Ik ben geen tegenstander van aan de wand genagelde plaquettes waarop in schoonschrift gebeiteld: «Hier heeft die en die zich dood gedronken.»
Vermits het een café betreft, en met jaartal. Serieel gezien lijkt het mij het wereldreisje wel waard. Ik kwam nooit verder dan The White Horse.
Hudson Street, New York. Dylan Thomas. Sowieso ben ik een liefhebber van legen darisch drinken. Voorzover ik er ooit zelf aan toekwam mag een zekere dinsdag niet ongenoemd blijven. Het kwam zo. We waren in China en ons gezelschapje bestond uit twee mannen, waarvan ik er één was, en een man en een vrouw. De twee andere mannen waren er voor zaken. Ik bleef over en vlijde mij naar vermogen op het oorkussen der Chinese ledigheid. Dan heb je nog heel wat te doen. De Chinezen waren destijds een vief en lief onproper volkje en ik had hun smaak snel te pakken. Die mede bestond uit mao-tai. Een van droogte holstaand en hoogst alcoholisch brouwsel. Gemaakt uit sorghum: nederige graansoort ook wel kafferkoren geheten. Elke hap rijst die mij voor de voeten kwam, wendde ik als excuus aan voor een slok bijbehorende jajem.
Ik kwam mijn dagen wel door.
De vrouw die bij de man hoorde wantrouwde de Chinese buitenwereld dusdanig dat zij haar kamer nooit verliet. Gelukkig maar. Was zij wel in zicht, dan spuwde ze vloedgolven aan onzin over alles wat ze ooit gezien of beleefd had.
In de stad Nanjing kreeg mijn compassie de overhand. Een snood plan was snel bedacht. Ik vertelde haar dat ik op die toevallige dinsdag mijn vriend de grote dichter Riekus Waskowsky wenste te herdenken door het drinken van zoveel mogelijk mao-tai. Al rijdend in een koetsje door Nanjing. Zij mocht mee, op voorwaarde dat ze haar mond hield om het plechtige karakter van de memory tour niet te verontreinigen. Ze stemde toe. Ze moest wel. We vertrokken en ik zette de gezinsfles mao-tai aan de lippen. Het was alles fantastisch. De voerman maakte het al helemaal niet uit en het stoffige stadsschoon werd er nog veel mooier van. Als ze begon: «Toen ik in Pisa was…» of: «Wist je dat ze op de Galapagos…», zei ik alleen maar: «Denk aan Riekus!» Met een klap sloegen haar kaken op elkaar. Ik nam de volgende slok. Schijnt dat ik ooit weer veilig ergens ben aangekomen. Van haar weet ik dat uiteraard niet.