De lezers werden niet geacht te reageren op het nieuws over de dood van Jorge Videla. ‘Gezien de gevoeligheid van het thema is dit bericht gesloten voor commentaren’, schreef de krant La Nación onder de tekst op de website. Curieus, want de uitnodigingen om te reageren ontbreken nooit. Waarom mochten de Argentijnen hun mening niet ventileren? Was de krant bang dat zij aan het ‘oorlogsverleden’ van La Nación zelf zouden refereren? Dat velen zich nog wisten te herinneren hoe de krant, net als de grote concurrent Clarín, zowel de staatsgreep van 1976 als de dictatuur onder leiding van luitenant-generaal Jorge Videla vanaf het eerste moment volmondig en enthousiast had gesteund? Dat er wellicht grove taal gebezigd zou worden, kon geen bezwaar zijn. De lezersreacties in de kranten ontaarden hier vaak in ordinaire scheld­partijen die ongehinderd gepubliceerd worden. Zie de hoeveelheid vuilspuiterij die president Cristina Kirchner op deze sites vrijwel continu over zich heen krijgt.

Of was La Nación bang voor steunbetuigingen aan Videla, die vandaag de dag in Argentinië niet politiek correct meer zijn? Een enkele aanhanger van de generaal wist via een sluipweg toch zijn ei te leggen, gewoon onder een bericht over een ander onderwerp, en de generaal te danken voor zijn rol in de ‘interne oorlog’.

Er zijn in Argentinië weinig mensen meer die willen toegeven dat ze Videla jarenlang toejuichten. Al die mensen die destijds zo graag met hem op de foto gingen, ondernemers, politici, journalisten, bisschoppen, tv-sterren. En toen het nieuws van zijn overlijden kwam herhaalde niemand wat zovelen de afgelopen jaren riepen als er weer een proces begon tegen militairen wegens martelen, moorden en het stelen van baby’s: kunnen we eindelijk eens ophouden te praten over die dictatuur?

De krant La Nueva Provincia in Bahia Blanca was een van de weinige media die het aandurfden in het overlijdensbericht woorden als dictatuur en mensenrechten volledig te mijden: ‘Videla bekleedde het presidentschap van het land tussen 1976 en 1981 gedurende het Proces van Nationale Reorganisatie. Bovendien was hij bevelhebber van het Argentijnse leger van 1975 tot 1978.’ Maar ja, die krant is eigendom van ene Vicente Massot, en tegen de man en de krant loopt een onderzoek wegens mogelijke medeplichtigheid aan misdrijven gepleegd tijdens de dictatuur. In het gebouw van de krant was een clandestien detentiecentrum gevestigd.

De twee belangrijkste kranten van Argentinië brachten het nieuws van het overlijden van Videla accuraat en neutraal. La Nación onder de kop ‘Videla overleden, symbool van de militaire dictatuur’, bij Clarín heette het ‘Videla overleden, ideoloog van de terreur van de ergste dictatuur in Argentinië’.

Een graadmeter van iemands status of populariteit hier is dikwijls de hoeveelheid rouw­advertenties die zijn of haar dood teweegbrengt. Die kunnen ettelijke pagina’s in beslag nemen. Opvallend was dat La Nación, de krant die Videla en zijn dictatuur het meest steunde, die tot op de dag van vandaag getrouwen van de generaal als columnisten heeft en die onder de lezers ongetwijfeld nog een flink aantal supporters telt, slechts achttien rouwadvertenties publiceerde, nagenoeg allemaal van familie en wapenbroeders. Twee maanden geleden overleed José Alfredo Martínez de Hoz, de super­minister van Economie van de militaire dictatuur en de directe baas van Jorge Zorreguieta, en hij werd in La Nación herdacht met 91 rouwadvertenties.

Onder de gedenkers van Videla die een advertentie plaatsten bevond zich slechts één uitgesproken aanhanger. Luitenant-kolonel b.d. en advocaat Rubén Brandariz nam afscheid van zijn idool met de woorden: ‘Hij leidde de revolutionaire interne oorlog tegen het subversieve terrorisme. Hij stierf in onrechtvaardige gevangenschap. Moge zijn dood de waarheid, de rechtvaardigheid en de vrede onder de Argentijnen dienen.’

In de reacties op de dood van Videla schitterden die van zijn bewonderaars door afwezigheid. Niet dat ze allemaal van hun geloof zijn gevallen, maar na de vele processen van de laatste jaren en de eindeloze hoeveelheid weerzinwekkende details die de slachtoffers en andere getuigen hebben gepresenteerd, hebben zelfs de die-hards begrepen dat het not done is de man nog publiekelijk te verdedigen.

Jorge Videla stierf in totale eenzaamheid. Hij werd vrijdagochtend 17 mei dood aangetroffen zittend op de wc-pot in zijn cel in de gevangenis van Marcos Paz in de provincie Buenos Aires. De lijkschouwing wees uit dat hij was overleden aan een interne bloeding, een gevolg van een val enkele dagen eerder.

Maar zijn eenzaamheid ging veel verder dan de cel. Al die mannen en vrouwen die hem in 1976 in de armen hadden gesloten als de redder des vaderlands en de militaire dictatuur een civiele basis hadden gegeven, hadden hem in de loop der jaren één voor één de rug toegekeerd. Videla klaagde in een enkel interview over de ondernemers en journalisten die hem in de steek hadden gelaten, en hij voelde zich door hen misbruikt. Zelfs de top van de Argentijnse kerk, met wie hij in het verleden zo fijn had samengewerkt, en de nieuwe Argentijnse paus deden er het zwijgen toe toen zijn overlijden bekend werd.

Jorge Videla werd niet moe te herhalen hoe goed zijn relatie met de katholieke kerk altijd was geweest. En vooral hoe goed zijn relatie met God wel niet was. Hij pretendeerde dat zijn vuile oorlog een kruistocht was, en dat hij liet martelen en moorden uit naam van God Zelve.

Videla was een ultrakatholiek. Zoals zoveel collega-dictators in Latijns-Amerika zat hij altijd vooraan in de kerk. Of hij als vroom mens aan zijn katholieke plicht voldeed en aan zijn biechtvaders opbiechtte wat hij voor de rechters verzweeg, weten we niet. In de grond was hij niet eens verantwoordelijk voor zijn daden. ‘God weet wat hij doet, waarom hij het doet, waarvoor hij het doet’, zei hij in een van zijn laatste interviews. ‘Ik accepteer de wil van God. Ik geloof dat God nooit mijn hand heeft losgelaten.’ De God van Videla was de God van de leger­aalmoezeniers als monseigneur Vitorio Bonamín, die bloedbaden rechtvaardigde ‘om de Natie te verlossen’.

Maar het waren hoge vertegenwoordigers van de kerk die zijn hand niet loslieten. De nuntius Pio Laghi bijvoorbeeld, zoals Videla zelf verklaarde in het proces wegens de moord in 1976 op bisschop Enrique Angelelli, een van de weinigen die openlijk de staatsgreep veroordeelde: ‘Hij antwoordde mij zonder dralen: president, de kerk heeft het overlijden van monseigneur Angelelli opgevat als het product van een ongeval. U kunt rustig slapen wat betreft deze zaak.’ Met kardinaal Raúl Primatesta, tijdens zijn bewind voorzitter van de Argentijnse bisschoppenconferentie, was hij zelfs goede vrienden geworden.

Na het herstel van de democratie stelde justitie vast dat het regime de bisschop om het leven had gebracht, maar ook toen bleef de kerk spreken van een ongeluk. Angelelli was bisschop van de provincie La Rioja, waar op het moment van de moord Carlos Menem gouverneur was. Dezelfde Menem die als president in 1990 Videla en zijn veroordeelde maten gratie verleende. Ook van Menem, die de geschiedenis in ging als een van de meest corrupte presidenten van Argentinië en die als hoogbejaarde nog altijd senator is, werd geen reactie op de dood van Videla vernomen.

Gedurende het megaproces tegen de juntaleden in 1985 toonde Videla zijn minachting voor de rechtsgang door zich te verbergen achter stichtelijke lectuur. Tijdens het voorlezen van de huiveringwekkende aanklacht door aanklager Julio César Strassera las hij onverstoorbaar en vrijwel bewegingloos in de Spaanse versie van De zeven woorden van Christus aan het kruis van de Zwitserse kardinaal en theoloog Charles Journet. Videla hield het boekje verborgen in een agenda op zijn knieën, en de journalisten in de zaal deden hun uiterste best te ontdekken wat hij las. ‘Mij interesseerde het proces totaal niet’, zei hij jaren later. ‘Het was niet het enige boek dat ik meenam, maar met dit haalde ik een streek uit. Ik zag dat een fotograaf met een telelens probeerde in te zoomen op het boek. Toen opende ik het bij het hoofdstuk Vergeef ze, Vader, ze weten niet wat ze doen.’

Gelovige Argentijnse politici hebben de kerk herhaaldelijk gevraagd de ex-dictator te excommuniceren omdat hij weigerde berouw te tonen en dus ‘obstinaat bleef volharden in zijn zonden’. De leiders van de Argentijnse kerk antwoordden niet eens. Het eerste wat Videla deed toen Menem hem gratie verleende, was ervoor te zorgen dat een foto werd gemaakt van het moment dat hij de hostie ontving. In zijn cel in Marcos Paz kwam tot het bittere einde de gevangeniskapelaan opdraven om de mis voor hem op te dragen.

Op 25 mei 2010, bij de viering van de tweehonderdste verjaardag van de onafhankelijkheid van Argentinië, overhandigde de bisschop van Mercedes-Luján, monseigneur Agustín Radrizzani, aan de regering een verzoek tot amnestie ondertekend door Videla en andere militairen die veroordeeld waren voor misdaden tegen de menselijkheid. President Kirchner stuurde het ongelezen terug.

The Pink Panther, zoals een van zijn bijnamen luidde vanwege zijn dunne profiel, werd lang afgeschilderd als de zwakkeling binnen de eerste junta, de meeloper achter de criminele admiraal Massera. Videla presenteerde zich als de gematigde en begon zich rond het WK voetbal van 1978 in burger te kleden. Maar dat beeld is de laatste jaren drastisch bijgesteld, niet in de laatste plaats door hemzelf.

Videla maakte van het Spaanse woord desaparecido een internationaal begrip. Voor een persoon die verdwenen, vermist is, kun je niemand verantwoordelijk stellen, hij is dood noch levend. Op een persconferentie in 1979 definieerde de generaal de mensen die zijn bewind liet verdwijnen: ‘Zolang iemand verdwenen is, kan hij geen speciale behandeling krijgen, hij is een open vraag, een desaparecido, hij heeft geen entiteit, hij is niet.’

Vele jaren later gaf Videla toe dat ze vermoord waren, ‘zo’n zeven- of achtduizend’, van wie velen uit vliegtuigen in zee waren gegooid. Hij beweerde dat zijn bewind precies wist wie waar was vermoord. Maar hij noch zijn voormalige militaire kornuiten deelden die informatie. Toen hem in een interview in 1999 werd gevraagd waarom hij niet onthulde waar de desaparecidos waren gebleven, zei hij: ‘Maar wat kunnen wij aanwijzen? De zee, de Rio de la Plata?’

Videla bleef hoogmoedig en arrogant tot zijn laatste snik. Tijdens de processen vroeg hij zich hardop af of de oorlog die hij had geleid ­eigenlijk wel voorbij was. Ze zouden hem dankbaar ­moeten zijn in plaats van hem in de ­beklaagdenbank te zetten. Hij noemde zichzelf een politieke gevangene. De militairen hadden de slag op het slagveld gewonnen, maar niet op het politieke veld. Want, zei hij in zijn slotwoord toen hij tot levenslang was veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid, ‘de ­gisteren verslagen vijanden regeren ons nu, werpen zich op als paladijnen van de mensenrechten en ­proberen een marxistisch bewind in de stijl van Gramsci op te leggen’. In zijn laatste interview nodigde hij het leger en de oppositie uit om ­president Cristina Kirchner af te zetten en zo alsnog het vaderland te redden: ‘Als het land van koers zou wijzigen, zouden wij niet gevangen zitten.’