Het boek past in zijn omvangrijke oeuvre, non-fictie en fictie, dat zich richt op allerlei vormen van (menselijke) vernietigingsdrift, in Amerika en daarbuiten. Als zoöloog, activistisch natuurliefhebber en zen-boeddhist schreef hij over uitstervende diersoorten als de Siberische tijger en het sneeuwluipaard. Zijn partijdige boek over Native Americans, In the Spirit of Crazy Horse (1983), kwam hem op een rechtszaak wegens smaad te staan die hij won. Hij begon zijn literaire loopbaan in de Koude Oorlog als oprichter (in 1953 in Parijs) van The Paris Review, als façade voor zijn cia-activiteiten, zoals hij in 2008 onthulde. Vijftien jaar later keerde hij zich tegen de Vietnam-oorlog door geen belastingen te betalen.

Zijn postuum verschenen In Paradise gaat over die oorlog binnen de Tweede Wereldoorlog: de jodenvernietiging. Aanleiding voor het schrijven over Auschwitz-Birkenau was een retraite-achtig bezoek dat Matthiessen in 1996 aan Auschwitz bracht. Hoofdpersoon Clements Olin is een 55-jarige dichter en hoogleraar in de Slavische talen in Massachusetts. Hij heeft ook een bloemlezing van moderne Poolse poëzie samengesteld en is bezig met een monografie over de jong gestorven Poolse schrijver Tadeus Borowksi. Hij vraagt zich af waarom Borowski, Auschwitz-overlevende en auteur van de verhalenbundel Hierheen naar de gaskamers, dames en heren, in 1951, drie dagen na de geboorte van zijn dochter, zelfmoord heeft gepleegd door zijn 28-jarige hoofd in een gasoven te steken. Kan Olins bezoek aan Auschwitz een antwoord opleveren? Of is er een heel andere reden voor Olin – die eigenlijk Olinski heet door zijn Poolse afkomst – om naar Krakow te reizen en zich bij de 140 zeer uiteenlopende pelgrims uit vele landen in Oswiecim (= Auschwitz) te voegen?

De wat solitaire Olin zondert zich vaak af van de grote groep, die wil bidden, eerbied betonen en getuigenis wil afleggen onder leiding van de spirituele gids met de bijnaam Ben Laden. Het is echter niet helemaal duidelijk waarvan men wil getuigen. Sommigen onder hen, met name de bullebakkerige schreeuwlelijk Georgie Earwig, verzwijgen dat ze op zoek zijn naar hun oorsprong, naar hun verdwenen jeugd, naar hun weggemoffelde of vernietigde identiteit. Anderen hebben een simpel antwoord op ‘Auschwitz’: het bewustzijn van de mens heeft sinds de holbewoners geen vooruitgang gemaakt; evolutionair gezien heeft de technologische vooruitgang geen innerlijke verheffing gebracht want homo sapiens is de enige diersoort die bewust de zwakkeren van de eigen soort kwelt. In iedereen zou een potentiële nazi huizen. ‘Dus het dodenkamp is geen afwijking, slechts een extreme sociopathische uiting van de fundamentele aard van de mens…?’ Die uitspraak vindt Borowski-lezer Olin onzin. Een veel te simpele gedachtegang, omdat er tomeloos geweld nodig is om mensen de grens tussen niet-geweld en geweld te laten overschrijden, en dan nóg is de moraal niet helemaal verdwenen. Slechte lezers van Borowski menen zelfs dat hij de hele wereld als één kamp zag, ja, zelfs dat hij als voorman in Auschwitz zelf schuldig was aan de massamoord. In zijn zeer grondige studie Over kampliteratuur (2006) rekent Jacq Vogelaar af met zogenaamde Borowski-analytici die de schrijver als collaborateur wegzetten. Voor Vogelaar, en voor Matthiessen, is Borowksi een schrijver die níet door plat beschrijvingsrealisme maar dankzij illusietechnieken proefpersonen schept onder wisselende belichting, om zo de machteloosheid in het kamp te laten zien. Woordkunst dus als voorzichtige benadering van ‘Auschwitz’. Liever permanente verbeelding dan een zogenaamd afdoende en eenvoudige verklaring.

In Paradise is een romaneske discussie over waarom de shoah kon gebeuren

In Paradise is een romaneske discussie over waarom de shoah kon gebeuren. Tegelijkertijd roepen verschillende personages de Poolse katholieke kerk en het Poolse antisemitisme ter verantwoording. Gewapend met een jeugdfoto van zijn moeder en halfslachtig op zoek naar haar komt ook Clements Olin ten slotte uit bij de kunst als poging tot antwoord op Auschwitz en op de vraag wie hijzelf is. Zijn vader vluchtte in 1939 naar Amerika, nadat hij schooljuf en doktersdochter Emi Allgeier zwanger had gemaakt. In 1940 krijgt zij een zoon, David, in het getto van Krakow. Vlak voordat Emi ‘verdwijnt’ laat de familie David uit Polen smokkelen en naar Amerika komen. Daar groeit David op onder een andere naam. Zijn vader pleegt al snel zelfmoord, à la Virginia Woolf.

Belangrijker dan te weten wie David dan precies is in In Paradise is het bezoek van Clements Olin aan de oude beeldend kunstenaar en Auschwitz-overlevende Malan. Steeds weer keerde hij terug naar het kamp. Een soort heimwee noemt hij het. In een keldergewelf waar bijna nooit iemand komt schildert hij zijn eeuwige nachtmerrie, zijn zwart-wit-muurschilderingen van gesmoorde stemmen en hologige spoken en geesten, hallucinaties van gefragmenteerde beelden en symbolen. Malan: ‘De enige manier om een dergelijk kwaad te kunnen begrijpen is het je weer verbeelden. En de enige manier om het je te kunnen verbeelden is via de kunst, zoals Goya wist. Je kunt het niet op een realistische manier portretteren.’

Olin keert terug naar Amerika met een nieuwe identiteit, die hij niet wil verzwijgen. Vraag is wel hoe hij die moet laten zien. Daar is moed voor nodig, de moed die zijn moeder wel had, zijn vader niet. In Paradise toont dat in het leven altijd een keuze mogelijk is, in het kamp, in de Oude Wereld en in de Nieuwe Wereld.


Peter Matthiessen: In Paradise. Riverhead Books/Penguin, 246 blz.,€ 25,-


Beeld: Auschwitz-Birkenau (Matthew Taylor / Rex Features / HH).