De cover van het blad WIRED van juli 1997 toont een lachende wereldbol met een bloemetje in de mond, onder de kop The Long Boom. Daarnaast de tekst: ‘We’re facing 25 years of prosperity, freedom, and a better environment for the whole world. You got a problem with that?’ Ach, 1997, dat waren nog eens tijden: de Koude Oorlog voorbij, Blair en Clinton stevig in het zadel, het paarse kabinet en de ‘Derde Weg’ in full swing, de dotcom-boom in aantocht: wie zou met die triomf van rede en technologie in vredesnaam een probleem kunnen hebben?

1997 was precies dertig jaar na de Summer of Love, die zo luidruchtig werd gevierd, vooral in Californië. Bij velen is dat verbleekt tot een cliché, door laffe deuntjes als Scott McKenzie’s If You’re Going to San Francisco, of door de potheads van The Grateful Dead, die maar van geen ophouden wisten. De tentoonstelling California: Designing Freedom in Den Bosch zet dat cliché nadrukkelijk op scherp. Niks ‘gentle people, with flowers in their hair’: het was juist die Californische ‘counter culture’ die de aanzet gaf tot de tomeloze ontwikkeling van de informatietechnologie die ons nu allemaal in zijn greep heeft. Zonder de hippies geen Apple, geen iPhone, geen PowerBook en geen WIRED. Het idee dat wij in 1997 op het punt stonden een eeuw van welvaart en vrijheid binnen te gaan, daarin bereikte de Californische hippiecultuur dertig jaar na die zomer haar zenith.

Die stelling is althans de drijvende kracht van de ambitieuze tentoonstelling in Den Bosch, afkomstig uit het Design Museum in Londen. Het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch markeert ermee dat het zelf ‘Design Museum Den Bosch’ gaat heten, en dan niet voor het alledaagse design van potjes en pannetjes, neen: de nieuwe directeur, Timo de Rijk, laat weten dat in de 21ste eeuw het fenomeen design moet worden begrepen en gepresenteerd in een zo breed mogelijke context van maatschappij, economie, materiaal, technologie en politiek. Voor een designer die domweg doorgaat met het maken van mooie vazen en verder niks zal daar geen plaats meer zijn.

California: Designing Freedom _bestaat uit zo’n tweehonderd objecten, verdeeld in vijf thematische secties. Bezoekers die denken te belanden in een kleurrijke _experience van de Summer of Love, gelokt door het beeld van die Harley Davidson uit Easy Rider, zullen misschien een tikje teleurgesteld zijn: dit is een bloedserieuze tentoonstelling, die de objecten en (vele) documenten toont als onderdelen van een stevig verhaal waarin de producten van het Californische design worden gezien als ‘middelen tot het bereiken van persoonlijke vrijheid’. Die motorfiets uit Easy Rider staat er wel, maar belangrijker is de mountainbike die even verderop staat: die belichaamt het Californische idee van actieve vrijheid misschien veel meer dan die zware machine. Hetzelfde geldt voor het eerste fleece-kampeerjack van Patagonia, dat de drager meer vrijheid en bewegingsgemak verleent dan een leren motorjack.

Zo legt de tentoonstelling opvallend intelligente lijnen over de laatste zes decennia. Lsd-gebruik vindt zijn logisch vervolg in de ‘dystopische’ ontwerpen voor de film Blade Runner. Het kalme spelletje Pong is de opmaat van de ontwikkeling van virtual reality en gaming. De cultuur van psychedelisch grafisch ontwerp en het activistische drukwerk van Emory Douglas voor de Black Panthers leidt direct naar het interface-ontwerp van Twitter, en het skateboard en de surfplank leiden naar Google’s zelfsturende autootje. Het is onthutsend te zien hoe buitengewoon recent zich dat allemaal heeft afgespeeld, en het is best schokkend te ervaren hoe compleet de overwinning van dat Californische design is. Hier zie je de schetsjes, op ruitjespapier, die Susan Kare maakte voor de icoontjes van de Apple-desktop, het wijzende vingertje, het prullenbakje, het dossiermapje. U en ik gebruiken die elke dag, en we zijn de enigen niet.

Over wat design betekent voor ons gedrag heeft de designkritiek zelden iets zinnigs te zeggen

Het is een intrigerende stelling, dat onder die technologische ontwikkeling in Silicon Valley een ‘west coast ethos’ schuilgaat, een hippie-filosofie van escapisme en zelf-voorzienendheid die volstrekt in tegenspraak lijkt met het glanzende, hermetische en stinkend rijke uiterlijk van de Google Campus, de cirkel die de basis vormde voor Dave Eggers’ gelijknamige roman. Het cruciale voorwerp voor die stelling is de oude Whole Earth Catalogue (1968) van Stewart Brand, hét handboek voor de vestiging van een cultuur van alternatieve zelfstandigheid, van ‘doe het zelf’ en ‘terug naar de natuur’. In de jaren na 1967 waaierden de alternatievelingen uit over het land en stichtten alternatieve woonvormen; de Catalogue bood hun het gereedschap dat ze nodig hadden – boeken, kaarten, schema’s, handleidingen voor van alles en nog wat. Er zijn hoofdstukken over het bouwen van hutten, over organisch tuinieren, over de tipi, de kerosinelamp, timmergereedschap, molens en bijenkorven. Dat klinkt allemaal lief, en naïef; daarnaast biedt de catalogus echter ook stevige hoofdstukken over ‘Communications’ en ‘Understanding Whole Systems’. Die gaan over computers, cybernetics, ‘The Human Biocomputer’, ‘The Mind of the Dolphin’, enzovoort. Brand en zijn kompanen zagen al vroeg dat communicatietechnologie essentieel zou zijn voor het verder verbreiden van hun vrijheidsidealen.

Brand verkocht in 1972 anderhalf miljoen exemplaren van zijn Catalogue. Hij keert overal in de tentoonstelling terug. Hij maakte deel uit van de ‘Merry Pranksters’, die rockfestivals en lichtshows organiseerden, waaronder een fameus concert met The Grateful Dead in San Francisco, maar hij was in 1968 ook mede-organisator van een werkelijk legendarische presentatie, ‘The Mother of All Demos’, door de uitvinder Douglas Engelbart (1925-2013). Engelbart presenteerde daar de toekomst van de computer-interface. Hij toonde een beeldscherm dat bediend werd door een handzaam blokje aan een draadje, door Engelbart ‘muis’ genoemd. Hij introduceerde, in embryo, zo ongeveer alles wat wij nu gebruiken – e-mail, Google Docs, video conferencing, digitale informatie gepresenteerd in ‘vensters’, die in ‘mappen’ werden opgeslagen. De toeschouwers beschreven de demo als ‘een trip’. Alan Kay, wetenschapper bij Xerox, noemde het ‘een van de grootste gebeurtenissen in mijn leven, als Mozes bij de Rode Zee: het complete idee van waar je redelijkerwijs over kon nadenken bij personal computing stond volledig op losse schroeven. Kay’s computer Xerox PARC – in de tentoonstelling te zien – gebruikte als eerste de metafoor van de ‘desktop’, met vensters en icoontjes. In 1979 zag de 24-jarige Steve Jobs die ontwikkeling tijdens een rondleidinkje bij Xerox, en was meteen verkocht. Alle computers zouden ooit op die manier gaan werken.

Jobs en Steve Wozniak richtten in 1976 in een garage Apple op en zij hadden duidelijk een beter gevoel voor communicatie en gebruiksvriendelijkheid dan de traditionele kantoorculturen van Xerox of ibm. De tentoonstelling laat dat fijntjes zien: Xerox presenteert zijn Star in 1981 in een keurige kantooromgeving, en legt netjes uit hoe de computer het werk van de secretaresse zal vereenvoudigen. Apple liet Ridley Scott een kleine speelfilm maken, waarin een atletische dame met een hamer een Big Brother-achtig beeldscherm versplintert, en daarmee een massa grijze kantoorslaven bevrijdt. Dat was de boodschap, en niks minder: Apple bracht verlossing van het individu en de Mac was hét middel om volledige persoonlijke vrijheid te bereiken. Zo adverteerde Apple een paar jaar later voor de eerste PowerBook met één woord: ‘Freedom’.

De tentoonstelling eindigt met de komst van online gemeenschappen, van Stewart Brands ‘The Well’ tot Facebook. Men kijkt nog even niet verder, al is daar wel veel reden toe. Niet alleen door het Cambridge Analytica-schandaal is duidelijk dat die naïeve openheid inmiddels wel tot het verleden hoort – waar de eerste Apple-computer nog gewoon bestond uit losse onderdelen, vastgeschroefd op een plank, geheel in de geest van de Whole Earth Catalogue, daar kunt u nu uw iPhone niet meer zelf openmaken.

Volgens de ontwerpers bij Apple is de industrie al een nieuwe fase in gegaan. Volgens Jonathan Ive, de hoofd-designer, is het design-aspect van Apple eigenlijk steeds minder belangrijk: mensen zijn gewend aan swipen, ze hebben geen elementen meer nodig die refereren aan de fysieke wereld. Ive: ‘We zijn een nieuwe fase binnengegaan, waar we het scherm steeds minder nodig zullen hebben. De weg naar “miniaturisering” is kristalhelder, van computers en laptops naar digitale organisers naar telefoons en horloges. In het eindspel zal technologie onzichtbaar worden, en dan zullen we Google binnen in ons hoofd hebben.’

Daarmee is de activistische, bevrijdende counter culture achter de Californische technologie vervaagd, en de industrie is op weg naar hegemonie. De ‘grote vijf’, Apple, Amazon, Facebook, Microsoft en Alphabet, reiken steeds verder en verder in onze levens, en bepalen steeds sterker ons gedrag. De triomf van die bevrijdende technologie die nu in het tegendeel omslaat, en de betoverende kwaliteit van het design waarin die technologie is vervat, weerhouden ons van fundamentele kritiek. Wij laten de Echo en de Alexa toe in onze huiskamers als handige en fraai vormgegeven hulpmiddelen, maar wij zien die dingen niet in hun totaliteit, als onderdeel van een agressieve strategie die uit is op het vergaren van data op een werkelijk onbevattelijke schaal.

Het is een navrante epiloog, voor deze tentoonstelling: hoe een nobel doe-het-zelf- en bevrijd-jezelf-handboek de basis werd voor een heerschappij zoals de wereld die nog nooit beleefd heeft. Het is te hopen dat De Rijk en zijn nieuwe museum hun assertieve positie inzake design waarmaken, want over wat design en technologie werkelijk betekenen voor ons gedrag en onze vrijheid, daar heeft de designkritiek zelden iets zinnigs over te zeggen. Te vaak gaat het over de potjes en pannetjes, over de objecten, niet over de processen die tot die objecten hebben geleid – met uitzondering, misschien, van grondstoffengebruik en uitbuiting van werknemers in Azië en Afrika. Veel liever maakt men bewonderende documentaires over Steve Jobs of Jonathan Ive, en hun glanzende utopieën: ‘We’re facing 25 years of prosperity, freedom, and a better environment for the whole world. You got a problem with that?’

California: Designing Freedom, t/m 17 juni in het Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch. Per 1 juni verandert het museum zijn naam en gaat verder als Design Museum Den Bosch