Kort en goed. Ik was in de rue Beethoven. Achter mij de benijdenswaardig ouderwetse Eiffeltoren. Alsof het een reusachtige onderzeese anemoon is, zo stond hij te flikkeren.

De laatste stap werd gezet. Ik voelde het aan de kracht die ik op de deur moest uitoefenen. Hier zou ik geen spijt van krijgen. Niet te zwaar, maar ook niet te licht. Het mag nooit te makkelijk gaan. Dat heeft alles met de verhouding van prijs tot kwaliteit te maken. De ware kenner weet door het openduwen van de deur van een restaurant waar hij aan toe is. Hoeft hij niet eerst gebakken kalfslever voor te bestellen.

Vijf seconden stilte. De eerste minuut is snel voorbij. Een heer met vorsende glimlach komt je tegemoet. Hij is geen familie van je en zal dat ook nooit worden. Desondanks niets op aan te merken. Wederzijds negentiende-eeuws gemompel. Beetje Escoffier en Nadar. Je bent de halve wenteltrap op voordat je het weet. Her senen kauwen ondertussen op onmiskenbare Bauhaus-invloed. In het interieur. Merk je pas later.

Alles ademt goed geraakt akkoord van Schubert. Gedempte volle maan is het wachtwoord.

Zou genoeg moeten zijn. Nutteloos uit te weiden over uitgeperste bloemkool en peterselie vooraf. Gevolgd door de krabvezels in amandel olie met alto cumulus van avocado. Eenzaam gepocheerde oester. Kaviaar van haring.

Voor je het weet behoort het glas Vouvray tot een vorig leven. Rode wijn, gevangen in kristallijnen karaf wordt almaar sneller vrijgelaten. Doublet van obers schaatst bedrijvig heen en weer.

Niets aan de hand.

Tot de soep verschijnt. Vorm waarin het woord op tafel komt heeft nooit bestaansrecht aangevraagd. Alles is geroosterd. En brood. Onderkant en oppervlak van vocht en zelfs binnenkant van elk willekeurig geproefde molecuul. Vloeibaar geroosterd brood. De vormgrens moeiteloos gepasseerd.

«C’est plus comme avant», de jonge en opmerkelijk alerte citoyen in de receptie van Hôtel Récamier zei het al. Nieuwe tijdrekening. Voor en na de soep in l’Astrance.

Laatste houvast aan de Gigondas. Altijd weer die Gigondas.