Op 28 februari 1953 had Stalin op zijn buitenverblijf bij Moskou een etentje met zijn vier naaste medewerkers van dat moment, Malenkov, Chroesjtsjov, Beria en Boelganin. Stalin had de laatste jaren van zijn leven de gewoonte het land te besturen met een klein clubje getrouwen, dat hij regelmatig liet wisselen, om de schrik erin te houden. Zo was op dat moment een aantal andere topfunctionarissen die hem jarenlang trouw hadden gediend, bijvoorbeeld Molotov en Mikojan, uit de gratie.

Het werd zoals gebruikelijk flink laat, want Stalin was een nachtmens en kwam pas ’s avonds laat goed tot leven. De volgende morgen, 1 maart, bleef het stil in Stalins vertrekken. Zijn lijfwachten vertrouwden het niet, maar durfden niets te ondernemen. De Leider met hoofdletter had er een hekel aan ongevraagd lastiggevallen te worden. Pas in de loop van de avond kwam er een excuus om naar binnen te gaan. De post was bezorgd en daarmee mocht Stalin gestoord worden. Een lijfwacht liep de privé-vertrekken binnen en vond zijn baas daar languit op de vloer in een plas vocht. Kennelijk was hij onwel geworden en had hij in zijn broek geplast. Hij leefde nog, maar kon niet meer praten.

De lijfwachten besloten hun chef te bellen, de minister van Staatsveiligheid, maar deze weigerde iets te ondernemen en zei een van Stalins vier getrouwen te bellen, Malenkov of Beria. Ze wisten Malenkov te bereiken, die niets wilde doen zonder eerst zijn collega’s op de hoogte te hebben gesteld. In de nacht van 1 op 2 maart kwamen ‘de vier’ bij Stalins datsja aan. Ook zij wisten eigenlijk niet wat ze moesten doen. Er werd besloten dat Beria en Malenkov naar binnen zouden gaan om de situatie in ogenschouw te nemen. Ze liepen op hun tenen. Het verhaal wil dat Malenkov net nieuwe schoenen had die nogal kraakten en dat hij ze voor de zekerheid uittrok en op zijn sokken liep.

Stalin was door zijn lijfwachten inmiddels op een divan gelegd, hij leefde nog steeds en leek te slapen. Hierop besloten de vier de zaak nog maar even aan te zien. Beria gaf de lijfwachten zelfs een uitbrander dat ze voor niets paniek hadden gezaaid. Maar de lijfwachten sloegen kort daarop nogmaals alarm. Toen besloten de vier dat het tijd was om er artsen bij te halen. Maar ook nu deden ze dat niet direct, maar pas nadat ze eerst het Bureau van het Presidium van het Centraal Comité bijeen hadden geroepen.

Zo verschenen pas twee etmalen nadat de grote leider onwel was geworden enige artsen aan zijn bed. Ze hadden niet lang werk: een hersenbloeding veroorzaakt door vergevorderde aderverkalking. Er was geen hoop op herstel meer. Stalin stierf een paar dagen later, 5 maart 1953, zonder nog bij kennis te zijn geweest en zonder dat er nog een dokter aan te pas kwam.

De lezer die minder vertrouwd is met de zeden van de stalinistische Sovjet-Unie zal deze gang van zaken wellicht merkwaardig voorkomen. Waarom hadden de lijfwachten niet meteen al de eerste dag, toen de baas niets van zich liet horen, bij hem aangeklopt en waren ze niet naar binnen gegaan om te kijken of er iets was? Waarom hadden ze geen artsen laten komen toen ze hem hulpeloos op de grond vonden, zoals in elk normaal land was gebeurd? Waarom had hun chef niet meteen een ambulance laten komen? Waarom had Malenkov eerst zijn naaste collega’s verwittigd, en vervolgens het Centraal Comité (een log, groot lichaam) ingeschakeld en toen nog steeds geen artsen laten komen, maar was het viertal eerst zelf poolshoogte gaan nemen? Waarom waren de eerste artsen pas twee dagen later verschenen? Niet dat het iets zou hebben uitgehaald, Stalin was niet meer te redden, maar toch.

In het onlangs verschenen Stalin: De biografie van de Russische historicus Oleg Chlevnjoek wordt het waarom hiervan haarfijn uitgelegd. Volgens Chlevnjoek gedroeg iedereen zich volkomen adequaat en precies zoals van hem verwacht kon worden. Stel dat de lijfwachten naar binnen waren gegaan en ze Stalin daar gezond en wel hadden aangetroffen. Dan had er wat gezwaaid. Ontslag en overplaatsing naar een ver oord zou nog het minste zijn geweest. Dat werd nog erger toen ze Stalin hulpeloos op de vloer aantroffen met een natte broek. Dit was voor de onbetwiste alleenheerser van het land een vernederende situatie. Stel dat hij later weer zou zijn hersteld, dan zou hij degenen die hem in die toestand hadden gezien dit nooit hebben vergeven en zij zouden hun leven verder niet meer zeker zijn geweest. Want Stalins wraakzucht was ongeëvenaard en loyaliteit aan zijn naaste medewerkers bestond voor hem niet.

Ieders eerste reactie was dus volkomen begrijpelijk: de verantwoordelijkheid zonder aarzelen afschuiven. Dit was wat het stalinisme de bewoners van de Sovjet-Unie leerde. De vozjd (het Russische woord voor Führer) had er zelf ook een handje van. En Malenkov, die niemand meer had om iets op af te schuiven, schakelde meteen zijn collega’s Beria, Chroesjtsjov en Boelganin in. En ook zij, na Stalin de machtigste mannen van het land, besloten alleen iets te ondernemen met medeweten van het Centraal Comité om de verantwoordelijkheid dan ten minste met zoveel mogelijk mensen te delen. Zelfs Stalin zou onmogelijk in één klap de hele partijtop kunnen laten liquideren.

De artsen vormen een verhaal apart. Stalin had in zijn laatste jaar een felle campagne tegen vooral joodse artsen gestart, die op het moment van zijn overlijden nog in volle gang was. Heel wat bekwame artsen zaten in een kamp of waren geëxecuteerd. Artsen waren moordenaars en saboteurs in witte jas. Het viel dus niet mee om de benodigde betrouwbare artsen te vinden. Zo kon het gebeuren dat in de Sovjet-Unie anno 1953 het roepen van een arts zoveel politieke implicaties had dat het pas kon na rijp beraad op het hoogste niveau. En zo werd de staat die Stalin in de loop van 25 jaar had opgebouwd uiteindelijk ook hemzelf noodlottig.

Als er wat fout ging, kregen anderen de schuld (wat executie betekende) maar bij successen was het Stalin die alle lof oogstte

Je moet van goeden huize komen om nog een nieuwe biografie te durven schrijven, er staan al boekenkasten vol mee. Maar Chlevnjoek is van goeden huize. Hij heeft het in de eerste plaats gezocht in compactheid. Met nog geen vijfhonderd bladzijden is dit een van de kortste biografieën van Stalin die de laatste 25 jaar zijn geschreven.

Ten tweede heeft hij zich strikt beperkt tot controleerbare feiten. Waar Simon Sebag Montefiore zijn Young Stalin begint met een bladzijden lange beschrijving van een bankoverval in Tiflis in 1907, het huidige Tbilisi, waarbij Stalin een hoofdrol zou hebben gespeeld, vermeldt Chlevnjoek kortweg dat deze overval inderdaad plaats heeft gevonden, dat deze niet uitzonderlijk was omdat bankovervallen een van de manieren waren waarop de verboden socialistische partij in Rusland aan het benodigde geld kon komen, dat Stalin er waarschijnlijk van op de hoogte was, maar er verder niets mee te maken had. Over de harde jeugd met veel slaag waaruit Stalins wreedheid en wraakzucht vaak wordt verklaard merkt hij droogjes op dat er bij de familie Dzjoegasjvili wel eens een pak slaag werd uitgedeeld, maar dat het er bij de meeste andere families in het Rusland van die tijd een stuk hardhandiger aan toe ging.

Hoe de veelbelovende Georgische dorpsjongen en priesterstudent Josif Dzjoegasjvili zich ontwikkelde tot een van de meest paranoïde en bloeddorstige dictatoren uit de geschiedenis van de mensheid wordt in dit boek uiterst gedetailleerd beschreven. Hij kwam al jong in de illegaliteit. Het schijnt dat hij toen al voortdurend achterom keek en is gaan beseffen dat hij alleen zichzelf kon vertrouwen. Desondanks werd hij een aantal malen gearresteerd en een keer naar een verre negorij in Siberië verbannen. Hij maakte gestaag promotie in de partij en was in 1917 tot de partijtop doorgedrongen, al behoorde hij nog niet tot de echte prominenten.

In de burgeroorlog was hij een weinig effectief militair, die door zijn eigenwijsheid meermalen in conflict kwam met de briljante strateeg Trotski. Bij het toedekken van zijn feilen openbaarde zich zijn vindingrijkheid om deze op anderen af te schuiven. Dit zou zijn hele carrière een constante blijven: als er wat fout ging, en dat was vaak het geval, kregen anderen de schuld (wat in de regel executie betekende), maar bij successen was het Stalin die alle lof oogstte. Het is iets wat alle psychopaten eigen is, en Stalin had naarmate zijn macht toenam steeds meer weg van een psychopaat, maar dan een ongelooflijk sluwe die zijn tegenstanders altijd net een stap voor was.

Stalin is een van de meest fascinerende figuren uit de moderne geschiedenis. Van 1917 tot 1953 behoorde hij tot de topleiders van de Sovjet-Unie, van 1929 tot 1953, 24 jaar lang, was hij de onbetwiste alleenheerser van het land. In die periode heeft het land de drie ergste hongersnoden uit zijn geschiedenis doorgemaakt met in totaal minstens tien miljoen doden; zijn er ruw geschat een miljoen mensen geëxecuteerd; hebben twintig miljoen mensen kortere of langere tijd (meestal langere) tijd in kampen boven de poolcirkel of in de woestijn doorgebracht, wat velen niet overleefden; zijn er miljoenen mensen gedeporteerd naar onherbergzame gebieden, wat velen eveneens fataal is geworden; is de landbouw totaal ontwricht met voortdurende voedseltekorten als gevolg; is het land bijna door de Duitsers onder de voet gelopen maar toch als de grote overwinnaar uit de oorlog gekomen.

En toen hij op 73-jarige leeftijd anders dan miljoenen van zijn onderdanen een natuurlijke dood stierf, was de hele natie in rouw, de natie die al meer dan twintig jaar zuchtte onder een schrikbewind waarbij niemand zijn leven zeker was. Hij bereikte dit door onophoudelijke campagnes tegen alle mogelijke binnenlandse vijanden en spionnen en door zijn absolute controle over de geheime politie, waarvan de medewerkers eveneens regelmatig werden ‘ververst’, om de rest scherp te houden.

Terwijl hij toch allerminst een charismatisch man was. Hij was klein van gestalte, pokdalig, sprak Russisch met een sterk Georgisch accent, was een matig redenaar en vertoonde zich zelden in het openbaar. Bovendien had hij geen enkel verstand van economie en krijgskunde, twee zaken waar hij als regeringsleider regelmatig mee te maken had en waar hij zich voortdurend mee bemoeide.

Als deze biografie ons iets leert, dan is het dat Stalin een van de meest onaangename mensen was die deze wereld ooit heeft aanschouwd. Hij leed aan een zeer ernstige vorm van paranoia: achterdochtig, overtuigd dat hij de enige was die gelijk had, koppig bij zijn standpunt blijvend. En pathologisch wreed en wraakzuchtig. Volgens het handboek psychologie zijn paranoïde personen angstig, zoeken ze de oorzaak daarvan buiten zichzelf en zetten ze de dreiging die ze voelen om in woede om hun angst te verminderen. Dat is allemaal precies op Stalin van toepassing. Die koelde zijn woede 25 jaar lang op een volk van 160 miljoen mensen. Chlevnjoek beschrijft hoe Stalin in 1937 en 1938, de jaren van de Grote Terreur en niet toevallig ook jaren van enorme binnen- en buitenlandse spanningen, in een voortdurende staat van razernij het ene doodvonnis na het andere tekende.

Wie wil weten hoe één man erin kan slagen om een volk 25 jaar in zijn ban te houden en hoe ver mensen kunnen gaan om zich aan te passen aan een schrikbewind moet dit boek lezen, waarin Chlevnjoek een meesterlijk portret schetst van ‘het grootste genie der mensheid’ en van zijn gedachtegoed, waar nooit definitief mee is afgerekend en dat ook heden nog springlevend is. Zodat ook wie geïnteresseerd is in het huidige Rusland er veel van kan opsteken.


Beeld: (1) Het portret van Stalin wordt geschilderd voor de 1 mei-viering, 1934 (M. Mitskevich)