Mijn fles absint mijn eerste gekocht in het schaduwloze Spanje, raakte ten slotte toch leeg. Anders dan bij Picasso, die er zijn blauwe periode aan overhield, en Van Gogh, die er vreselijk veel geel aan dankt, merkte ik er niet meer van dan dat ik wat vaker paarse sokken ging dragen.
Mensen zijn gehuld in kleding, flessen dragen etiketten. Wellicht dat daarom een fles zonder etiket even intrigerend is als een mens zonder kleding. Mijn fles, mijn donkergroene fles, waar in een middeleeuwse loods vanuit een aftands buikig vat een vuilgele straal in spoot, als urine uit een grizzlybeer, was even anoniem als een boze fee onder de dekens. We zijn er. Een naakte fles heeft iets erotisch. Zelfs niet-geconsumeerde absint laat mij niet koud.
Joris-Karl Huysmans heeft in 1902 een sterk stuk proza geschreven met de titel Les habitués de café. Waarin hij signaleert hoe bepaalde brouwsels hun intrinsieke geur en smaak kwijtraken wanneer je ze in eigen huiskamer drinkt. Buiten het café verliezen ze hun bestaansrecht. Daar rekent hij ook de absint onder. Die bestaat alleen bij de gratie van een slecht schoongemaakt marmeren tafelblad. Wij hebben daar de jenever voor. Zelfs de goede jenever. De povere gloed daarvan laait op door het juiste decor. Patina van het vergankelijke, het versletene en het troosteloos onvolmaakte. Het consequent ontoereikende café, waarvan je langzamerhand blij mag zijn het nog meegemaakt te hebben. De waterlanders komen ervan boven.
Een in papier gewikkelde fles. Hoe zit het daarmee? Eerst in het algemeen.
In de goede stad Bordeaux kocht ik een fles bordeaux. Denkend aan Hölderlin plaatste ik de fles op de schoorsteenmantel in de hotel kamer. De fles was in dun paars papier gewikkeld en het was niet eens Château la Papeterie. Ik fotografeerde de fles in het paarse papier. Met het Franse behang er gratis achter. Foto die de voor pagina gehaald zou hebben wanneer er die dag toevallig geen ander nieuws was geweest.
In het bijzonder?