DE BESTE VOORZITTER is God. Zwijgend bestiert Hij het universum. Niemand merkt iets van Hem en ondertussen krijgt Hij in alles Zijn zin.
De slechtste voorzitter is Wodan, zijn Germaanse collega, de centrale figuur in Richard Wagners mammoetopera Der Ring des Nibelungen. Hij bemoeit zich overal mee, heeft geen greintje tact en is met geen mogelijkheid tot zwijgen te brengen. De gevolgen zijn rampzalig: na zestien uur goddelijke grootheidswaan ligt het toneel vol lijken en is het complete Walhalla ingestort.
EEN VOORZITTER, leert ons de managementliteratuur, kan zonder aanloop over een hoog gebouw springen, is sterker dan een locomotief, is sneller dan een afgeschoten kogel, kan over water lopen, vertelt God wat Hij moet doen en wat Hij moet laten.
DE BESTE VOORZITTER is streng maar rechtvaardig, regerend mit Zuckerbrot und Peitsche. Hij heeft, de hamer in de hand, slechts een taak: erop toe te zien dat de vergadering strak verloopt, zonder zijsprongen, zonder ruzie, zonder lange gezichten achteraf en zonder al te veel verbale grappenmakerij. Een gedoseerd gebruik van de lichte toets is toegestaan opdat de sfeer soepel blijft. Maar niet te veel. Elke onnodige zijsprong vreet kostbare tijd. Een door twaalf man bijgewoonde vergadering die een uur te lang duurt, kost omgerekend twee volle werkdagen verspilde creativiteit.
De voorzitter wordt geacht de knopen door te hakken. Dat moet echter niet al te vaak geschieden. ‘Ik heb altijd bewerkstelligd, ook bij het schrijven van toespraken en adviezen, dat alle raadsleden erachter stonden.’ Aldus Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Raad voor de Verkeersveiligheid.
Heel verstandig, al moet een goede voorzitter de moed kunnen opbrengen om - zonodig - een minderheidsstandpunt tot een meerderheidsbesluit om te buigen. Ideaal is uiteindelijk het besluit dat met overgrote meerderheid wordt genomen, met een elegante reverence in de richting van de democratische minderheid. Al te groot moet die minderheid niet zijn. Een besluit dat is genomen met een stemverhouding van bijvoorbeeld 55 procent tegen 45 procent is puur vergif. Dat leidt wetmatig tot frustraties van de minderheid, die immers bijna een meerderheid was geweest.
Denk aan de lotgevallen van Pyrrhus, koning van Epirus, die de slag bij Herakleia won, maar onderwijl vrijwel al zijn manschappen verloor.
VELE LEIDERS FALEN, constateert de psyscholoog Rene Diekstra. Zij zijn intelligent, ambitieus en technisch competent, maar worden niettemin door de achterban waargenomen als arrogant, afstandelijk, rancuneus, egocentrisch, dwangmatig, ongevoelig en grof, niet in staat te delegeren of beslissingen te nemen. Hoe vaak komt het niet voor dat een kamerlid zonder enige leidinggevende ervaring plotseling een duizendkoppig ministerie of staatssecretariaat moet leiden, eenvoudig omdat zijn achterban dit zo heeft bechikt?
‘Wat in feite nodig is’, zegt Diekstra, ‘is een grondig persoonlijkheidsonderzoek, maar zowel in de politiek als in de top van het bedrijfsleven weigert men meestal zich aan een dergelijk onderzoek te onderwerpen.’ Een oplossing kan een regelmatig gevoerd, werkelijk openhartig functioneringsgesprek zijn. Diekstra ziet dit als een mooie taak voor H. M. de Koningin.
FAMEUZE DADEN staan in zijn banier. Rozen en manen drijven in zijn kommen. In de chemie is hij zo hoog geklommen: Trotse formules schonk hij het papier.
Soms sierde hij terecht dagbladkolommen, Bezwangerde de avond met zijn lier. Ore wie ore toekomt. Hovenier! Trek nu de fles. Het feest mag niet verstommen.
Tafel na tafel bracht hij ons tot hier. Chagrijn of waan, het kon hem niet verdommen. Hij leidde het gespuis op zijn manier.
Erkennen wij zijn glans ten langen leste: Regeer toch voort, meneer, u bent de beste.
(Martin Veltman, ‘Voorzitter’)
IN HET GEDRAG van menig voorzitter weerspiegelt zich een veranderende maatschappij. Ooit was de voorzitter van de rechtbank een hoogneuzige VVD'er of een christelijk-historische plattelandsbaron. Snauwend en jij-en-jouwend liet hij de sidderende tasjesdieven voelen dat zij personen van een andere, lagere orde waren. Dat is verleden tijd. Thans wordt de rechtbank voorgezeten door een brave PvdA-centrist, geflankeerd door twee D66-stemmers. Een groot deel van de leden der rechterlijke macht is lid van de VPRO. Een afnemende minderheid omhelst de beginselen van het Christen-Democratische Appel.
DE VOORZITTER IS zelden populair. Zijn functie brengt met zich mee dat hij hetzij slimmer hetzij slechter wordt gevonden dan de man/vrouw die het slechts tot vice-voorzitter heeft geschopt. Zijn functie is slechts in beperkte mate benijdenswaardig. Ja, macht is verslavend. Maar de adrenaline in het bloed is snel uitgeraasd en de primus inter pares went snel aan de wetenschap de eerste en de beste te zijn. Dan merkt hij hoe er tegen hem en zijn positie wordt aangekeken. Gaat het slecht, dan ligt dit aan zijn instabiele leiding. Gaat het goed, dan is dit de verdienste van het voltallige bestuur.
Lees Willem Elsschots novelle Een ontgoocheling (1914):
De sigarenfabrikant De Keizer is voorzitter van de vereniging De Vrolijke Whistspelers. Onder zijn bezielende leiding kaarten zij wekelijks, bier en jenever drinkend, in het cafe In den Broedermin. Tot die fatale datum van de nationale wedstrijd voor whistspel te Brussel, waarop De Vrolijke Whistspelers slechts een eervolle vermelding - en niet de gebruikelijke eerste plaats - verwerven. ‘Hadden zij ditmaal weer gewonnen, dan zou de zilveren clubbeker, die al twee jaar bij hen berustte, hun eigendom geworden zijn, terwijl hij nu was overgegaan in handen van een onbekend verenigingetje uit Brugge, dat “Brughes en Avant!” heette en nog nooit een wedstrijd had gewonnen.’
Het wordt ‘s anderendaags over de rug van voorzitter De Keizer uitgevochten, het een en ander onder aanvoering van zijn voornaamste concurrent, de louche kolenhandelaar Dubois.
'Nadat de secretaris het verslag van de vorige vergadering had opgelezen, stond De Keizer op en begon aarzelend als volgt: “Geachte Heren leden.” Een paar seconden dacht hij na en ging toen voort: “De nationale wedstrijd voor whistspel te Brussel…” Het waren zijn laatste woorden als voorzitter der Vrolijke Whistspelers, want verder kwam hij niet. Van links, waar de handlangers van Dubois zaten, werd gefloten, en een paar jongeren riepen dat het bestuur moest aftreden. De Keizer deed nog een hopeloze poging om stilte te verkrijgen en nadat hij een paar minuten tevergeefs gebeld had, nam hij ontslag.’
De nieuwe voorzitter was natuurlijk de voornoemde kolenhandelaar Dubois.
DE VOORZITTER VAN het Nederlandse parlement leidt een gecompliceerd bestaan, politiek en fysiek. ‘Een van de moeilijkste dingen is dat je lang moet zitten. Je mag geen kleine blaas hebben.’ Aldus Dick Dolman, parlementsvoorzitter in ruste. Elke ruzie, elk meningsverschil wordt over het hoofd van de voorzitter der Tweede Kamer uitgevochten. ‘Meneer de voorzitter, omdat ik van mening ben dat de geachte afgevaardigde de heer X verzuimt te vermelden dat, krachtens artikel a, lid b van het bijzondere besluit motorrijtuigenbelasting…’ ‘Maar meneer de voorzitter, dan gaat de geachte afgevaardigde de heer Y toch lichtvaardig voorbij aan het feit dat de adviescommissie voor een beperkte ziektekostenverzekering, meneer de voorzitter, in haar vergadering van 24 september laatstleden…’
Elders in de wereld gaat het heel wat warmbloediger toe. Neem de wijze waarop de IJzeren Dame haar zweepslagen over het Lagerhuis liet knallen. Of de politieke discussie in het Franse parlement, gevoed door de gebeeldhouwde apercus van lokale denkers als Diderot, Pascal en Voltaire. Of de discussies in de Westduitse Bondsdag, die voornamelijk bestaan uit uitroeptekens (‘Pfui!’) en beledigingen (‘Das ist eine Schweinerei!’). Of de gedachtenwisselingen in de Knesset, de Israelische volksvertegenwoordiging, waarin men elkaar voor alles uitscheldt, zelfs voor antisemiet, en waarin per zitting ten minste een geachte afgevaardigde tierend de vergaderzaal wordt uitgezet.
Zelfs de liefhebber van een bloemrijke bonje zal moeten toegeven dat de situatie in het consensusbereide Nederland - hoe slaapverwekkend ook - verre te prefereren valt.
WORDT NIETTEMIN NOOIT voorzitter van een politieke partij. Want de uiterlijke vrede in politiek Nederland is maar schijn. De VVD, die uit louter voorzitters (partijbaronnen genaamd) bestaat, is bijna aan voorzitterstwisten ten onder gegaan toen het toevallig, electoraal gesproken, wat minder goed met het liberalisme ging. De woede der partijleden, berichtte NRC Handelsblad, richtte zich vooral op de voorzitter. ‘Een bloedgeur ontsteeg aan hun gelederen.’ De voorzitter van D66… Wie is dat eigenlijk? De Partij van de Arbeid, op zijn beurt, heeft altijd een merkwaardig soort voorzitters gehad. Zij slaagden er vrijwel allemaal in om tijdens hun zittingsperiode tenminste een keer een vreselijk politiek standpunt in te nemen. Ien van den Heuvel had een zwak voor de Berlijnse Muur. Max van den Berg omarmde de Roemeense dictator Nicolai Ceausescu. Marjanne Sint drukte, voordat zij vanaf haar fiets de verguizing in tuimelde, de dubbelzinnige Palestijnenchef Yassar Arafat aan haar boezem. Thans werken de sociaal-democraten veiligheidshalve met twee voorzitters, opdat de heren elkaar in de gaten kunnen houden.
IN EEN OPEN MAATSCHAPPIJ als de Nederlandse kan een vrouw alles worden, zelfs voorzitter. Maar ook hier geldt het klassieke verschijnsel dat de vrouw die een foutje maakt, genadeloos wordt afschoten, ook (en vooral) als zij beter, slimmer en sneller is dan de pantalondragende concurrentie. Marjanne Sint was PvdA-voorzitter in de moeilijkste periode in de geschiedenis van haar partij. Dat eiste, psychisch en fysiek, zijn tol. Mannen gaan in een dergelijke stresssituatie bierviltjes verpulverend in het cafe op hun eerste hartaanval zitten wachten. Marjanne Sint was verstandiger: zij zocht de frisse lucht van de Toscaanse bergen. Dat kon niet, volgens de gangbare masculiene mores. Dat is a-typisch gedrag, dat haar dus, een paar weken later, haar politieke carriere kostte.
Gelukkig beschikt de vrouw over een geheim wapen, dat haar, mits verstandig gehanteerd, een sterke maatschappelijke positie garandeert. Zijzelf.
Lees Rene Goscinny’s Asterix en de lauwerkrans van Caesar (1972):
Abraracourcix, voorzitter van de raad der schepenen ener Gallische gemeente, gaat, samen met zijn echtgenote Bellefleur, winkelen in de stad Lutetia. Waarom, vraagt Bellefleur, persisteert Abraracourcix bij het gezelschap van zijn dorpsgenoten Asterix en Obelix?
‘Ik ben stamhoofd’, antwoordt Abraracourcix. ‘En een stamhoofd heeft een escorte nodig. Asterix en Obelix zijn mijn beste mannen, m'n lijfwacht.’
‘Nou, ik hoop anders dat jouw lijfwacht zich zal weten te gedragen’, zegt Bellefleur vinnig.
‘Grmmblbllijfwachtgrblblgrgrmmmmblwatbemoeitzezicheigenlijkmet m'n lijfwacht…’ gromt Abraracourcix. Hij weet niettemin, uit ervaring wijsgeworden, dat de stille, drijvende, allesregelende kracht achter de voorzitter niet zelden de vrouw van de voorzitter is.
EEN CHEF-BOEKHOUDING, een secretaris, een secretaresse… dat zijn archetypen. De chef-boekhouding is schraal en middelbaar. Een secretaris is jong en ambitieus. Een secretaresse is poezel (de secretaresse van de voorzitter) of plomp (de secretaresse van de chef-boekhouding). Maar voorzitters, echte voorzitters, zijn er in alle soorten en maten, varierend van eierhoofdige intellectuelen tot krachtpatserige klerenkasten, die dan ook niet zelden aan het hoofd ener voetbalvereniging staan.
Lees Per Wahloo’s boek Het opperhoofd (1953):
Waarom heeft het betreffende voetbalelftal even eerder te velde zo'n ontzettend pak (1-8) op zijn sodemieter gekregen?
De voorzitter van de FC Trollingsgarten legt het zijn spelers uit: ‘Omdat jullie schijt hebben aan de club, schijt aan de training en schijt aan alles. Jullie begrijpen er geen ene moer van en maken de club te schande. Verstaan jullie me, stelletje klootzakken, te schande maken jullie de club! Als er getraind moet worden zitten jullie alleen maar te ouwehoeren hoe goed jullie wel zijn en hoeveel goals jullie zullen maken, maar later, als alles de mist is ingegaan, zitten jullie op je reet in de kroeg te zuipen en te ouwehoeren hoe goed jullie de komende zondag wel niet zullen zijn. Wat kwamen jullie trouwens vandaag doen, verdomme? Jullie hadden godverju allemaal in je nest kunnen blijven ruften, want dat is het enige waar jullie voor deugen!’
Aldus de voorzitter. Hij lijkt, zoals men ziet, sprekend op zijn voetbalbesturende Nederlandse collegae, een gezelschap dat tegenwoordig - zo constateert het dagblad Trouw - uit louter sterke mannen bestaat. ‘Allen zijn meervoudig miljonair, allen huldigen en benadrukken hun rechtse tot extreem-rechtse opvattingen.’ De enige drie uitzonderingen zijn, bij mijn weten, de voorzitter van de FC Ajax (joods), de voorzitter van de FC Den Bosch (rk) en de voorzitter van de FC Heerenveen (Fries). Ja, lang, heel lang geleden, toen men nog voor zijn plezier de grasmat betrad, was de voorzitter een gewone, gemoedelijke, volkse, aanspreekbare goedzak. Thans, nu de voetbalwereld tot mannenhandel is gedegradeerd, regeert een ander type. Het is een plaatselijke, in zaken rijk geworden patser die zijn centen in de club heeft gestoken en het voetballend personeel dan ook als zijn particulier eigendom beschouwt. Informeer nooit naar zijn mening over mens en maatschappij, want dan schroeien je de oren van het hoofd van plaatsvervangende schaamte.
Voorbeeld 1: De (ex-)voorzitter van FC Den Haag is in zijn vrije tijd fabrikant van keukenliften. Bescherming van minderheden? ‘Belachelijk! Men kweekt anarchisme en diefstal. Het wordt tijd dat de jongerengroepen in Portugal, Spanje, Griekenland en Chili opstaan om te protesteren tegen de linkse dictatuur in Nederland.’
Voorbeeld 2: De voorzitter van SVV/Dordrecht ‘90 is in zijn vrije tijd directeur van een lijm- en kitfabriek. Werklozen zijn voornamelijk werkschuw, verkondigt hij, en met de vakbonden, die zich alleen maar voor werkschuwe elementen druk maken, wil hij niets te maken hebben. 'Het is natuurlijk waar dat iedereen die wil werken, kan werken. Blijf ik zeggen. Als ik niks had ging ik schijthuizen schrobben. En van die schijthuizen naar iets beters. Als je maar wil, joh!’ Collegiaal overleg? ‘Er blijft er maar een de baas, en dat ben ik.’
Voorbeeld 3: De voorzitter van de FC Feyenoord vervaardigt in zijn vrije tijd dakbedekkingen. Uit fiscale overwegingen woont hij op het eiland Cyprus. Dat verplicht hem fiscaal om zes maanden per jaar buiten Nederland te verblijven. Het weerhoudt hem er niet van te Rotterdam ‘een stalinistisch bewind’ (zegt een ex-bestuurder) uit te oefenen. Hij koopt en verkoopt spelers volgens de tradities van de veemarkt. De trainer of ‘sportief directeur’ die hem mishaagt, staat een dag later op de keien. Allicht. Logisch toch? ‘Wie betaalt, bepaalt.’
DE VOORZITTER HEEFT een natuurlijke aandrift tot bestuurlijk ongeduld. ‘Ik heb de neiging me te gaan gedragen als een legeraanvoerder die altijd iets op zijn troepen vooruitloopt.’ Aldus Hannie van Leeuwen, voorzitter van de Sociale Verzekeringsbank. Ook is hij/ zij machtiger dan diegenen aan de andere zijde van de vergadertafel. Niets aan te doen. De horizontale democratie en het arbeiderszelfbestuur bleken in de praktijk minder werkzaam dan menigeen in theorie veronderstelde. En macht is op zichzelf, mits met hart en verstand gehanteerd, niet verwerpelijk. ‘Macht bestaat niet, er is slechts misbruik van macht’ (Henry de Montherlant). Ja, soms kan een al te intensieve omgang met de macht een kwalijke invloed hebben op je eigen ideologische kijk op de wereld. Dan krijg je verschijnselen als de voormalige president-directeur ener grote gloeilampenfabriek in het zuiden des lands, die het overpragmatische voorstel heeft gedaan het parlement drie jaar op sterk water te zetten en de macht van de BV Nederland gedurende deze periode (‘Drie jaar is krap’) aan vakministers te delegeren. Hij opperde dit - vrijmoedig - in een vraaggesprek. Maar hoeveel Nederlandse topmanagers neigen tot dit tamelijk riskante standpunt in de veilige beslotenheid van de bittertafel?
De allerautoritairste voorzitter hanteert overigens geen hamer, maar een stokje. Het is de dirigent. Hij heeft een sensitief oor voor de artistieke inspraak van zijn orkest, in de verschijningsvorm van een subtiel geblazen koperpassage of een fraai uitgevallen cellofrase. Maar uiteindelijk is zijn wil wet. De kunst verdraagt geen democratische meningsvorming. Bij een uitvoering van een symfonie (zelfs de Jupitersymfonie) waarbij de orkestleden medezeggenschap hebben, is de componist (zelfs Wolfgang Amadeus Mozart) onherroeppelijk de verliezer.
Wat heeft die arme Arturo Toscanini geleden tijdens de repetities met zijn NBC Symphony Orchestra, alles omwille van zijn hooggestemde artistieke ideaal!
Bezwerend sprak hij zijn manschappen toe: ‘E passione, dolore - sorrow, passion, entusiamo - ma no sleep when you play! Put entusiamo, like me! I do'nt enjoy to conduct - no, I 'ate to conduct, I 'ate! Because I suffer to much - troppo! What, you look at me? Why? You are astoni-ed? You think that I am crazy? No, no. Sensitive, yes! Don’t look at me in this way!’
Het voorzitten van een forum of congres is daarentegen, tegen de uiterlijke schijn in, buitengewoon eenvoudig. Want de voorzitter beheert de microfoon en straalt krachtens zijn functie een zekere autoriteit uit waarvoor de toehoorder en de forumleden zich eerbiedig buigen. Soms bevindt zich een zogeheten querulant in de zaal. ‘Je hebt vaste lastpakken en vaste gekken, laat ik zeggen: mallen. Ik herken ze op tien kilometer afstand.’ Aldus Annemarie Grewel, vaste voorzitter van het PvdA-congrespresidium. Genoemde gekken willen niet discussieren maar betogen, desnoods over de prijs van de sperziebonen. Ook zij, hoe spraakwaterverslaafd ook, zijn echter moeiteloos in de teugels te houden. Men wachte op het eerste moment dat de interrumpant verse adem schept en zegge dan met nadruk: ‘En nu uw vraag…’ Die heeft de interrumpant vanzelfsprekend niet paraat. Daarmee is het pleit beslecht. De bijeenkomst verloopt verder vlekkeloos. Voldaan steekt de voorzitter de welverdiende fles Albert-Heijnwijn in zijn zijzak en wandelt in de richting van de laatste trein.
Sommige congresvoorzitters hebben van deze liefhebberij hun beroep gemaakt. De voorzittershamer in de achterzak of handtas trekken zij van Marcanti naar Het Turfschip, van de Nieuwe Rai naar het Congresgebouw. Neen, die fles Albert-Heijnwijn is aan hen niet besteed. Hun honorarium schommelt rond de tweeduizend gulden. Dat levert een aantrekkelijk inkomen op. Want er wordt wat afgecongresseerd in Nederland. ‘Congressen over kurk. En over kerken. En allemaal met kaartjes op de borst. Er is nog geen congres - dat kan men merken - om ’t houden van congressen te beperken. Want een congres is mooi. En ’t lest de dorst.’ (Annie M. G. Schmidt, Huishoudpoezie, 1957)
WAAROM WIL iedereen, haast iedereen eigenlijk voorzitter worden - van de biljartclub, van de Emancipatieraad of van de Raad van Bestuur van de Koninklijke Gist Brocades? Freuds verzamelde werken zwijgen. Maar eigenlijk hebben wij Freud niet nodig. De honger naar de voorzittershamer gaat terug tot de oerdriften onzer jongste jaren.
Lees G. K. van het Reves boek Werther Nieland (1949):
Werther is de beoogde secretaris van de Club voor de Grafdelvers, de CVDG. Zijn vriendje Elmer is de zelfgebombardeerde voorzitter. ‘Je begrijpt wel’, zegt hij, ‘dat er iemand de baas moet zijn, die het bijvoorbeeld zegt als er een vergadering is. Dat kan het beste iemand zijn bij wie de club is opgericht. Ik ben de voorzitter, dat is al opgeschreven. Jij bent de secretaris, maar dat moet geheim blijven. Jij wordt natuurlijk wel secretaris, maar de voorzitter doet alles wat er gedaan moet worden: dat is altijd zo.’
Tweeendertig jaar later trad de jonge Ruud Lubbers aan als premier en voorzitter van ‘s lands ministerraad.
Eenenveertig jaar later liet Felix Rottenberg zich benoemen tot voorzitter van de Partij van de Arbeid.