In Europa en Amerika gaat het daarmee beter dan we in lange tijd meegemaakt hebben, terwijl de groei in de ‘opkomende markten’ – voorzover je daar dan nog van kunt spreken – juist tegenvalt, China voorop.

Maar pas op. Het bijzondere van de voorspellingen van de laatste jaren is dat ze zo vaak naar beneden bijgesteld moesten worden. Vóór de crisis was dat andersom: het ging steeds weer beter dan gedacht. Daar zit een logica achter. In één woord: schuld.

Het is alsof je iemands uitgaven wilt voorspellen uit zijn inkomen, maar vergeet mee te nemen dat hij iedere maand geld leent en dat spendeert. Doe je dit op macro-economisch niveau, dan krijg je dus steeds extra consumptiegedreven groei cadeau. Zo was het voor de crisis. Stel je nu voor dat iemand maandelijks schulden afbetaalt en extra spaart. Dan zal hij minder uitgeven dan je op basis van zijn inkomen mag verwachten. Groeimodellen die dit niet meenemen zijn keer op keer te optimistisch – dat is sinds 2008 het geval.

In 2009 publiceerde ik een artikel onder de kop This is not a credit crisis – it is a debt crisis. In 2008 werd het stilvallen van kredietstromen als het probleem gezien. De echte reden waren de enorme schulden, die de keerzijde van kredietstromen zijn. Maar het effect van die schulden kenden we niet, want schuld komt in de modellen niet voor.

In de jaren na 2009 kwamen de nadelen van veel schuld en grote banken overduidelijk aan het licht. De tekortkomingen van economische modellen werden zelfs onderwerp van publiek debat. De naamgeving van de crisis veranderde van ‘kredietcrisis’ naar ‘schuldencrisis’ en het probleem van hoge private schulden wordt nu alom onderkend. Maar wat doen we met die kennis? Je moet jezelf nooit herhalen, maar ik zou dat stuk van toen zo weer kunnen schrijven. Zeven jaar later denken we dat we uit de crisis zijn (Dijsselbloem zei het anderhalf jaar geleden al), omdat het krediet weer stroomt – al zijn het dan ook hypotheken en ECB-leningen. Maar zolang de schulden nog zo hoog blijven, zijn we niet écht uit de crisis. Dus moeten groeivoorspellingen steeds weer naar beneden bijgesteld worden.

Zolang de schulden nog zo hoog blijven, zijn we niet écht uit de crisis

Omdat schuld ook kwetsbaar maakt, zijn de modellen bovendien slecht in het in kaart brengen van fragiliteit. Groeicijfers zijn er tot achter de komma, fragiliteitscijfers ontbreken. Ons financieel systeem is nog steeds te groot, te complex en vol met zwakke plekken en tijdbommen waarvan we niet weten hoe groot ze zijn, waar ze zitten en wanneer ze exploderen.

Een echte herstructurering dwingen we niet af; dat gaat de bezitters van schuldenclaims te veel pijn doen. In plaats daarvan vragen we Draghi geld in de financiële markten te pompen waarmee we schulden kunnen herfinancieren. We weten dat dit niet eeuwig door kan gaan, maar hebben geen idee hoe we kunnen stoppen.

Als we ons afvragen hoe het verder moet, kijken we naar groei maar niet naar fragiliteit. De complexiteit van het schuldenweb produceert een mist rondom die ramingen. We kijken dus wel vooruit maar zien niet veel, want we kijken in die mist. De analogie van een schip op volle zee dringt zich op. Het schip is lek en te zwaar beladen, want we hebben de haven te optimistisch verlaten en onderweg kwamen we een ijsberg tegen. Er zijn gaten boven en onder de waterlijn, maar waar precies? We blijven drijven door hard te pompen, maar iets van onze lading overboord zetten willen we niet, dat kost ons te veel. Zolang de zee rustig blijft, zakken we niet verder en maken we vaart. Dat begint nu te lukken, en we zijn voorzichtig optimistisch. Maar hoe terecht is dat?

Te midden van alle mist hebben we drie zekerheden. Dat het kalme weer niet altijd blijft is één zekerheid. Er komt altijd weer eens turbulentie. Dat we dan toch lading moeten lozen of het dok in voor serieuze reparaties is een tweede. En dat beide operaties makkelijker uit te voeren zijn bij rustig weer is een derde.

Toch varen we koppig door, de blik vooruit, de mist in.