Met de Deense cartoonkwestie bleek dat beeldverering en beeldverbod nog steeds een belangrijke rol spelen in wereldreligies. Ook in het liberale Nederland. Zo hing dit voorjaar aan de voorgevel van de Hema in Utrecht een geveldoek van tweehonderd vierkante meter met daarop een liggende vrouw, in een verleidelijke pose, gekleed in een goudkleurige bikini van Hunkemöller. De ChristenUnie in Utrecht besloot het college van b. en w. te vragen of dit passend was in de historische binnenstad en of het college niet ook van mening was dat vrouwen niet beschouwd moeten worden als lustobject. De media sprongen boven op deze ouderwetse vernauwing van de vrijheid. De gelovige moet ongestoord kunnen genieten van de nabijheid van het zinnebeeld, aldus de landelijke pers en tv. Beeldverering kent echter haar grenzen. Bepaald beeldmateriaal is nu eenmaal onaanvaardbaar. Een ongeoorloofde naaktfoto maakt iets zichtbaar wat verborgen zou moeten blijven, aldus de publieke opinie. Deze gedachte maakt duidelijk waarom naaktfoto’s iets schokkends kunnen hebben. Hoe naakter het lichaam, hoe meer de zin van het lichaam lijkt te verdwijnen in een lichaam zonder zin. Hoe bloter de foto, hoe groter het risico te kunnen zien dat er in of aan het lichaam niets te zien is.
Over de grondslag van dit soort kwesties heeft Paul Moyaert, hoogleraar filosofie te Leuven, een uiterst interessant essay geschreven. Nederlandse filosofen die over religie schrijven vervallen vaak in een neokantiaans welles-nietes. Moyaert echter stamt uit de degelijke godsdienstfenomenologische school van Antoine Vergote, waardoor de coördinaten van zijn verhaal overzichtelijk blijven. Beeldverering is van alle tijden en een diep symbolische praktijk, aldus Moyaert. Als je aan een buitenstaander wilt uitleggen wat religie is, kijk dan eerst naar wat zogenaamd niet-religieuze mensen doen, hoe ze omgaan met belangrijke momenten in het leven. Je zult zien dat ze symbolisch handelen. Wie wil begrijpen wat symbolen met reclames en merkiconen doen moet zich verdiepen in religie. Religie en reclames worden gedragen door de behoefte aan symbolen. Het liefst wil de mens het beeld(scherm) aanraken of zoenen zoals in het Byzantijnse christendom. In een joodse geloofsgemeente echter kan dit absoluut niet door de beugel. Het tweede gebod uit de decaloog van het Oude Testament verbiedt radicaal ieder beeld van de God van Israël. Dit beeldverbod heeft een berucht spoor getrokken door de geschiedenis met als een van de hoogtepunten de Beeldenstorm in België en Nederland van 1566. Indirect leidde de Beeldenstorm tot de Tachtigjarige Oorlog en het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tijdens de revolutionaire fase van de Beeldenstorm werden honderden rooms-katholieke kerken, kapellen, abdijen en kloosters met hun inhoud en zelfs het stucwerk aan de binnenkant vernield door woedende calvinistische menigten.
Voor Calvijn was slechts de verkondiging de ware getuigenis van het Woord van God. Het idee dat de mens die ‘schier ieder ogenblik zijn leven uitblaast’ door zijn kunst de naam van God ‘op een dood blok hout’ overdraagt was in Calvijns ogen bespottelijk. De menswording van God heeft elk beeld overbodig gemaakt, aldus Calvijn. En ergens heeft hij wel gelijk. Hindoestanen weten al te goed dat de door hen gemaakte kopieën van hindoegoden met tientallen handen een poging zijn om het goddelijke uit te drukken en dat dit slechts kon uitlopen op een half belachelijke overdrijving. Het christendom is wat dat betreft revolutionair in de religiegeschiedenis. In tegenstelling tot andere religies dient God zich aan als volstrekt banale Wanderprediger, zoals Nietzsche het noemde. Banaal omdat er in die dagen duizenden rare sekteleiders in Klein-Azië rondhingen.
Moyaert heeft meer dan gelijk wanneer hij in zijn boek het liberale intellectualisme bekritiseert waarmee een eenvoudige godsdienstpraktijk tegenwoordig wordt weggehoond. Dat mensen praten tegen beelden, ze aanraken of bloemen neerleggen lijkt raar, maar als een symbolische praktijk wordt het minder vreemd. Wat doen mensen, gelovigen én ongelovigen? Ze drukken simpelweg bewondering voor iemand uit, zijn dankbaar, vragen om vergeving, uiten hun liefde of woede. Op deze alledaagse handelingen bouwt de godsdienst voort. In de dagelijkse menselijke verhoudingen zit nu eenmaal iets wat het strikt persoonlijke overstijgt, aldus Moyaert. Het gevaar van dit soort redeneringen is natuurlijk het verval in een universeel ietsisme, maar het zij Moyaert vergeven. Beelden zetten nu eenmaal aan tot het aanbidden van goden. Dat is de hoofdreden voor het verbod. Jahwe wil namelijk een verbond, geen religie. Net als in een monogame relatie weet je dat er andere mannen of vrouwen bestaan, maar je geeft je woord aan die ene. Beeldverering is daarom het best te vergelijken met een vorm van overspel of prostitutie. Als deze praktijk zich loszingt uit een groter zingeheel, dan wordt het idolatrie en heeft geen enkel woord meer betekenis.
Bestel Iconen en beeldverering in de webshop>>>