Arbeidsmigranten uit landen als Ethiopië, Bangladesh of Sri Lanka werken in Libanon in de bouw, horeca of als hulp in huis © Adri Salido / Anadolu Agency via Getty Images

Noel Musanga weet wat het betekent om ten einde raad te zijn. Als Keniaanse huishoudster in Libanon heeft ze het allemaal meegemaakt: uitbuiting, honger, ontslag, afpersing. Met die ervaring helpt ze schoonmaaksters die nu in de knel zitten.

De telefoontjes komen dagelijks binnen. ‘Mijn baas dringt zich elke avond aan me op’, stortte een van de bellers haar hart uit. ‘Hij richt een pistool op me en zegt dat ik niets tegen mijn madame mag zeggen. Ik kan hier niet weg, ik houd dit niet vol.’ Ze was pas 21 en ten einde raad, vertelt Musanga.

De gesprekken gaan haar niet in de koude kleren zitten. ‘Ik voel het verdriet en de angst, maar kan niet altijd helpen.’ Zelf is ze ook van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in touw. Ze maakt schoon, doet boodschappen, verzorgt en voedt de kinderen van een gezin in hoofdstad Beiroet. ‘Maar ik kan in elk geval luisteren en meedenken, laten weten dat ze er niet alleen voor staan.’

Musanga en haar vele collega’s werken als schaduwinwoners in de stad. Pas als de laatste gasten een van de talloze hippe cafés verlaten, verschijnt uit de keuken een Ethiopische man met een mop-emmer om de vloer van de plakkende cocktailspetters te ontdoen. Na afloop van een yogales lapt een Keniaanse vrouw de matjes schoon en rolt ze op. De overgrote meerderheid van de migrantenwerkers bevindt zich achter de voordeuren van de mooiere huizen, tot voor kort was een inwonende hulp heel gewoon voor de Libanese middenklasse.

Ze komen uit landen als Ethiopië, Bangladesh of Sri Lanka. De mannen werken in de bouw of horeca, de vrouwen vaak als hulp in huis. In het beruchte kafala-systeem dat op veel plekken in het Midden-Oosten in gebruik is, wordt hun verblijfsrecht gekoppeld aan hun werkplek. Ze vallen niet onder het arbeidsrecht en zijn overgeleverd aan de grillen van hun werkgever, die het paspoort meestal inneemt, weinig heil ziet in vrije dagen en in geval van de vrouwen tevens huisbaas en huisgenoot is. Dit ‘dienstverband’ verlaten was lange tijd zo goed als onmogelijk. Tot zo’n twee jaar geleden de leefwereld van deze vrouwen in elkaar stortte. De ellende kwam tot een dieptepunt, maar tegelijkertijd werden toen de zaadjes geplant voor gezamenlijk verzet.

Daar zaten ze dan, in de brandende zon, voor hun ambassades, met hun hele hebben en houwen in een rolkoffer gepropt; de beelden van door Libanese werkgevers afgedankte dienstmeisjes gingen zomer 2020 de wereld over. Met de munt in vrije val – het Libanese pond verloor sinds 2019 negentig procent van zijn waarde – konden veel gezinnen hun dienstmeid niet meer voeden, laat staan betalen. In plaats van repatriatie, die de werkgever eigenlijk zou moeten verzorgen, werden de jonge vrouwen zonder pardon op straat gezet. Een groot deel is naar huis gereisd, maar naar schatting een kwart miljoen huishoudsters zijn gebleven, vastberaden zich te handhaven en geld bij elkaar te sprokkelen voor hun families in landen waar de uitzichtloosheid nog sterker is. Tegelijkertijd komen nog steeds nieuwe vrouwen Libanon binnen, maar nu vooral onder de radar.

Ruwweg de helft van deze huishoudsters is nu ‘freelancer’. Zij proberen zonder papieren of vast werkadres Libanons diepe crisis te trotseren en gaan van het ene klusje naar het andere. Ze bevinden zich in een zeer kwetsbare positie, maar tegelijkertijd zijn ze voor het eerst vrij om te gaan en staan waar ze willen. En die vrijheid biedt nieuwe kansen.

‘Vóór de crisis was het bijna onmogelijk de werksters te bereiken’, vertelt Takla Abou Rached, coördinator van een kliniek voor arbeidsmigranten van Artsen zonder Grenzen (AzG). In het terracottakleurige gebouw hangen posters in het Bengali, Amhaars en Singalees waarop uitgelegd wordt hoe je een coronabesmetting voorkomt. Sinds 2021 krijgen huishoudsters hier medische en psychische gezondheidszorg. Die vrouwen zaten tot voor kort gevangen in hun ellende, veroordeeld tot eenzaamheid in hun raamloze kamertjes, horen we.

Ruim vierhonderd migrantenwerkers klopten vorig jaar bij de kliniek aan voor psychische ondersteuning. Veelal met klachten als psychoses en wanen, angsten, depressie en trauma’s. Psychisch welzijn is een voorwaarde om in beweging te komen, is de gedachte achter de mentale steun die hulporganisaties bieden. Of die beweging nu resulteert in activisme of in het bouwen aan een toekomst. ‘Wie depressief op de bank ligt, komt tot niets’, zegt hoogleraar Marit Sijbrandij van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Zij onderzoekt hoe de psychische last van trauma en tegenslag wereldwijd kan worden verlicht. ‘Als je goed in je vel zit, heb je de ruimte en energie om de dingen te doen die je verder helpen: je papierwerk op orde maken of een baan zoeken.’

Zes maanden lang luchtte Noel Musanga wekelijks haar hart in de stoel bij een AzG-medewerker. ‘Ik voelde me zo opgelucht om pijnlijke ervaringen te delen, het bevrijdde me van een last.’ Ze had juf willen worden, maar in haar thuisland Kenia bleek het onmogelijk daar genoeg inkomen mee te genereren. Ze besloot haar geluk in Libanon te beproeven. ‘Ik dacht dat ik in een winkel zou komen te werken, maar ik werd van het vliegveld gehaald door een vrouw die mijn madame bleek te zijn.’ Op dat moment belandde Musanga in een nachtmerrie. ‘Voor haar was ik geen mens maar een beest.’ Ze had geen vrije dagen, kreeg weinig te eten. Brood was te kostbaar, zei haar werkgever. Het zou jaren duren voordat ze ontdekte dat het sterk gesubsidieerde brood in werkelijkheid spotgoedkoop is. Uiteindelijk werd ze ‘als oud vuil’ op straat gezet. Hiermee kwam ook de legale basis onder haar verblijf in Libanon te vervallen. ‘Je bent vogelvrij en iedereen weet dat. Dan had ik ergens een paar dagen gewerkt en besloot de opdrachtgever me niet uit te betalen. Ik kon nergens mijn recht halen, want ik liep het risico te worden uitgezet.’

‘Werkgevers weten nu dat het uitbuiten van hun werkster imagoschade kan opleveren’

‘Je hebt de kool niet besteld, die witte kool.’ Tijdens het telefoongesprek met Musanga klinkt op de achtergrond een berisping van haar werkgever. De Keniaanse huishoudster mompelt excuses. ‘Heel fijn’, noemt ze het expatgezin waar ze uiteindelijk een vaste werkplek vond. ‘Maar het blijft Libanon’, voegt ze er met een cynisch lachje aan toe.

Nadat ze weer vaste grond onder haar voeten had, besloot ze zich te scholen in psychische zorg. Zo volgde ze een workshop gespreksvoering met mensen die suïcidaal zijn. ‘Nooit oordelen, gewoon luisteren’, leerde ze. ‘Vraag naar de oorzaak van hun ellende en help zoeken naar een oplossing.’

Naast AzG ontstonden de afgelopen twee jaar overal in Libanon initiatieven om de huishoudsters te ondersteunen. Bijvoorbeeld ook bij het Migrant Community Center (mcc), waar de migrantenwerkers samenkomen voor Engelse les, praatgroepen, creatieve therapie en om samen te koken. Langzaam maar zeker ontluikt een prille emancipatiebeweging. Gezamenlijk worden er podcasts en films gemaakt over de benarde werksituatie. Op bijeenkomsten door de hele stad wordt gesproken over minimum-uurlonen en het collectief eisen van vrije dagen en betere freelance arbeidsomstandigheden. ‘Ga ik voor dat geld naast het poetsen ook nog voor een baby of oudere zorgen? Dat zijn vragen die we met elkaar bespreken’, zegt Farah Baba van het mcc. Ook Musanga zet zich via het mcc in voor de rechten van haar lotgenoten, als voorzitter van een groep Keniaanse schoonmaaksters. In het netwerk wordt ook voor elkaar gezorgd. ‘We proberen bijvoorbeeld geld bij elkaar te leggen als iemand naar het ziekenhuis moet of is ingestort en haar vlucht naar huis niet kan betalen’.

‘Misbruik wordt in deze regio als normaal gezien’, zegt Zeina Mezher van de International Labour Organization (ilo). Al jaren werkt ze daar aan betere rechten voor migrant domestic workers, zoals de huishoudsters in internationaal hulpjargon worden genoemd. In een enquête die de ilo in 2015 afnam gaf 94 procent van de werkgevers aan het paspoort van de buitenlandse werkster in te nemen. Veertig procent zei zelfs de hulp niet altijd het beloofde loon te betalen.

Maar langzaam kantelt de publieke opinie, merkt Farah Baba van het mcc. Er zijn weliswaar nog genoeg ‘oude’ media die de crisis in de schoenen van de arbeidsmigranten schuiven en fulmineren dat de ‘buitenlanders’ met hun bijdragen aan het thuisfront alle dollars opmaken; nieuwe, al dan niet door activisten gerunde media trekken zich het lot van de migrantenwerkers wel aan. Zo toont nieuwsplatform This Is Lebanon, opgezet door (ex)-schoonmakers en activisten, het hoge sterftecijfer onder huishoudsters. Een ander fenomeen dat tijdens de crisis de kop opstak: protestacties tegen het massale op straat zetten van huishoudsters, waarbij jonge Libanezen het voortouw namen. ‘Daarom heb ik goede hoop dat praktijken als het inhouden van het paspoort en niet uitbetalen langzaamaan worden ontmanteld’, zegt Baba.

Psycholoog Nour Khoury en de Soedanese Manal Mohammad tijdens een sessie in de speciale kliniek voor arbeidsmigranten van Artsen Zonder Grenzen © Sarah Haaij

Op de eerste verdieping van de kliniek van Artsen zonder Grenzen zitten psycholoog Nour Khoury en de Soedanese Manal Mohammad (30) in een behandelkamer. Mohammad tuurt naar de punten van haar rood-wit geblokte schoenen. Sinds ze zes jaar geleden de oorlog in haar thuisland ontvluchtte, plagen donkere gedachten haar. Waarom overkomt mij dit? Wat doe ik hier? Ze neigde zichzelf iets aan te doen. ‘Ik lag ’s nachts wakker en viel pas tegen de ochtend in slaap. Opstaan, naar buiten gaan, voor mijn zoontje zorgen, het lukte me nauwelijks.’ Drie jaar is haar zoontje en pas nu, sinds de sessies met de psycholoog, lukt het om van haar kind te genieten. ‘Wat er is veranderd?’ Mohammad staart naar haar handen die de handtas op haar schoot stevig omklemmen. Ze zitten vol eelt en krassen. ‘Het lukt me mijn gedachten positiever te kleuren, ik geef mezelf niet langer de schuld van alles.’

Familie heeft de Soedanese niet meer, die is ze kwijtgeraakt in de burgeroorlog. Vastberaden om elders een nieuw leven te beginnen, bracht een telefonisch gearrangeerd huwelijk haar in 2016 naar Libanon. Van meet af aan hebben Mohammad en haar man het moeilijk. De sponsor die hun kafala-overeenkomst organiseerde, troggelde het jonge stel tweeduizend dollar per jaar af. ‘Betaalden we niet, dan zou hij ons terug laten sturen.’ Nog voordat het haar überhaupt lukte om ergens te gaan werken, veroordeelden een depressie en ptss, zoals psycholoog Khoury later zou diagnosticeren, haar tot de muren van hun eenkamerappartement.

Dankzij de psycholoog lukt het haar inmiddels om haar donkere gedachten door iets lichters te vervangen. Maar dat betekent niet dat het leven in Beiroet ineens gemakkelijk is, zeker niet ‘als je huid de kleur heeft die mijn huid heeft’. Op straat houdt er altijd wel een auto naast haar halt: ‘Ga je mee?’ ‘Wat kost je?’ Als ze haar zoontje naar school brengt: ‘Jouw kind hoort hier niet.’ De doos met tissues op het bureau van Khoury wordt doorgegeven. ‘God heeft ons toch gelijk geschapen?’ klinkt het gesmoord. Werken aan zelfvertrouwen, de opmerkingen van zich af laten glijden, door de sessies lukt het Mohammad steeds vaker. Maar niet altijd.

Een klop op de deur. Coördinator Rached steekt haar hoofd naar binnen. ‘Een noodgeval.’ Er is een telefoontje binnengekomen over een jonge vrouw die verdwaasd en gedesoriënteerd op straat doolt: ‘A mental case’, zegt Rached terwijl Khoury gaat kijken of ze iets kan betekenen. ‘Nog altijd halen we een paar keer per maand een afgedankt meisje van de straat of van de luchthaven, helemaal in de war.’

‘Ik kon nergens mijn recht halen, want ik liep het risico om te worden uitgezet’

Vrouwen van over de hele wereld nemen plaats in de stoel tegenover Khoury. Uit Ethiopië, de Filipijnen of Nepal; allemaal brengen ze hun ideeën over psychisch welzijn met zich mee. De 24-jarige hulpverleenster weet inmiddels ‘dat aanhoudende pijn in het lichaam verband kan houden met psychische klachten. Dat is voor veel patiënten een openbaring.’

Hoe verschillend de achtergrond ook, praten helpt, stelt deze specialist. Haalt ze daar het racisme en de slechte werkomstandigheden mee weg? Dat niet, ‘maar we zoeken naar manieren om daarmee om te gaan’. Zo kwam Mohammad uit op een schema dat haar goed doet: op maandag koranverzen lezen, op dinsdag Engelse les en op woensdag uitgebreid kokkerellen. Rijst met bonen zijn favoriet. ‘Ik ga de deur weer uit en ik maak plannen voor de toekomst.’ Advocaat wil ze worden, om al het onrecht waar ze in Soedan en Libanon getuige van was te kunnen bestrijden.

‘Weet je waar het in de sessies echt om gaat?’ zegt een ex-huishoudster die anoniem wil blijven. ‘Dat er eindelijk een plek is waar je wel veilig bent, ook al is het maar voor even.’ Deze Ethiopische activiste is al elf jaar in Libanon en werkt inmiddels op het kantoor van AzG. ‘Als ik iets van deze hulp had kunnen krijgen in mijn eerste jaren hier, dan had ik dat misbruik niet zo lang getolereerd.’

Symbool van de kentering in Libanon is een unieke rechtszaak die op dit moment loopt. De Ethiopische Meseret Hailu Deneke, ex-huishoudster, heeft met hulp van de organisatie Legal Action Worldwide een zaak aangespannen. Daarin beticht ze haar oud-werkgever, door wie ze zegt te zijn geslagen en van wie ze zeven jaar lang geen loon zegt te hebben ontvangen, van slavernij en slavenhandel. Internationaal is het de eerste kafala-zaak waarbij van ‘slavernij-omstandigheden’ wordt gesproken. Dat voedt bij activisten als Baba de hoop op een doorbraak, al komt die misschien niet op morele gronden. ‘Werkgevers worden zich er nu van bewust dat het uitbuiten van hun werkster imagoschade met zich mee kan brengen.’

Kafala, het structurele misbruik, is een puzzel van met elkaar verweven voorschriften, wetten en praktijken. Om een systeem, zo sterk met de samenleving vervlochten, werkelijk af te breken, is naast publieke verontwaardiging nu vooral politieke actie nodig, stelt Zeina Mehzer van de ilo. Ze plaatst een kanttekening bij het optimisme rond de slavernij-rechtszaak. ‘We moeten ons niet alleen op de extremen richten, we moeten juist af van het alledaagse misbruik dat we zo gewoon zijn gaan vinden.’ Nieuwe regelgeving die de positie van migrantenwerkers verbetert, zoals het Standard Unified Contract dat de minister van Arbeid in 2020 ondertekende, werd echter geblokkeerd door de wervingsagentschappen. Tot Mehzers spijt ligt de beoogde hervorming nu in verwaterde versie op een hoge to- dostapel bij het ministerie.

De oproep om het kafala-systeem te vermenselijken resoneert ook in andere landen in het Midden-Oosten. Zowel Qatar als Saoedi-Arabië voerde recentelijk nieuwe regelgeving in waarmee arbeidsmigranten zonder toestemming van hun baas van baan kunnen wisselen. In het geval van Qatar lijkt dat winst voor zeker twee miljoen buitenlandse werkers. Tegelijkertijd waarschuwen mensenrechtenorganisaties in campagnes voor de vele uitzonderingsclausules en mazen in deze wetten. Want wie gaat die nieuwe regels handhaven? Daar is, zo zegt ook Amnesty International, veel te weinig voor geregeld.

Internationale pogingen om de rechten van huishoudelijk personeel te verstevigen, verlopen al net zo stroef. Een destijds baanbrekend verdrag van de ilo, Conventie 189 uit 2011, dat de arbeidsrechten van huishoudsters bevestigt, is pas door 32 staten geratificeerd. Daar zitten Libanon, of Nederland, niet bij.

Musanga heeft weinig fiducie in dat geklets over nieuwe regelgeving of verandering in Libanon. Zij heeft haar handen vol aan het hier en nu. Telefoontjes van lotgenoten die ziek zijn, op straat staan, of – nog helemaal groen – net zijn aangekomen via illegale routes, blijven binnenstromen. De meisjes die er het slechtst aan toe zijn, neemt ze zelf in huis en probeert ze aan een werkadres te helpen. Verdere toekomstplannen heeft ze niet. ‘Ik denk dat dit Gods plan voor mij is. Dat ik hier ben om deze vrouwen te helpen, zo goed en zo kwaad als het gaat.’

Bij de 21-jarige die door haar werkgever werd verkracht, is dat gelukt. Daags na het wanhopige telefoontje ontving Musanga een audiobericht waarin ze tot haar verschrikking kon meeluisteren met het misbruik. Musanga stuurde het door naar een hulporganisatie die de vrouw bevrijdde. ‘Ze is terug in Kenia en we spreken elkaar bijna dagelijks. Het gaat relatief goed, maar ze zegt haar land nooit meer te zullen verlaten voor werk.’

Dit artikel is mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.