen aan te sluiten op het gas, dat eerst alleen een lastig bijproduct leek van de oliewinning. Beelden van de vervallen huizen in de jaren vijftig, het gesjouw met een kolenkit, de opgetogen huisvrouwen bij de nieuwe gasfornuizen, de boer van het land waar de gasbel zojuist is aangeboord.

De scènes in de film zijn zo uiteenlopend dat hij volstrekt onbevattelijk had kunnen worden. Maar de montage, het ritme, het tempo en de muziek geven samenhang en vaart aan de chaos. Ik denk dat de samenhang ook te danken is aan een onopvallende running gag: de talloze kopjes koffie die in de zaaltjes, de woningen en de schaftketen worden gedronken.

Dat koffiedrinken heeft op zich niets te maken met het gas en de aardbevingen. Maar het geeft onder de oppervlakte eenheid aan de vertelling. Zoals fastfood in Pulp Fiction de scènes met elkaar verbindt. Het koffiedrinken als symbool voor onze aanpak van de grote problemen. Dat maakt deze schets van de samenleving interessant: hij gaat over veel meer dan alleen dit geschenk uit de bodem. In de loop van het jaar brengt KRO-NCRV de film op 2Doc.