Noach van der Meer, Spinoza in levensgevaar, te Amsterdam, 1784. Ets, 15,8 x 10,5 cm © Collectie Rijksmuseum

Weinig filosofen hebben postuum zo hun imago weten op te vijzelen als Spinoza. Zijn Theologisch-politiek traktaat, 350 jaar oud, werd ooit verboden als een werk gesmeed in de hel. Nu prijkt een prominente leus eruit, het doel van de staat is de vrijheid, op de sokkel van zijn standbeeld tegenover het Amsterdamse stadhuis.

Toegegeven, zijn leven maakt Spinoza geknipt voor de rol van bepleiter van een open en verdraagzame samenleving. Als jonge man werd hij uit de Portugees-joodse gemeenschap verbannen vanwege de ‘afschuwwekkende ketterijen’ die hij zou verspreiden. De denker werd een gloeiend voorbeeld van de moed voor de eigen rede op te komen, en voor een politiek bestel waarin dat ook kan. Het is een aantrekkelijk portret. Ook de seculiere democratie kan immers wel een martelaar gebruiken – en daar komt bij, wat is er aanlokkelijker voor een verlicht mens dan te wijzen naar de achterlijke ander die vastzit aan zijn opdringerige geloofswaan?

Zo kan Paul Cliteur, FvD-ideoloog en zelfbenoemde ridder van de vrijheid, een klaagzang aanheffen dat er in onze tijd – een slordige driehonderd jaar na zijn vredige dood – alsnog een ‘moord op Spinoza’ gepleegd wordt. Immers: het verlichte wereldbeeld dat Spinoza mee heeft geschapen, met zijn principes van scheiding van kerk en staat, mensenrechten en democratie, zou vandaag de dag bedreigd worden door theo-terroristen en hun cultuur-marxistische goedpraters. Nu was Spinoza geen heilige, maar filosoof. Wie hem een ‘verlicht wereldbeeld’ in de schoenen wil schuiven, doet er goed aan zijn werk te lezen. Niet als een zak met stichtelijke spreuken waar men uit kan graaien, maar als het zorgvuldig geconstrueerde bouwwerk dat het is. Alleen zo wordt zichtbaar wat Spinoza in het vizier heeft bij het woord vrijheid – en of dat strookt met waar wij gebruikelijk aan denken.

In De list van Spinoza doet de Amsterdamse filosoof Victor Kal precies dit. Met het beeld van Spinoza als vooruitstrevend, tolerant denker maakt hij korte metten. Strikt genomen is Spinoza allesbehalve liberaal, maar een conservatieve machtsdenker. Kals ambitie reikt echter verder dan een geschiedenisles. Hij is uit op een filosofische confrontatie met dit machtsdenken. Het polemische contrast dat hij daarbij schetst daagt de lezer uit opnieuw na te denken over wat vrijheid voor ons zou kunnen zijn.

Concreet betekent politieke vrijheid voor Spinoza allereerst dat men zich het vege lijf moet kunnen redden. Daarom moet de staat garant staan voor veiligheid en stabiliteit. De grootste bedreiging is het volk zelf, niet in staat zich door rede te laten leiden, maar voortdurend speelbal van de eigen irrationele angsten. Het geeft zich al te graag aan bijgeloof over.

Wie Spinoza een ‘verlicht wereldbeeld’ in de schoenen wil schuiven, doet er goed aan zijn werk te lezen

Zo wordt helder wat Spinoza verwacht van het volk: ten beste, niets. Een leven geleid volgens rationeel inzicht, zoals de filosoof het nastreeft, gaat het boven de pet. Het enige dat te hopen valt is dat de staat het volk van de koers van zijn gevaarlijke passies kan afbuigen, en tot vreedzaamheid kan brengen. Dat is eenvoudiger gezegd dan gedaan, want de mens is een opstandig wezen, en niet geneigd zich te laten knechten. Met de knoet alleen kan de staat niet heersen.

Gelukkig weet Spinoza raad. Waar rede en dwang falen, weet religie het volk wel kalmte en naastenliefde bij te brengen. Religie is tenslotte gehoorzaamheid aan God, niet aan een menselijke overheerser. Nu wil het probleem dat de religie in de praktijk in handen is van heerszuchtige predikanten of mufti’s, die de vreedzaamheid alleen schaden. Wil de staat het volk beschermen, zal het de religie uit handen van zulke figuren moeten trekken, en om de lieve vrede een eenduidige staatsreligie moeten instellen.

Deze religie – Kal noemt het ook wel een mythe, of ideologie – is een vreemd beest. Met waarheid heeft het niets van doen, want waar of onwaar is een zaak van het zuiver rationele verstand. Aan zulk verstand ontbrak het juist bij het volk, en voor hen is de religie gemaakt. Een surrogaat is het dus, dat wie niet redelijk kan zijn tenminste vreedzaam moet maken. Slechts van waarde in de religie is de eenvoudige les dat God eist dat wij deugdzaam leven en naastenliefde beoefenen. De staat moet erop toezien dat iedereen deze les ook leert, en braafjes zich ernaar gedraagt. De rest is kleurrijke inbeelding.

Een onbehagen begint ons misschien te bekruipen. En toch, wie is er tegen deugd of naastenliefde? Dat hangt af van wat schuilgaat achter deze woorden. Wie daarnaar zoekt, vindt bij Spinoza een ijzige leegte. Zodra we het politiek nuttige achter ons laten, en vragen naar het filosofisch juiste toont hij zich als een oprechte amoralist. Normatieve termen als goed of rechtvaardig, waar wij ons als verwarde, beperkte mensen in het alledaagse leven nu eenmaal van bedienen, hebben voor hem geen ware inhoud. In filosofisch perspectief is macht simpelweg recht, of zoals hij zich laconiek laat ontvallen: de grote vissen eten de kleine.

Voor het filosofische leven zoals Spinoza dat in zijn Ethica beschrijft zijn goed en kwaad kinderachtige illusies, die ons het zicht ontnemen op de eeuwige orde van de natuur. Deze orde, waarvan ook wij deel uitmaken en die voor Spinoza het enige ware goddelijke is, bestaat uit ijzeren ketenen van oorzaak en gevolg, en staat ons geen wilsvrijheid toe. Vrij zijn betekent voor de filosoof niets dan inzicht hebben in de orde waar wij hoe dan ook in verstrikt zijn. Voor het politiek leven blijft het goede, ook als illusie, een noodzakelijk instrument. In afwezigheid van een ware betekenis blijft het open voor de staat te bepalen. Daarmee dient het de macht. De macht echter is aan niets verantwoording verplicht.

Spinoza's vrijheid heeft bar weinig te maken met wat het moderne bewustzijn daarbij denkt

Dit is Spinoza’s list: de staatsreligie als een op zuiver machtspolitieke overwegingen gebouwd construct, dat dient om het volk bijeen te houden en te pacificeren door middel van een gelijkgeschakelde, van boven bepaalde moraal. Met niets dan de zuiverste bedoelingen en ten goede van het volk zelf, vanzelfsprekend.

Wat blijft zo over van de vrijheid? Als het erop aankomt, is vrijheid voor het volk vooral de vrijheid om uit eigen wil te gehoorzamen. De staat doet er, uit zuiver pragmatische overwegingen, goed aan niet al te hardhandig conformiteit op te leggen – dat leidt enkel tot verzet. Zolang de goede vrede niet bedreigd wordt, zolang er niets op het spel staat, mag men zelf van alles vinden en zeggen. Maar deze individuele vrijheid is een gecastreerde, en kan worden toegestaan juist omdat zij geen echt verschil maakt.

Wie een stap weg doet van Spinoza, beargumenteert Kal, ziet zo dat zijn begrip van vrijheid bar weinig te maken heeft met wat het moderne bewustzijn daarbij denkt. Onlosmakelijk deel van vrijheid in de moderne wereld is namelijk het idee dat wij, buiten de orde van de natuur en buiten de orde van de macht om, aan onszelf rekenschap schuldig zijn over hoe wij leven. Aan wat gegeven is, zitten wij niet vast. Als vrije wezens zijn wij zelf verantwoordelijk voor het vormgeven van een open toekomst. Voor deze openheid, en de hartstocht van de vrijheid die erbij hoort, heeft Spinoza geen oor. Zijn wereldorde is al af en gesloten – wij hoeven er ons slechts in te voegen.

Het is echter niet alleen Spinoza die droomt van een gesloten orde. De urgentie die Kals boek doortrekt, is dat hij dezelfde verlangens ziet spelen in recenter trekken in het politieke leven. Met enige durf maar met zorgvuldige distantie wijst hij op de curieuze verwantschap van Spinoza’s politieke gedachtenmotieven met bepaalde elementen van het fascisme. Dat is niet een vage poging tot karaktermoord. Een fascist is Spinoza niet. Evenwel: waar iedereen verwacht wordt deel te nemen aan een collectieve cultus, waar de gelijkgeschakelde wil van het volk vereerd wordt, daar is het uit met werkelijke vrijheid. Dat treft overigens ook de geborneerde aanhanger van een ‘verlicht wereldbeeld’ waarin al uit is gemaakt wat als redelijk telt en wat als achterlijk, en waar de ander verwacht wordt nou eindelijk eens gewoon mee te doen.

De blauwdruk voor een repressieve samen-leving die Spinoza levert, is daarmee van blijvende relevantie. Voor wie vrijheid zoiets wil zeggen als je invoegen in een gelijkgeschakelde orde is Spinoza een goede gids. Wie meent dat vrijheid betekent de gegeven orde altijd weer te bevragen, en de toekomst als open te zien, kan beter verder kijken.

Martijn Buijs is filosoof te Berlijn