In ons land van kleine kamers (omgeven door die intimiteit die we gezellig noemen, of knus) zijn we als vanzelf gewend geraakt aan de bescheiden maat van de schilderijen die daar kwamen te hangen. Winterlandschap van Esaias van de Velde bijvoorbeeld is maar net iets groter dan een vel briefpapier (A4). Wat er staat afgebeeld is echter een complete wereld. De verschillende detailleringen lijken me vooral met een groot geduld geschilderd – want in die kleine ruimte is er geen ruimte voor veel opwinding. Daarvoor moet je bij de grote werken van de Barok zijn. De scène is een plek ergens in een dorp in Noord-Holland. De voorgrond, van links naar rechts, is een sloot die nu, in de winter, bevroren is. Voorbij het bruggetje zien we wat een wat breder water lijkt. Het lijkt erop dat die vaart achter langs de kleine schamele hoeve verder loopt. Aan de overkant zien we een dorp, althans een boerderij en daken tussen bomen. Dat stukje dorp is zo’n passage van geduldige waarneming van details die zo karakteristiek is voor dit soort kleine schilderijen. De observatie is nuchter en selectief. Er staat, in de kleine ruimte, net zoveel detaillering als nodig is om het realisme levendig en gevarieerd te maken.

De boerderij op de voorgrond is hoofdzakelijk van baksteen. Een rieten dak en een kloeke schoorsteen. Rechts is er een houten schuur tegenaan getimmerd, tot aan de waterrand (de plee misschien?). Tegen de achterkant zien we een grote duiventil tegen de gevel; omdat we daar ook de houten schutting zien die kennelijk een erf omheint, denk ik dat dat de achterkant van het bouwwerk is. Het ziet er niet echt boers uit. Het is een rommelig maar kloek volume dat daar op die plek een sterke ruimtelijke markering is. De voorkant ligt kennelijk aan het bredere water, maar achterlangs loopt via het bruggetje een soort voetpad. Daar loopt rechts een vrouw, warm in de kleren, het beeld uit. Misschien is het gebouw, dat meestal boerderij genoemd wordt, wel een veerhuis annex herberg. In ieder geval markeert het een plek waar een sloot (of een poel) onder het bruggetje door in een vaart uitkomt. Rechts daarvan staat dat huis. Wij kijken langs dat huis naar het dorp aan de overkant. Dat is wat dit schilderijtje in scène zet.

Daar loopt rechts een vrouw, warm in de kleren, het beeld uit

Boven de zwarte balken van het bruggetje is het ijs op de vaart opvallend licht van kleur. Dat bijna wit zien we ook nog onder de brug, waar het echter overgaat in een gedempte bruinige toon die ook verder in het schilderijtje de stille monochromie bepaalt. Door die strook bijna wit wordt het verschil tussen hier en de overkant nog eens gearticuleerd. Dat wit loopt verder in de lichte zandkleur van het voetpad. Doordat het pad juist daar zo vlekkerig licht is, krijgt het volume van het grote huis ook nog iets zwevends, zodat het niet zwaar of lomp oogt. Let ook op het verloop van de grillig vertakte bomen, rechts in beeld tot bovenin en dan, voorbij het huis, nog twee van zulke hoge bomen. Door het perspectief lijken ze geleidelijk kleiner. Als je ze echter van links naar rechts leest, lijkt het alsof ze als een waaier de ruimte wijd openvouwen – de ruimte van de prachtig heldere, vrieskoude lucht. De kleuren van het dorp lijken daartegen winters karig. Maar dan, alsof het nog niet genoeg is, wordt er nog een vertelling verteld – op een apart toneel van grauw, mat ijs op de voorgrond. Dat is een idylle van verschillende kleinigheden, perfect van observatie. Links twee jongens die ijshockey spelen. Aan de houding van die in het zwart kun je zien dat hij aanlegt om te slaan. Zijn vriend met het rode wambuis leunt op zijn stick en kijkt toe. Van rechts nadert een schaatser met een transportslee. Naast hem denk ik zijn knecht met een polsstok. Zij gaan snel. Hun vaart kun je afmeten aan de langzame, statige gang van de vrouw op het voetpad. Ten slotte, op de oeverkant, zit iemand doodgemoedereerd zijn schaatsen vast te maken.

Zo’n klein schilderijtje, waarin toch een wereld verbeeld moest worden, noopte de kunstenaar ook zo te kijken. Dat was iets geheel nieuws, en dat werd die onverwisselbaar Hollandse kunst. Die begon bij Esaias van de Velde.


Beeld: Esaias van de Velde, Winterlandschap met boerderij, 1624. Olieverf op paneel, 26 cm x 32 cm (Mauritshuis, Den Haag)