In 1791, twee jaar na het uitbreken van de Franse Revolutie, publiceerde Marquis de Condorcet een brief in Le Républicain. De Condorcet was een van de oprichters van deze krant, die de republiek als optimale staatsvorm erg toegewijd was. De koning op de guillotine leggen en de monarchie afschaffen was voor de meeste revolutionairen op dat moment nog iets te wild, maar De Condorcet – wiskundige en al op jonge leeftijd een gevierd wetenschapper – zag wel een oplossing. Zou het niet mooi zijn, opperde hij, als Frankrijk een mechanische koning kreeg. Deze ‘roi-machine’ zou geprogrammeerd kunnen worden om enkel de wetten uit te voeren die een vergadering van volksvertegenwoordigers had aangenomen. Met dit gedachte-experiment probeerde De Condorcet de intellectuele impasse te doorbreken waar de Franse Revolutie toe had geleid. Een staat zonder uitvoerende macht was moeilijk denkbaar, maar tegelijkertijd moest de soevereiniteit bij het volk liggen.

Ruim twee eeuwen geschiedenis van de democratie hebben geleerd dat landen maar moeilijk zonder leider van vlees en bloed kunnen. De Franse Revolutie zelf ontaardde in een dictatoriaal regime, met Robespierre als eerste onder gelijken. Daarna volgde Napoleon, vervolgens herstel van de monarchie en daarna een parade van presidenten die hun macht deden gelden. Toen de meest recente in die rij eenmaal verkozen was, kondigde hij aan te zullen regeren als ‘Jupiter’. Inmiddels heeft Emmanuel Macron een wet uitgevaardigd die Fransen verplicht om thuis te blijven en de overheid de macht geeft om prijzen te bepalen en goederen op te eisen. Macrons populariteit is omhoog geschoten.

De Verenigde Staten, gesticht om te breken met een sterke machthebber, hebben eenzelfde traject afgelegd. De historicus Arthur Schlesinger jr. (geboren in 1917) bedacht de term ‘imperial president’ voor de lichting Witte Huis-bewoners van zijn tijd. Hij beschreef Richard Nixon als de ultieme president die regeert per decreet en over de grenzen aan zijn macht heen walst. Toen Schlesinger in 2007 overleed, verwachtte niemand dat tien jaar later de echte keizer-president zou worden ingezworen. The American Nero, zo noemt de Republikeinse auteur Richard Painter Donald Trump in een pas verschenen boek. Het beeld van de heerser die viool speelt terwijl de stad brandt, is plotseling bijzonder toepasselijk. Toch staat Trumps zwalkende aanpak van de coronacrisis zijn populariteit niet in de weg. Ook zijn populariteit geeft in de peilingen de afgelopen weken een opwaartse trend te zien.

En dan zijn Frankrijk en Amerika nog min of meer functionele democratieën. Laat de blik glijden over de rest van de politieke wereldkaart en de sterke leider die macht naar zich toe zuigt is overal zichtbaar. Turkije wordt geleid door een president die vastbesloten is Kemal Atatürk van zijn plek te verstoten als invloedrijkste staatsman in de moderne geschiedenis van het land. Recep Tayyip Erdogan heeft honderden burgers laten oppakken omdat ze ‘onrust’ zaaiden over het coronavirus. In India heeft Narendra Modi de afgelopen jaren de gedecentraliseerde macht vervangen door een systeem dat veelal draait om hemzelf als premier. Dat maakt het nu makkelijk om een zesde van de wereldbevolking drie weken lang in lockdown te zetten, met desastreuze gevolgen voor met name de armen. Binnen de Europese Unie bewerkt Viktor Orbán de Hongaarse democratie al jaren op zo’n manier dat zijn eigen macht groter wordt. De noodtoestand die Orbán afkondigde in reactie op de Covid-19-uitbraak maakt hem de facto alleenheerser.

Het lijkt alsof ze vooral elkaar gemaakt zijn, de coronacrisis en de leider die graag zijn macht uitbreidt. Maar al voordat het virus de wereld in zijn greep kreeg was de politiek overal ter wereld veel persoonlijker. En dan niet zoals dat in de jaren zestig werd bedoeld, maar in veel letterlijker zin. Politiek draait in toenemende mate om de persoon, het poppetje, die ene man (of in een enkel geval die ene vrouw). De Franse politieke wetenschapper Pierre Rosanvallon noemt dit in zijn boek Le bon gouvernement (2018) de ‘verpresidentialisering van de democratie’. Dat is de grote trend van deze tijd, en eentje waar we liever van wegkijken, aldus Rosanvallon. We zijn immers opgevoed met het idee dat democratie draait om instituties, procedures, wetten en regels. Beslismacht is bijna taboe – met als gevolg dat we veel politieke theorie hebben over hoe de macht in te dammen met een vlechtwerk van instituties, maar nauwelijks ideeën over wat de juiste manier is waarop macht wordt uitgevoerd.

Zeker nu de instituties aan aanzien verliezen, is dat een probleem. Rosanvallon beschrijft hoe politieke partijen, onafhankelijke instanties als rechtbank en adviesraad en het parlement aan betekenis verliezen ten opzichte van de figuur die zich leider mag noemen. En we willen een sterke president, of welke titel de uitvoerende macht ook draagt. Ook burgers in robuuste democratieën hunkeren naar een directe band met een man of vrouw die zetelt in een toren of paleis en de koers uitzet. Verkiezingen gaan in toenemende mate over de vraag welk individu het vertrouwen krijgt om het land te besturen, zelfs al is de stembusgang bedoeld om vertegenwoordigers in het parlement te kiezen.

Dit verlangen naar macht met een gezicht is een reactie op de teleurstelling over de alternatieven, meent Rosanvallon. Le bon gouvernement gaat vooral over Frankrijk, maar de analyse is van toepassing op vrijwel alle democratieën. Het parlement wordt gezien als onvoldoende representatief, een onvermijdelijk gevolg van een samenleving die niet langer bestaat uit sociale klassen maar uit vrije individuen die formeel allen gelijk zijn. Instituties worden gezien als onvoldoende responsief – of juist als te activistisch. En hoe groter het wantrouwen, hoe dieper het verlangen naar die ene die verlossing biedt, dwars door het systeem snijdt en doet wat het volk wil. Het is geen toeval dat veel van de kenmerkende leiders van dit moment van buiten het politieke systeem komen. Trump was een televisiebekendheid, Macron werd verkozen als voorman van La République en Marche, een beweging, geen klassieke partij. Modi klom op binnen de rangen van de rss, een paramilitaire beweging, voordat hij de overstap naar de politiek maakte.

Deze wereld van autocratisering en hang naar macht samengebald in één persoon wordt nu in de war gegooid door een crisis die om extreme maatregelen vraagt om de samenleving zowel fysiek als economisch gezond te houden.

In tijden van crisis wordt de kernvraag van de politiek op scherp gezet: hoe verhouden bestuurders en bestuurden zich precies tot elkaar? China, dat besloot om politie en leger in te zetten om een volledige stad in zichzelf op te sluiten, is het meest kenmerkende voorbeeld van het autoritaire model. De bordjes in Nederland met het verzoek om anderhalve meter afstand te houden in overvolle parken illustreren dat democratieën een voorkeur hebben voor het dringende appèl. Dwang is een laatste redmiddel.

Ook burgers in robuuste democratieën hunkeren naar een directe band met een man of vrouw die zetelt in een toren of paleis en de koers uitzet

Voor wie gewend is om de wereld in te delen in liberale democratieën versus autoritaire samenlevingen zijn het verwarrende tijden. China schiet New York te hulp. Russische legercolonnes trekken Italië binnen om de gezondheidszorg bij te staan. ‘Je kunt ervan uitgaan dat Poetin en zijn collega’s de verlamming in Europa en de VS met Schadenfreude bezien’, schreef Elisabeth Braw, een Britse veiligheidsexpert, in Foreign Policy. ‘Het coronavirus is een perfecte gelegenheid voor de tegenstanders van het Westen om te kijken hoe landen omgaan – of falen om te gaan – met een grote crisis.’ Waar heb je nu meer aan in tijden van nood: aan democratieën waar beslissingen genomen worden na overleg en procedure, of aan een autoritair model waar de macht niet geremd wordt door het vlechtwerk van instituties?

Toen ik dit dilemma in een telefonisch interview voorlegde aan Adam Tooze, sprong hij op – althans zo was mijn indruk aan de andere kant van de lijn. Tooze is de auteur van Gecrasht: Hoe tien jaar financiële crises de wereld veranderde, het standaardwerk over de nasleep van de economische crisis van 2008. Gecrasht gaat over bail-outs en banken, maar ook over de nieuwe geopolitieke realiteit die groeide op de puinhopen van de crisis: Rusland en China claimden een nieuwe status als wereldmacht, de VS kozen een leider met autoritaire neigingen, Europa worstelt om relevant te blijven. Tooze waarschuwde tegen het idee dat de aanpak van de corona-uitbraak iets zegt over de merites van autoritaire politiek boven liberale democratie. ‘Kijk naar Zuid-Korea en Taiwan’, zei hij. ‘Twee voorbeelden van democratieën die de uitbraak goed wisten aan te pakken. Corona moet geen gesprek worden over wat beter is, wel of geen democratie. Het gaat om de capaciteit die een staat heeft om met een gezondheidscrisis om te gaan, of de staat bereid is om te luisteren naar experts en signalen opvangt van wat er gebeurt in een gemondialiseerde wereld.’

Toch blijft de vraag zich opdringen, al was het maar omdat de afgelopen tijd democratieën meer op autoritaire landen zijn gaan lijken dan andersom. ‘De staat van beleg die wordt afgekondigd om het coronavirus te bestrijden kan onze democratie schaden’, schreef Cas Mudde, expert op het gebied van rechts-populisme, in The Guardian. In Trouw waarschuwde journalist Wendelmoet Boersema dat het de democratie is die in quarantaine wordt gezet. Inderdaad regent het vrijheidsbeperkende maatregelen. Uitgaansverboden en surveillance worden overal ingezet om het virus in te dammen. Parlementaire procedures worden aangepast of opgeschort, rechtbanken vallen deels stil.

Wordt de coronacrisis de grote triomf van de illiberale politiek die zich de afgelopen jaren als een olievlek over de wereld verspreidde? Als de mate waarin een uitbraak beheerst kan worden de voornaamste maatstaf is misschien wel. Nu al presenteert China zich als het land dat beschikt over een systeem dat een pandemie het beste kan aanpakken. Maar terwijl de coronacrisis wordt aangevoerd als bewijs voor de tekortkomingen van de liberale democratie, is er ook een ander scenario denkbaar: misschien is dit een moment waarop juist democratieën zichzelf kunnen versterken.

De manier waarop Nederland omspringt met de corona-uitbraak laat zien hoe in een crisis de route van vrijheid naar dwang wordt ingeslagen – niet omdat Nederland zich plotseling autoritair toont, maar omdat deze maatregelen toch worden ingevoerd in een land waar vrijheidsbeperking bijzonder slecht valt. Aan de ene kant waren de volle cafés en drukke stranden van vóór de lockdown een toonbeeld van Hollandse eigengereidheid. Niemand neemt de Nederlander zijn vertier af. Tegelijk was het een illustratie dat Nederland de verantwoordelijkheid die bij vrijheid hoort verwaarloosde. In dit geval de verantwoordelijkheid anderen niet te besmetten.

Tot zover gaat het goed. De volgende denkstappen lopen over een glibberiger pad. Want als burgers onverantwoord met hun vrijheden omspringen, moeten die dan inderdaad worden afgepakt? En wie velt hier het oordeel? En als dit gebeurt, wanneer is dan sprake van een disproportionele inbreuk op vrijheid en rechtsstaat? Het antwoord is midden in de crisis lastig te geven. De ultieme test is of opgelegde beperkingen weer worden opgeheven als het directe gevaar voor de publieke gezondheid verdwenen is. Vertrouwen in de democratie betekent ook vertrouwen hebben in een verantwoorde omgang met een crisissituatie door verkozen leiders. Wie dat vertrouwen niet heeft, kan die leiders bij een volgende verkiezing wegstemmen. Op al deze punten er is geen reden om aan te nemen dat Nederland de liberale democratie eraan geeft.

Toch is het goed om te luisteren naar de Orwells die aan de bel trekken nu fysieke ontmoetingen tijdelijk tot een minimum beperkt worden. Het zijn hun waarschuwingen die duidelijk maken welke aannames achter het debat over de coronamaatregelen schuilgaan. Wie meent dat een tijdelijk samenscholingsverbod burgerrechten op onaanvaardbare wijze aantast, stelt in feite dat besmettingsgevaar iets is wat burgers onderling moeten uitmaken, zonder dwingende tussenkomst van de staat. De vervolgvraag – die meestal niet wordt gesteld – is hoeveel coronadoden je over hebt voor liberalisme dat onder alle omstandigheden gelijk blijft.

Tegelijk geldt dat tijdelijke vrijheidsbeperking prima is in te passen in een liberale democratie. Regeringen hanteren op dit momenten impliciet het schadebeginsel van John Stuart Mill. De vrijheid van de een houdt op daar waar die de vrijheid van de ander in gevaar brengt – en besmetting met een potentieel dodelijk virus is een inperking van iemands vrijheid. In wezen gebeurt nu op grote schaal wat er in Nederland eerder met kinderdagverblijven gebeurde. Niet-ingeënte kinderen werden op sommige locaties geweerd. De zelfbeschikking van het ene gezin moest wijken voor de gezondheid van het andere.

De vrijheid van de een houdt op als die van de ander in gevaar komt – en besmetting met een potentieel dodelijk virus is een inperking van vrijheid

Kritiek op de ophokplicht en de samenscholingsverboden lijkt daarmee op het pleidooi voor de roi-machine, die nooit zelf iets besluit. De uitvoerende macht moet doen wat het volk wil, en niet voor het volk denken, laat staan het beperken in zijn vrijheden. Maar wat nu als de burgers elkaar moeten vrezen omdat velen ziek zijn zonder dat het aan ze is te zien? De Duitse rechtsfilosoof Carl Schmitt vond dat macht draait om het vermogen te kunnen beslissen over de uitzonderingstoestand waarin rechten tijdelijk worden opgeheven. Uiteindelijk moet er iemand zijn die een besluit neemt, meende Schmitt. Zijn ophemeling van de sterke machthebber hielp in het interbellum om de geesten rijp te maken voor de Hitler-dictatuur. Schmitts dienstbaarheid aan de nazi’s heeft hem terecht een kwade reuk gegeven. Maar het concept van een machthebber die kan ingrijpen in geval van nood, heeft ook een plaats binnen een gezonde overheid.

Dat is althans de opvatting van Pierre Rosanvallon, die in Le bon gouvernement laat zien dat een sterke uitvoerende macht niet direct gelijkgeschakeld hoeft te worden met autoritaire politiek. Een duidelijk aanwijsbare machthebber, ‘wiens gezicht overal te zien is en wiens stem door iedereen gehoord wordt, vormt het scherpste contrast denkbaar met de ondoorzichtigheid van het politiek-administratieve systeem’, schrijft hij. Anders gezegd: soms heb je meer aan een mens dan aan een loket. Goed bestuur, aldus Rosanvallon, vraagt om ‘leesbaarheid’. De overwegingen, motivaties en beslissingen van de uitvoerende macht moeten openbaar zijn, en te volgen zijn voor iedere burger. ‘Vandaar dat een leider nodig is. Waarom een maatregel noodzakelijk is, moet worden uitgelegd door iemand die ook kan worden tegengesproken.’

De corona-uitbraak maakt direct voelbaar waarom Rosanvallon iets belangrijks op het spoor is. De plechtige televisietoespraak van de leider was overal het overgangsritueel van de normale gang van zaken naar een natie in crisis. Het was duidelijk dat de rol van voorman in tijden van nood niet iedereen even gemakkelijk lag. Emmanuel Macron, de gaullist, leek haast dankbaar voor het moment om la patrie de ernst van de situatie uit te leggen. Mark Rutte, de manager-premier, was merkbaar minder in zijn element. Boris Johnson wrijft zich ongetwijfeld in de handen. Zijn droom om een nieuwe Churchill te zijn, compleet met de oproep aan de Britten om vol te houden in tijden van beproeving, komt dichtbij. Tegelijkertijd bleef iedere leider in gebreke. Johnson bagatelliseerde de gezondheidsrisico’s, Macron sloeg door (zes keer benadrukte hij dat het ‘oorlog’ is), Rutte zaaide verwarring over de precieze inhoud van de noodmaatregelen. Maar de vraag is of een van hen afwezig had kunnen zijn zonder terechte volkswoede op te roepen.

De corona-uitbraak maakt duidelijk dat ook democratieën niet zonder sterke leider kunnen, maar dan eentje zoals die waar Rosanvallon het over heeft: een leider die bestaat binnen een systeem van instituties – pers, universiteiten, denktanks – die de leesbaarheid van de samenleving vergroten. In landen waar dit soort tegenmacht al langer onder druk staat, kan de coronacrisis eenvoudig als voorwendsel worden gebruikt. Modi probeerde de afgelopen tijd protesten tegen zijn beleid de kop in te drukken. Dat niemand meer de straat op kan, komt hem goed uit. Van Turkije is bekend dat burgers al langer gearresteerd werden omdat ze in de ogen van Erdogan staatsondermijnend waren. Ongewenste informatie over corona verspreiden is simpelweg een nieuw excuus. De noodtoestand in een robuuste democratie is, kortom, heel wat anders dan in een democratie die van binnen is uitgehold.

Rosanvallons criterium van leesbaarheid werkt hier als een goede test om onderscheid te maken tussen een ordinaire machtsgreep en maatregelen die binnen de kaders van een democratie worden genomen om een gezondheidscrisis te bestrijden. De noodwet die het Hongaarse parlement aannam, faalt bijvoorbeeld voor de test van een leesbare bestuurder. De noodtoestand geeft Viktor Orbán ruimte om per decreet te regeren zonder dat er een duidelijke einddatum is. Welke wetten kunnen worden opgeschort wordt niet gespecificeerd. Een gevangenisstraf voor het zaaien van ‘verwarring of onrust’ met betrekking tot de ziekte-uitbraak schept ruimte om onder allerlei voorwendselen critici van de regering achter de tralies te zetten. Wat de uitvoerende macht in Hongarije doet is haar bevoegdheden uitbreiden in zeer algemene termen, waarmee ook controle op de macht buitenspel komt te staan. De parlementsverkiezingen zijn ook tot nader order opgeschort.

In dit licht is wat er in de VS gebeurt belangrijk. Trump, de president die meester is in het oproepen van angstbeelden over het verval van Amerika, viel direct door de mand toen zich een echte crisis voordeed. Trumps eerste toespraak over corona was een haperend voorgelezen tekst. In de weken daarvoor had hij de mogelijkheden om een noodsituatie te adresseren al voor zichzelf weggemaaid. Eind februari beweerde Trump dat de corona-uitbraak ‘onder controle’ was. Begin maart zei hij dat het probleem vanzelf zou verdwijnen. Terwijl ziekenhuizen op verschillende plekken in de VS overbelast raakten, zaaide Trump twijfel over de medische diensten. Hij suggereerde dat mondmaskers onderhands werden verkocht en weersprak dat staten meer beademingsapparaten nodig hadden.

Trumps onvermogen om een crisis tijdig in de ogen te kijken, laat zien dat algemene theorieën over welk type leider of welk type politiek systeem sterker naar voren komt op momenten als dit weinig houvast bieden. Is Amerika een democratie of een land dat afglijdt naar een autocratie? De coronacrisis gaat helpen die vraag te beantwoorden. Trump grijpt de noodzaak om afstand te bewaren aan om het aantal journalisten dat aanwezig is bij zijn persconferenties te verminderen. Zorgen over het coronavirus schuift hij af op de media. Op een dagelijkse persconferentie speelt hij de daadkrachtige leider, waarbij hij geruststellende woorden spreekt over een succesvolle aanpak van deze pandemie. Inmiddels zijn er in de VS meer Corona-doden dan 9/11-slachtoffers en het einde is nog niet in zicht. In New York sterft momenteel iedere tien minuten iemand aan de gevolgen van het virus. Een dergelijke spanning tussen woorden en realiteit wordt verkozen leiders meestal politiek fataal.

Tegelijk trekt de federale overheid in de VS duizenden miljarden uit om gezinnen te ondersteunen – het basisinkomen, in ieder geval tijdelijk, komt uit onverwachte hoek. Bepaalde heilzame functies van de staat – burgers bijstaan in geval van noodlot – blijken plotseling wel te werken, zelfs in Amerika. Maar voor het kwade gezicht van staatsmacht geldt hetzelfde. Onderdrukking, machtsmisbruik en ondoelmatigheid gedijen ook zeer goed onder de noodtoestand.

Een dubbele crisis zoals veroorzaakt door Covid-19, die zowel de fysieke als de economische gezondheid bedreigt, test ieder politiek systeem, liberaal en autoritair. Het versterkt beide tendensen. China maakte klokkenluiders monddood en bouwde in noodtempo extra ziekenhuizen. Democratieën zoeken hun toevlucht tot de leider; autoritaire leiders hebben plotseling meer oog voor de samenleving. Een virus is politiek neutraal en dwingt geen specifieke politieke ideologie af. De vraag of corona de liberale democratie of de autoritaire leider in de kaart speelt, kan dan ook beter achterwege worden gelaten. De directe kwestie is in hoeverre landen voorbereid zijn. Zijn er voldoende medische benodigdheden en is er genoeg ziekenhuiscapaciteit? Liggen er heldere noodwetten klaar voor een pandemie, zodat de leider niet hoeft te improviseren met maatregelen? Zijn er betrouwbare cijfers over aantallen besmettingen en doden? Dat het antwoord in de meeste gevallen vaag blijft, zelfs nu de pandemie om zich heen grijpt, laat zien dat regeringen wereldwijd tekortschieten in leesbaarheid – ongeacht het politieke gesternte waaronder ze de macht hanteren.

Anders gezegd: een crisis legt vooral zwaktes bloot, allereerst in het nationale gezondheidssysteem, maar ook in de economieën die simpelweg te strak staan afgesteld. Dat huishoudens geen financiële buffer hebben is een theoretisch probleem zolang het goed gaat. Als om wat voor reden dan ook verdiensten tijdelijk wegvallen, toont dat een samenleving die tekortschiet in economische weerbaarheid. Dat bedrijven winsten telkens gebruikten voor het terugkopen van aandelen en het uitkeren van dividend en bonussen wordt in kalme tijden behandeld als een morele kwestie. Komt de economie tot stilstand, dan is het een collectief probleem omdat bestuurders aankloppen voor staatssteun. Dat bedrijven plotseling overheidssteun nodig hebben, past niet in de vrijemarktorthodoxie. Maar niets helpt zo goed als een crisis om adepten van de liberale economie te bekeren tot devote aanhangers van een economie die wordt gestut door de staat.

Natuurlijk blijft waakzaamheid geboden. Nu de staat een spectaculaire rentree maakt na een tijd lang in sluimerstand te hebben gestaan, regent het noodmaatregelen. Als het gaat om verscherpte controle op de bewegingspatronen van burgers is het zaak te zorgen dat ze tijdelijk zijn. Maar van sommige voorbeelden van nieuwe staatsmacht hoop je dat ze blijvend zijn, ook buiten crisistijd: het vermogen om gezinnen financieel te ondersteunen als werk wegvalt, kleine bedrijven te helpen en zelfs publieke diensten die waren geprivatiseerd weer over te nemen. Leiders, ook die van democratieën, leren plotseling dat ze niet machteloos staan in een wereld waarvan werd gezegd dat de markt het alles bepalende mechanisme was.