De Mexicaans-Amerikaanse grens bij Nogales. Het hoge hek moet Mexicanen ervan weerhouden om Amerika illegaal binnen te komen © Piotr Redlinski / NYT / HH

Afgelopen november kwam de Münchense wijk Neuperlach opeens wereldwijd in het nieuws. De reden was een vier meter hoge muur die zeven buren tussen hun woningen en een toekomstig asielzoekerscentrum lieten neerzetten. Deze muur was een voorlopig laatste stap in een jaren durende discussie. Eerst zou ter plekke een gewoon vluchtelingencentrum komen. De buren verzetten zich en wonnen het pleit. Toen kwam het plan om in het centrum alleen jongeren te vestigen. De buren verzetten zich opnieuw maar dreigden deze keer het pleit te verliezen. Afgelopen zomer kwamen de partijen voor de zoveelste keer bijeen. Nu werd een compromis gevonden. Het asielzoekerscentrum kon er komen als het aan één kant door een muur omgeven werd. Zo is gebeurd. De muur staat er. Het asielzoekerscentrum is nog in opbouw. En de commentaren zijn niet van de lucht.

Verreweg de meeste, ook buitenlandse commentaren op de ‘Muur van Perlach’ zijn negatief. ‘Hoger dan de muur van Berlijn’, stond in zo goed als alle kranten (klopt, veertig centimeter hoger). ‘Ziet eruit als in de tijd van Hitler.’ ‘Verkeerd signaal.’ ‘Politiek volledig incorrect.’ Vanzelfsprekend kregen ook de omwonenden het woord. Het gaat niet om de asielzoekers, zeiden ze. Het gaat om de herrie dan wel ons verlangen naar rust. Bovendien was een stenen muur niet de bedoeling, we wilden een aarden wal maar dat mocht niet vanwege een nabijgelegen riviertje en overstromingsgevaar. Verder, zo voegden de omwonenden eraan toe, is slechts een deel van het asielzoekerscentrum omgeven. De muur stopt de bewoners ervan niet in een gevangenis.

De gemeente relativeert de zaak eveneens. ‘Een muur als deze mag iedereen zetten’, zegt zij. ‘Dat gebeurt ook overal. Alleen hebben in dit geval zeven buren het tegelijk gedaan. Daarmee is het geheel wat groot uitgevallen.’ Het debat gaat voort. Ondertussen staat de muur. Is hij een symbool, zo kun je je afvragen, van een wereld die ingrijpend aan het veranderen is: van open naar gesloten?

Als de Muur van Perlach een symbool is van de aanstaande sluiting van de wereld, dan zijn de plannen van Donald Trump haar bevestiging. Niettemin is er met die plannen iets vreemds aan de hand. Want zoals iedereen weet staat er al zoiets als een muur tussen Mexico en de Verenigde Staten. Op dit moment, begin 2017, is van de meer dan drieduizend kilometer lange grens tussen Mexico en de Verenigde Staten iets minder dan een derde deel door mensenhanden ‘afgeschermd’. Dat scherm bestaat uit van alles en nog wat, van gaas tot muur en van stalen platen tot hekken, terwijl er ook stukken zijn waar slechts een virtueel hek van camera’s en sensoren staat. Ook zijn er stukken die door de natuur zijn begrensd, woestijn of water, terwijl pal op de grens nogal wat dorpen en steden liggen waar het lang niet altijd duidelijk is waaruit de barrière bestaat.

Veel ‘muur’ al met al maar ook veel gaten, met als resultaat dat illegale migratie wel bemoeilijkt wordt, maar niet onmogelijk wordt gemaakt. Maar dat is wel wat Trump wil. Vandaar zijn plan voor een echte muur, drieduizend kilometer lang, van San Diego/Tijuana in het westen tot Brownsville/Matamoros in het oosten. ‘It’s not a fence. It’s a wall’, zei Trump ruim een week voor zijn aantreden tot de verzamelde journalisten en voegde er meteen een reprimande aan toe: ‘Jullie schrijven het steeds verkeerd.’ Ook zei hij: ‘We kunnen anderhalf jaar wachten tot de onderhandelingen met Mexico afgesloten zijn. Dat gaat niet gebeuren. We beginnen meteen te bouwen.’

Overal is men in de weer met het neerzetten van muren, spannen van prikkeldraad, ophangen van camera’s en graven van greppels

Zoals de zaken er nu, weer enkele weken later, voor staan ziet het er inderdaad naar uit dat de muur er komt. Tot nu toe heeft Trump niet de neiging over zijn plannen gras te laten groeien. In ieder geval wordt een begin gemaakt. Maar in de komende tijd kan er veel gebeuren. Om te beginnen staat zo’n muur niet in een paar dagen. Ook is het zeer de vraag of hij het illegale verkeer tussen Mexico en de VS daadwerkelijk kan stoppen. Zo stelde de onlangs afgetreden hoogste baas van de Amerikaanse douane Gil Kerlikowske dat een muur geldverspilling is. De grenzen blijven immers gewoon open. De handel gaat door. Bovendien zijn er veel mogelijkheden om een muur te beklimmen, ondergraven, omzeilen.

De werkelijke vraag op dit moment is dan ook niet muur of geen muur, effectief of niet-effectief. Nee, de hamvraag is of de Muur van Perlach en het plan van Trump het einde van een tijdperk aankondigen, het voorlopig definitieve einde van een periode van globalisering. Er is wel meer wat daarop wijst, Trumps boude verbod tot toelating van mensen uit zeven islamitische landen bijvoorbeeld.

Ondertussen staat één ding vast: de muren van Perlach en Trump zijn lang niet de enige tekenen van een hernieuwde sluiting van de wereld. Overal is men druk in de weer met het neerzetten van muren, spannen van prikkeldraad, versterken van grensbewaking, ophangen van camera’s, graven van greppels, bouwen van wachttorens en wat er al niet meer denkbaar is om te voorkomen dat mensen zich ongehinderd van de ene naar de andere kant van de wereld verplaatsen. Uit studies gepubliceerd door twee onderzoekers van de universiteiten van Montréal en Quebec, Elisabeth Vallet en Josselyn Guillermou, blijkt ontegenzeggelijk dat sprake is van een tendens. Vooral sinds het begin van het nieuwe millennium is het aantal fysieke grenzen spectaculair gestegen. Hongarije, Bulgarije, Griekenland, Calais, Turkije, de Spaanse enclaves in Noord-Afrika, Marokko, India, Pakistan, de lijst is eindeloos. Er lijkt inderdaad een voorlopig definitief einde te komen aan wat men na de val van de Berlijnse Muur dacht dat er zou gebeuren en wat tussen november 1989 en september 2001 ook daadwerkelijk gebeurde: dat de wereld in toenemende mate ‘open’ ging, globaliseerde. Keren we dan terug naar tijden van weleer? Kan dat? En welke voordelen zou dat hebben, welke nadelen? Of is er iets anders aan de hand?

Dromen van een grenzeloze wereld en in het vervolg daarvan het liefst ook nog wereldvrede zijn zo oud als de geschiedenis en terug te vinden in zo goed als alle culturen, van het China van Confucius tot het Egypte van de koningen en van het Griekenland van de Stoïcijnen tot het werk van Dante, Hugo de Groot, Kant en tallozen meer. De werkelijkheid is echter bijna altijd en overal een andere geweest. Elke stad die het zich kon permitteren bouwde muren. Staten deden liefst hetzelfde, al ontbraken daartoe veelal de middelen en de mogelijkheden. Maar zowel de Chinese Muur (honderden jaren vóór Christus, meer dan negenduizend kilometer lang) als de muren van Hadrianus (Engeland, tweede eeuw, 117 kilometer) en Anastasius (ten westen van Istanbul, vijfde eeuw, 56 kilometer) bewijzen dat muren ook tussen naties, vermeende naties en rijken hebben gestaan. Deze afscheidingspolitiek kreeg in de moderne tijd, vooral vanaf de negentiende eeuw, zijn bevestiging in nationale grenzen, met grenspalen, douaniers, paspoorten, hekken en natuurlijke barrières. Het model van deze wereld was de kaart zoals die in ieder geval tot voor kort standaard was: een palet van gekke vormen en talloze kleurtjes die door strakke strepen van elkaar gescheiden waren.

Maar niet alleen politieke of juridische eenheden hebben zichzelf altijd zo goed mogelijk afgegrensd. Religies, ideologieën, stammen, talen en wereldbeelden deden niet anders. Althans, probeerden het, meestal door natuurlijke grenzen te zoeken of een niemandsland te laten bestaan. Ook daarvan zijn voorbeelden te over. Neem het Spanje van de late Middeleeuwen. Stukje bij beetje schoof de grens tussen christendom en islam van noord naar zuid. Weliswaar was hij zelden zichtbaar, een grens was er wel degelijk en iedereen wist ook ongeveer waar hij liep. Wat aan de ene kant ervan geboden was, was aan de andere kant verboden – en andersom. Hetzelfde geldt de vermoedelijk beroemdste grens uit de geschiedenis: de American frontier, de negentiende-, begin twintigste-eeuwse ‘grens’ tussen het wel en het niet gekoloniseerde deel van de Verenigde Staten. Aan de ene kant zou beschaving heersen, aan de andere kant barbarij (‘wilde westen’). In het niemandsland tussen de twee was het vechten geblazen.

Vechten. Oorlog. Dat is kenmerk nummer één van de door grenzen gemarkeerde wereld van gisteren

Vechten. Oorlog. Dat is kenmerk nummer één van de door grenzen gemarkeerde wereld van gisteren. Niet alleen in niemandslanden, ook op en om grenzen is zoveel gevochten dat grens en oorlog welhaast keerzijden zijn van hetzelfde verhaal. In de woorden van de Franse geograaf Yves Lacoste: ‘La géographie, ça sert d’abord à faire la guerre’, ‘geografie dient in eerste instantie oorlog’. Het kan dan ook niet verbazen dat na de Tweede Wereldoorlog, om te beginnen in (West-)Europa, geprobeerd werd grenzen juist zo veel mogelijk op te heffen. Dat lukte met moeite en eigenlijk pas goed in de laatste decennia van de twintigste eeuw, met name door de Schengen-akkoorden van 1985 en het vele wat in het verlengde daarvan werd afgesproken.

Toch waren ook die akkoorden niet in staat Europa daadwerkelijk open te breken. De reden hiervan spreekt voor zich: tot eind jaren tachtig was de wereld verdeeld door een naar zich toen liet aanzien onmogelijk te slechten muur, de Muur. Meer nog dan fysiek verdeelde hij de wereld, Europa voorop, ook ideologisch in kampen: oost en west, communisme en kapitalisme. Juist hierdoor, aldus de dominante mening, kwam het niet tot vechten. Maar het gevaar dreigde wel, voortdurend: de Koude Oorlog.

Behalve de grens tussen communisme en kapitalisme liep in de tweede helft van de twintigste eeuw nog een muur of eigenlijk kloof door de wereld – al was die moeilijker waarneembaar, moeilijker te omschrijven en op het eerste gezicht ook minder bedreigend. Dat is de kloof tussen rijk en arm. Veelal werd deze kloof vereenzelvigd met het onderscheid tussen de westerse en de zogenoemd Derde Wereld. Helemaal kloppen doet dat niet. Binnen de westerse wereld, zeker buiten West-Europa, heerste meer armoede dan cijfers kunnen uitdrukken terwijl in de Derde Wereld, zeker in steden, meer rijkdom was dan je vanaf de buitenkant kon zien. Niettemin ging men ervan uit dat tussen ‘the West and the rest’ een kloof lag die in de meeste gevallen (Europa-Afrika, Australië-Azië, Noord- en Zuid-Amerika, met Mexico als probleemgebied) minstens zo onoverbrugbaar was als de muur tussen communisme en kapitalisme. Er was wel een verschil. De kloof tussen arm en rijk werd grotendeels gevormd door natuurlijke barrières: wereldzeeën. Het is een van de redenen dat men zich er in het Westen niet al te veel zorgen over maakte. De afstand was groot, de overbrugging moeilijk. Bovendien waren de armen voor de rijken geen partij.

Dit alles veranderde in de eerste fase van het Tijdperk van Globalisering (1989-2001). De grens tussen oost en west, communisme en kapitalisme verdween terwijl de grenzen tussen arme en rijke wereld steeds eenvoudiger overbrugbaar bleken. Ondertussen nam de armoede in de rijke wereld af terwijl de rijkdom in de arme wereld toenam. Dit maakte dat de grens tussen arm en rijk kleiner werd. Kleiner en opener werd de wereld ook door de opkomst van het internet, door satelliettelevisie, mobiele telefonie en een snelle groei van de transportsector. Weliswaar zag een relatief kleine groep antiglobalisten vooral de nadelen van zo’n kleine, open wereld, in de internationale politiek was de teneur een andere.

Kenmerkend hiervoor is het boek dat de jonge Zweed Johan Norberg in 2001 publiceerde onder de Engelse titel In Defense of Global Capitalism, in het Nederlands Leve de globalisering. Norberg constateerde op alle gebied, met name in de Derde Wereld, vooruitgang: kindersterfte en armoede namen af, scholing en democratisering namen toe. Vrije tijd, ontplooiingsmogelijkheden, vrijheid: op alle gebied was volgens hem vooruitgang. ‘Niemand kan ontkennen dat onze wereld met gigantische problemen kampt’, luidde een van zijn conclusies, ‘maar de verspreiding van democratie en kapitalisme heeft die problemen niet groter maar kleiner gemaakt. Overal waar al een liberaal beleid wordt gevolgd, zijn armoede en ontbering uitzondering geworden. En dat terwijl het vroeger regel was.’

De Fransen bouwden de Maginotlinie. Het nut ervan was nihil. De nazi’s trokken eromheen, vliegtuigen vlogen eroverheen

Liberaal beleid, democratie, kapitalisme. Dat waren de toverwoorden van het laatste decennium van de twintigste eeuw en dat zouden ook de voorwaarden zijn voor een wereld die in toenemende mate open ging. Een van de vele voordelen van zo’n open wereld, aldus een destijds regelmatig gehoord refrein, is dat oorlogen daarin uitzonderlijk zijn. Lapidair gezegd: democratieën vechten niet. Iedereen geloofde het maar wat graag en de feiten leken het te bevestigen. Zo kopte een begin 21ste eeuw verschenen rapport van het Human Security Project: A Less Violent World. Ter illustratie werd een grafiek afgedrukt. Daaruit blijkt onmiskenbaar dat van koloniale oorlogen sinds lang geen sprake meer was en dat zowel het aantal oorlogen tussen als die binnen staten vanaf het begin van de jaren negentig sterk was afgenomen. Op basis van dergelijke feiten leek twijfel uitgesloten: een open wereld is een betere wereld.

Vijftien jaar later is er niemand meer die er zo over denkt. Zelfs de meest verstokte voorstanders van een open wereld, onder wie ondergetekende, zien de nadelen ervan en begrijpen dat een principieel pleidooi voor zo’n wereld op dit moment donquichotterie is. Daarvoor is in korte tijd te veel gebeurd. Daarvoor is bij velen de angst te groot. Bovendien gaat de politieke tendens op dit moment te sterk in een andere richting. Dat wil nog niet zeggen dat de pogingen tot sluiting van de wereld een verbetering met zich meebrengen. Dat is vermoedelijk niet het geval. Bovendien zal zo’n sluiting meer droom dan werkelijkheid blijken te zijn.

Wat betreft dit laatste kan de geschiedenis een lesje leren. In de jaren dertig van de vorige eeuw bouwden de Fransen langs de Duitse grens een zo goed als onbetaalbare muur met het doel een nieuwe opmars van de vijand te voorkomen. Dat werd de Maginotlinie. Maar het nut ervan was nihil. De nazi’s trokken eromheen, vliegtuigen vlogen eroverheen. De Duitsers zelf leerden niets van het Franse debacle. In de Tweede Wereldoorlog bouwden ze onder meer een Westwall, die liep van Kleef tot aan de Zwitserse grens, en een Atlantikwall, die zo’n beetje de hele Europese westkust besloeg. In beide gevallen hadden de muren nauwelijks effect. Sterker nog, de nadelen waren vermoedelijk groter dan de voordelen.

Precies hetzelfde dreigt voor de muren van de 21ste eeuw. Zonder twijfel zullen ze de bewegingsvrijheid van ‘ongewenste vreemdelingen’ beperken, maar zullen ze hen tegenhouden? Ik geloof er niets van. Als de migratiedruk vanuit oorlogs- en armoedegebieden toeneemt, zullen er gaten gevonden worden. Vergelijk het met water. Hoe moeizaam soms ook, het vindt altijd z’n weg. Om die reden is het verre van ondenkbaar dat muren in plaats van tot minder vreemdelingen tot meer geweld en meer ellende leiden.

Ook vanuit een westers perspectief heeft een bemuurde wereld nadelen. Om te beginnen sluiten muren niet alleen buiten, ze sluiten ook binnen. De vele bunkers die de Duitsers tijdens de oorlog bouwden, bleken aan het eind van de strijd perfecte betonnen muizenvallen. Wie, zoals ik, ooit in Spanje heeft gewoond weet dat het traliewerk dat daar voor zo goed als ieder raam hangt niet alleen een gevoel van veiligheid geeft. Het sluit ook op. In de winter kan die opgeslotenheid je zelfs een gevangenisgevoel bezorgen. Eenzelfde mechanisme maar dan op grote schaal speelt in Israël. Vanuit het perspectief van de buitenstaander lijkt het land op vele plekken één grote gevangenis.

Dit wat betreft de fysieke kant van de zaak, die op z’n minst ambivalent is. Muren zullen minder effect hebben dan gewenst. En de nadelen zijn vermoedelijk net zo groot als de voordelen. Maar ingrijpender en complexer zijn de mentale of ideologische dilemma’s van een bemuurde wereld. Zo is het zeer de vraag of een virtueel open en een fysiek gesloten wereld met elkaar te verenigen zijn. Zo ja, hoe werkt dat dan? Zo nee, betekenen muren het einde van het internet? Dat kan toch helemaal niet. En hoe ziet zo’n wereld van een tot regio’s of culturen beperkte combinatie van ‘intranetten’ er dan uit? Ik geloof niet dat het zo ver kan komen, zoals ik ook niet geloof dat een virtueel open wereld te combineren valt met een fysiek gesloten wereld. Zolang beelden over en weer gaan, doen mensen het eveneens. Het is de ene wereld of de andere. Open of gesloten. Een beetje van allebei is twee keer niks.

Het meest problematische aspect van een bemuurde wereld ligt daarom bij het besef dat met het badwater wellicht ook het kind in het putje verdwijnt. Honderden jaren ontwikkeling hebben het Westen een wereld gebracht waarin vrijheid, individualisme, vrijheid van meningsuiting en andere humanistische, liberale en sociaal-democratische waarden centraal staan. Het is precies deze ‘vrije wereld’ die ook de diehards van de anti-islam zeggen te willen verdedigen. Maar volgens hen zijn daar dus wel maatregelen voor nodig die haaks staan op de principes van die vrije wereld. Kan dat? Of betekent een verandering van strategie tevens het einde van de principes? Het is moeilijk te zeggen.

Maar zeker zijn wel twee andere zaken. Om te beginnen dat de door het Westen voor anderen opgetrokken muren ook het Westen zelf beperkingen opleggen. En dat muren de wereld van 2017 wellicht wel kleiner maar zeker niet rustiger maken.