Van de nieuwe dramareeks Onze straat (NTR/BNNVARA/VPRO) zijn de eerste drie 45-minutenfilms al uitgezonden. Dit keer over het laatste trio.
Neontetra | Regie en scenario: Emiel Sandtke
Zo cryptisch als de titel lijkt (science fiction? absurdisme?), zo helder is deze vertelling over Parkinson, mantelzorg en de grenzen daarvan. Sociaalrealisme anno 2021. Gruwelijk, zoals die ziekte ook is, maar toch vooral dragelijk door liefde. Wie van deze zin al onpasselijk wordt zou toch moeten kijken, want mierzoet is het bepaald niet en dit type liefde, hier tussen zieke vader en een achttienjarige zoon, is denkbaar, nee, bestaand; en als dat niet zo was zou hij denkbaar en bestaand moeten zijn.
Neon-tetra’s zijn felgekleurde visjes in het aquarium van vader Jacques, die ze niet alleen verkocht in zijn dierenwinkel maar een oprechte liefhebber is. Nu de winkel, waar hij nog boven woont, noodgedwongen verkocht is, zijn ze vorm van troost. De Parkinson sloopt en is daarmee vergevorderd. Naar een instelling? Nooit! Dan liever… Dus komt de steeds zwaardere zorg vooral neer op Pia, zijn vrouw, stiefmoeder van jongste zoon Julian, die nog thuis woont. Julian helpt, zonder morren, maar louter op nadrukkelijk verzoek en soms slordig: hij is immers ook een adolescent die vooral met zijn muziek (hij gaat naar het conservatorium met zijn computerritmes en –samples) en vrienden bezig is.
Vrienden die de geest vrolijk plegen te verruimen met van alles en nog wat, van joint tot lachgas. ‘Schön ist die Jugendzeit.’ Tot Pia, die meer hulp van Julian verwacht en ook nog eens de steun van haar schoonzus kwijtraakt, knapt en de situatie ontvlucht. Netjes is anders maar er zijn grenzen aan wat een mens kan dragen. Wat nu? Voorlopig moet Julian alleen aan de bak, om pa’s nachtmerrie van een instelling te voorkomen. Net in de tijd dat hij de wereld in zal gaan en, mazzelaar, via de vader van een vriend een eigen kamer zou kunnen krijgen. Wreed lot. We zien wat lukt en wat niet. We zien hoe familie en hulpverleners oplossingen bedenken. Hoe Jacques daar niet aan wil, maar wat dan? We beleven een zware crisis die doorbraak betekent.
Ik kan me voorstellen dat de film gebruikt wordt als opmaat voor discussie over Parkinson en/of mantelzorg. Maar dan suggereer ik dat het een educatieve productie is en dat klopt niet. Het is in de eerste plaats een geslaagde film over een zieke en zijn zoon, over al dan niet uitgesproken gevoelens en angsten, over familie die tekortschiet maar misschien ook wel realistischer is dan vader en de voor deze taak gewoon te jonge zoon. Maar ook een film die de leefwereld van Julian, los van de ziekte, beeldend weergeeft. Zo beeldend dat je beseft dat ouders (en grootouders) maar beter niet kunnen weten wat jongelui buiten zicht uitvreten (met de meesten loopt het immers goed af). En precies dat zorgt voor een mooi moment al in het begin: van escapistisch blowen met je maten naar zorgzame, liefhebbende zoon zijn. Nee, geen uitsluitende tegenstelling, wel contrast.
Goed vind ik ook dat vader en zoon vanzelfsprekend de schaamte voorbij zijn. Wie voor het eerst zijn moeder of vader moet helpen bij intieme fysieke verrichtingen (de rollen van lang geleden omgedraaid) weet hoeveel gemengde gevoelens dat op kan leveren (kan, want het zal ook afhangen van hoe met lichamelijkheid in opvoeding en leven is omgegaan). Maar hier is de gêne overwonnen, die ook al minder groot zal zijn geweest gezien de vanzelfsprekend warme manier waarop ze elkaar vastpakken en zoenen. De acteurs uitstekend: Bart Klever de vader, Walt Klink de voor mij verrassende zoon (die ook nog eens lijkt op zijn oudere broer in de film: Ko Zandvliet, zelf ook zo jong begonnen en schitterend in het prachtige Jongens van Mischa Kamp). Functioneel oudemannennaakt – kom er es om. Maar slopersziekte en mantelzorg – wat zijn ze verdomde zwaar.
May. | Regie: Madja Amin; scenario: Randy Oost
Hoe verschillend van aanpak en sfeer de zes afleveringen van Onze straat ook zijn, er is er maar één die het predicaat ‘vreemde eend’ volledig verdient en dat is May. Om te beginnen: van de andere vijf kun je je met een beetje goede wil nog voorstellen dat ze zich in en vanuit één Hollands straatje afwikkelen (het ligt bij mijn weten in Purmerend), maar May speelt in een totaal andere, eigen wereld en in een andere tijd. Die we hooguit kennen uit de filmgeschiedenis. Als het enige personage dat de zes films verbindt, de pakjesbezorgende koerier, opduikt in deze unheimische omgeving die zowel de jaren vijftig als Oost-Europa als film noir als thriller als van alles dat je vermoedt maar niet thuis kunt brengen oproept, dan is de arme jongen daar totaal verdwaald en moet hij vrezen de weg terug naar hier en nu nooit meer te vinden. Nee, dat is geen kritiek. May is in zijn eigenzinnigheid krachtig en gedurfd. En als je het voor elkaar weet te krijgen dat ik ‘You’ll Never Walk Alone’ nooit meer zal kunnen horen zonder het hoofd van Valentijn Dhaenens voor me te zien (nee, dat is geen voetballer maar een Vlaams acteur), dan zal je dat terecht worst wezen als maker, maar iets bereikt heb je toch wel. Voor en bij mij dan.
Onze straat kenmerkt zich in vijf producties door een min of meer realistisch karakter. Iets minder in de relatie tussen Bianca en Anton (Krassen) en in de wanen van Indra (Echo), maar toch. Neontetra heeft zelfs haast documentaire trekken (wat behoorlijk knap is bij zo een kwetsbaar onderwerp en dito rol). Maar May is een filmische stijloefening jenseits jede Wirklichkeit. En een knappe ook. Hoofdpersonen: huurmoordenaar die bijna in vaste dienst van een misdaadsyndicaat lijkt. De crimineel die ook nog pooier is en hem de opdrachten, voorzien van foto van het object, van hogerhand doorgeeft. De vrouw, werkzaam in wat het best een morsig cafetaria genoemd kan wordem (als iemand nog weet wat dat was). En verder vooral een rijtje mannen dat eraan gaat middels zijn fikse pistool met geluidsdemper. De moordenaar zegt er (bijna) niet ene. De vrouw die hem op slag begeert (wat niet eens onwaarschijnlijk is dankzij karakterkop en filmische benadering daarvan) ontdekt waarom hij niet praat (kan praten) en doorbreekt zijn gevoelloos pantser. Wat alleen al merkbaar is doordat het liquideren steeds iets lastiger gaat door trillende hand. En verder moet u zelf maar zien.
Het eigen karakter van de productie (hoewel zeker geïnspireerd door de geschiedenis van de cinema) wordt door meerdere factoren bepaald. De locatiescout verrichtte wonderen. Production design dito. De donkere, sombere hoofdlocatie (vijftig tinten bruin en pisgeel, terugkomend in de kostuums) wordt afgewisseld met modernistische architectuur uit de eerste helft van de vorige eeuw. Het plastic over de meeste meubels (zelfs bedden) weerspiegelt kilte, gevoelsarmoede. Het geluid en de muziek zijn extreem aangezet, tot en met de vervormingen in de stem van de pooier. Het tempo, vaak langzaam, is van grote nadrukkelijkheid. Onnatuurlijk staat met grote letters geschreven. En uiteindelijk gaat het nog over (doorbrekend) gevoel ook. Emotioneert het me, zoals Neontatra dat bij voorbeeld doet? Nee. Maar ik, die een moeizame relatie met filmgeweld heb, bleef geboeid kijken. Al kan ik me ook voorstellen dat je dit merkwaardig absurdisme helemaal niet moet.
Smartlap | Regie: David Eilander; scenario: Jan Eilander
Een titel als een programma: de film begint en eindigt met een smartlap en is in zekere zin smartlap, maar dan eentje met smaak en intellect. En well made. Ook hier, als in Neontetra, verval van een vader, maar dan door eigen toedoen – kroegbaas, accordeonist en maar net aan functionerend alcoholist. En er is zijn zoon die de zelfvernietiging van vader kopieert, maar die verre overtreft in tempo en heftigheid. Op speed kun je zeggen, een van de bewustzijn-verruimers (die vaak -versmallers of -wissers zijn). Coke is zijn ding.
De opening is gestileerd: een rijder langs mensen die in een kroeg luisteren naar een live uitvoering van Hazes’ klassieker De vlieger. De vlieger die een brief van een joch naar zijn dooie moeder in de hemel moet brengen. Wie ligt daar opgebaard? Jordaan-zangeres Blonde Nel, echtgenote van kroegbaas Arie, moeder van kleine Rody. Weduwnaar en halve wees zijn de muzikanten. Als alles achter de rug is geeft Arie zijn ontroostbare zoontje een glas cola. ‘Mag niet van mama.’ ‘Had ze maar niet dood moeten gaan.’ En Arie doet er nog een scheut van zijn eigen jenever bij. Zo, we zijn begonnen. En maken prompt een fikse sprong in de tijd: Arie beheert zijn steeds meer uit de tijd rakende kroeg samen met zijn jongere vriendin Elsie. Arie is het maar al te reëel bestaande type dat in elk geval in en rond de Jordaan veel te vinden was toen ik zelf nog kroegtijgerde: dominant, altijd foute moppen vertellend en dito grappen makend. In eigen ogen een echte gezelligerd, maar ad rem hard en vals als je ook maar een millimeter dwars lag. Die nare kant wordt uitstekend neergezet. Maar zijn tragiek ook en dan heb je dus met goed drama van doen. Die tragiek schuilt in Rody, die na lange afwezigheid door verslaving en kliniekverblijf zijn intrek weer bij pa neemt, beterschap belooft maar dat niet waarmaakt. Rody die ook nog es homo is, waar Arie eigenlijk nog altijd niet mee kan leven, wat hij uit in opmerkingen die hij als enige ‘een grapje’ vindt. En tragiek in zijn halsstarrigheid tegenover de buitenwereld, hier vooral gepersonifieerd in zijn huisbaas. Maar vooral ook in zijn verlies van greep op een veranderende wereld die zijn ooit succesvolle toffe bruine kroeg, de hapjes die hij uitdeelt, zijn muzieksmaak, alles waar hij voor staat, niet meer aantrekkelijk vindt.
Rody is niet te benijden met een dwingende vader die alles beter weet en op alles kritiek heeft en niets moet weten van veranderingen die hij en Elsie willen doorvoeren. Hij is van goede wil, de geest is willig maar het vlees zwak. Met voorspelbare gevolgen. Maar wat overeind blijft is dat Arie óók trots op zijn zoon is en dat Rody de band met Arie toch niet kan en wil verbreken. Genuanceerd is ook het personage van Elsie, die Rody verdedigt tegenover zijn al te kritische vader maar veel beter dan Arie diens negatieve kanten en verval ziet. Mooie, te kleine rol van Nadja Hüpscher weer. En in Jack Wouters en Chris Peters hebben zoon en vader Eilander (!) ideale vertolkers. Komt het goed? Nee, maar toch ook wel, een beetje, zoals in bijna alle afleveringen van Onze straat. Wat me geen toeval lijkt. Deze heeft echt de lach en traan van, jawel, de smartlap.
Nog een slotopmerking. Van de zes producties betroffen er vier (!) vader en zoon, eentje moeder en dochter. En met veel moeite kun je May ook nog onder die laatste noemer brengen. Kan geen toeval zijn.
Dit was dan Onze straat. Hadden twee reeksen moeten worden, maar stopt doordat het nieuwe NPO-Fonds er de hand vanaf trekt. Waarmee een eind komt aan een meer dan twintig jaar durende samenwerking van NTR, BNNVARA en VPRO om overwegend jonge makers de mogelijkheid tot tv-filmen te geven. Door ze de midlengte van 45, 50 minuten aan te bieden. Als ik me niet vergis heette het allereerste project Novellen. Een uitstekende noemer, omdat de novelle een literaire vorm in its own right is, en geen voorstudie voor het ‘echte werk’ van de roman. De beste afleveringen van Novellen, One Night Stand, Centraal en Onze straat zijn zelfstandige, sterke producties die menige vaderlandse speelfilm ver in de schaduw zetten. Als je ooit televisiekunst wilde vinden, dan moest je in deze reeksen zoeken. Ik geef me graag gewonnen als het NPO-Fonds dat langs andere weg weet te bereiken, maar heb er voorlopig een hard hoofd in. En dat in een tijd waarin het voor jonge creatieven toch al hopeloos moeilijk wordt aan de bak te komen.
Onze straat, NTR, BNNVARA, VPRO. Vrijdagen sinds 8 januari, NPO 3, 21.35 uur. Neontetra, 29 januari. May, 5 februari. Smartlap, 12 februari. Lees ook over de eerste drie afleveringen