Het woord ‘voorgevoel’ heeft voor mij iets naargeestigs. Je denkt nooit: ik heb zo’n voorgevoel dat ik een mooie prijs ga krijgen. Een voorgevoel is een donkere wolk die er nog niet is. Het bestaat uit kennis vermengd met een intuïtieve interpretatie van wat je voelt, ziet en hoort.

Zo heb ik het voorgevoel dat er een veenbrand woedt die wel eens een verzengend vuur kan worden. En ik hoop dat ik ongelijk heb. Regelmatig kom ik in een café waar boeren en vissermannen komen. Ze hebben daar een hekel aan Den Haag (en ook wel aan Amsterdam) en de EU. Die hekel gloeit al, her en daar laait-ie op.

In Amsterdam merk ik hetzelfde, in een ander café, en met andere mensen. Jongeren kunnen geen huis kopen en wijten dat aan het kapitalisme. Wat logisch is. Ze maken zich ook zorgen over het klimaat. Ook dat wijten ze aan het kapitalisme. Wat al minder logisch is. Er smeult daar iets. De ouderen wijzen op de gevaren van het communisme. Wat logisch is. Die ouderen krijgen ook het verwijt dat ze discrimineren omdat ze woorden gebruiken als ‘slaaf’, ‘neger’ en ze het hebben over ‘Gouden Eeuw’. Ze horen dat ze ‘onbewust discrimineren’, omdat ze ‘wit’ zijn en opgevoed zijn met koloniale gezagsstructuren. Het zijn geen racisten. Dus daar broeit ook iets. Ze zoeken al verbale wapens.

Als jong en oud elkaar ontmoeten, wordt er wel eens gesproken over de rechtsstaat. Hoe kan het dat Wilders misschien veroordeeld gaat worden voor ‘minder, minder Marokkanen’, en een docent die als reactie op de winst van Forum schreef: ‘Volkert, waar ben je!’ niet wordt vervolgd? Volgens de rechter deed de docent dat niet om Thierry angst aan te jagen…

Natuurlijk buigen we ons hoofd voor het recht, maar er smeult iets. Elke dag komen er woorden en begrippen bij die je eigenlijk niet meer mag gebruiken. Sommige humor is verdacht geworden. De administratie die je moet bijhouden wordt steeds omvangrijker: een rood-wit-blauw vlaggetje op je revers is NSB, dus mag niet, het begrip ‘omvolking’ is nazi, mag ook niet, ‘mocromaffia’ mag niet, ‘pinda’ mag niet, J.P. Coen z’n beeld moet vernietigd worden, en Gouden Eeuw… o ja, die hadden we al. Overal ziet men onderdrukking. Zelfs de lucht is suspect.

Overal ziet men onderdrukking. Zelfs de lucht is suspect

Aldus ontstaat een voorgevoel. Een rot voorgevoel.

Ik vraag me wel eens af of cynisme en nihilisme te maken hebben met je gemoed. Vroeger, toen de wereld nog aan mijn voeten lag en ik geen voorgevoelens had, was ik fanatiek in alles. Fanatiek links, fanatiek in gitaar spelen, fanatiek in dichten en schrijven. Was er geen inkt, dan doopte ik mijn pen in testosteron en kwam er een betrokken verslag uit. Maar op een gegeven moment kon ik aan de cultuur mijn gevoelens niet meer toetsen. De oorzaak-gevolgrelatie verdween, en daarmee ook mijn engagement.

In die jaren zeventig kenden psychiaters eigenaardige geneesmiddelen toe als Temesta en Librium waarmee ze vreemde monsters in je hersenpan te lijf gingen. Die monsters wonnen. Ik weet nog dat ik het ene déjà vu na het andere kreeg. ‘Dokter, wat ik nu zeg heb ik daarnet ook al gezegd en dit ook en dit ook, en dat gevoel heb ik de hele tijd, ook dat ik dit zeg.’

‘We stoppen met de medicatie.’

Er kwamen angsten voor terug. Ik weet dat elke angst doodsangst is, en ik geloof steeds meer dat er wel een relatie is. Ik ben bang voor de dood, want als ik nu doodga heb ik niet gedaan wat ik moest doen. Maar ik kan niks doen. Ik kan me alleen zorgen maken. Ik ga van voorgevoel na voorgevoel. Maar is mijn sensitiviteit niet domweg vals?