Gelooft u in de liefde?
‘Zeker. Hoe kun je daar niet in geloven?’

Wat was uw eerste literaire liefde?
‘Thea Beckman. Toen ik als kind een boek van haar las, had ik voor het eerst het besef dat er een schrijver was die dit boek geschreven had. En dat die nog veel meer boeken geschreven had, en dat ik die allemaal kon lezen!’

© Annaleen Louwes

Wat is het meest romantische boek?
‘De herinnerde soldaat van Anjet Daanje. Een heel romantisch boek, en ook een goed boek over liefde. Het is heel intiem. Zowel in de alledaagse zin als in de grotere zin dat zij hem het verhaal van zijn leven vertelt, en hem daarmee een plek geeft in het bestaan. En het is romantisch omdat het ook noodlottig is. En natuurlijk Jane Eyre. Alles van de Brontë-zussen is romantisch, omdat het heel hartstochtelijk is.’

Heeft u wel eens romantiek op het Boekenbal meegemaakt?
‘Nee. Ik heb vooral veel drankzucht meegemaakt op het Boekenbal, en veel verdwaald rondlopen.’

Wat vindt u interessanter om over te schrijven: geborgenheid of autonomie?
‘Ik denk dat ze met elkaar verbonden zijn. In mijn werk gaat schrijven over autonomie vooral over het streven naar autonomie, en dat heeft dan ook altijd wel een conflictueus verband met het verlangen naar geborgenheid. Ik denk dat het het interessantst is wanneer ze iets met elkaar te maken hebben. Autonomie is wel een groter thema in mijn werk dan geborgenheid.’

Welke seksscène is u altijd bijgebleven?
‘De niet-seksscène in On Chesil Beach van Ian McEwan. Die roman beschrijft de huwelijksreis van twee jonge, totaal naïeve mensen, die allebei in het geheel niet weten wat de bedoeling is. Tijdens hun huwelijksnacht gebeurt er daarom niks. Die niet-seksscène is vreselijk geladen. Zij durven ook niks tegen elkaar te zeggen, terwijl ze er wel allebei heel erg naar verlangen dat de ander iets zegt. Het is zo’n boek waarbij je tegen die mensen wil roepen, omdat je de uitweg ziet als je het leest, je ziet twee mensen worstelen die zelf de uitweg niet zien.’

Heeft u wel eens geprobeerd iemand te verleiden via een boek of een gedicht?
‘Ze zeggen toch over Orlando van Virginia Woolf dat het de langste liefdesbrief uit de wereldliteratuur is? Ik geloof dat ook bij mij het willen bereiken van een specifiek iemand wel meespeelt bij het schrijven. En als lezer: ik geef wel eens een boek dat ik heel mooi vind aan iemand. Je hebt dan ook het gevoel alsof je iets van jezelf geeft, omdat je het zo mooi vindt en diegene iets wil laten zien wat jij ook ziet. Daar zit zeker een element van verleiding in, of het zoeken naar connectie. Ik was bijvoorbeeld gelukkig dat mijn geliefde De herinnerde soldaat ook een heel mooi boek vond.’

U verwijst in uw roman Noodweer naar A Streetcar Named Desire, houdt u van dat stuk?
‘Dat boek begint ermee dat ze daarnaar kijken in de schouwburg. Ik laat ze ernaartoe gaan omdat in dat toneelstuk een verkrachting zit die heel vaak wordt geënsceneerd alsof het eigenlijk geen verkrachting is, maar een inlossing van een geheim verlangen. Ik houd erg van Tennessee Williams, ook van zijn andere werken. Hij heeft ooit iets gezegd wat ik heel lang als mijn eigen motto heb beschouwd: met elk geheim dat je onthult, moet je het mysterie vergroten. Ondanks alles wat hij vertelt over zijn eigen personages, die hij heel goed kent, worden ze toch niet kenbaarder, ze blijven mysterieus, op een bepaalde manier.’

Waarom vond u dat zo geschikt als motto?
‘Je moet nooit een sluitend verhaal maken. Je personages moeten niet verklaarbaar zijn. Je moet als lezer niet kunnen zeggen: ja, ze doet dat vanwege dat. Er zijn natuurlijk wel oorzaken, psychologische verwondingen en dat soort dingen, die maken dat iemand bepaalde dingen doet. Maar het moet nooit rond zijn, je moet het nooit helemaal snappen. Er moet iets eigenzinnigs of ondoorgrondelijks zijn in wat mensen doen, dat het nooit een sommetje wordt dat oplosbaar is. Maar dat betekent niet dat je niks over je personages moet vertellen, je moet juist wel veel over ze vertellen. Dus ik vond die uitspraak over geheimen onthullen die het mysterie vergroten heel raak. Bij de beste personages is dat het geval, je weet veel van ze, maar je weet nooit precies hoe het zit.’

Romeo en Julia of Medea?
‘Medea dan. Omdat het een veel complexer verhaal is over liefde. Bij Romeo en Julia zijn het de omstandigheden die de personages fnuiken. Medea wordt tot zulk extreem gedrag opgezweept uit wanhoop. Omdat ze verstoken is van de liefde die voor haar de enige manier is waarop zij in dat vreemde land een plek heeft. Ik vind het interessantere psychologie als het je lukt om zo’n proces in iemand te beschrijven.’

Pride and Prejudice of Anna Karenina?
‘Anna Karenina. Omdat het meer gaat over gevangenschap, en daaruit willen breken, en ook over hoe veiligheid en het avontuur zich tot elkaar verhouden. Als ik moet kiezen wat ik nu zou herlezen, dan zeker Anna Karenina.’

Who’s Afraid of Virginia Woolf of The Importance of Being Earnest?
‘Het grappige is dat Who’s Afraid of Virginia Woolf, hoewel het echt een heel goed toneelstuk is, en ook heel goed verfilmd, toch ook echt een cliché is geworden. Die strijd waar de liefde zich in vormt. Het toneelstuk dat ik nu net heb geschreven, Familiespel, is ook schatplichtig aan Who’s Afraid of Virginia Woolf, omdat in het toneel alles wat gaat over liefde en cynisme en vechten en drank daaraan refereert.

Dan kies ik toch The Importance of Being Earnest, dat is heel erg grappig. Veel misverstanden en sigarenkokers met inscripties die kwijtraken, heel smakelijk. Het is zo talig, dat is er zo goed aan, het is echt een werk gebouwd uit taal. Terwijl Who’s Afraid of Virginia Woolf veel meer gaat over psychologie die in taal tot uitdrukking wordt gebracht. Matin van Veldhuizen heeft The Importance of Being Earnest wel eens vertaald, of eigenlijk herschreven. Zij is er echt goed in om het origineel geweld aan te doen en het daarmee recht te doen, door een echte vertaling te maken, dus niet alleen in de taal maar ook naar een andere situatie.’