
Het was in de zomer, in Norfolk op het platteland, een warme nacht. Ik werd vroeg wakker. Het was nog donker. Ik ben buiten in de tuin gaan zitten om de morgen af te wachten. Die kwam eerst langzaam, toen sneller. Ik zat midden op het grasveld op een stoel en keek naar het oosten. Velden met heggen en struikgewas, langs de bocht in de weg een paar huizen, dan gestrekte akkers vol graan, aan de horizon een rand van bomen. Het land was nog donker. Voordat daar het eerste licht ging gloren, kwamen de vogels los. In de lucht hoorde ik geschreeuw en gekwetter van jewelste. Het was nog niet licht, maar ook niet donker meer.
De vogels worden langzaam stiller – dan begint ook het licht. Eerst ontwaar ik grijze contouren. Alles is nog zonder kleur. Dan gloort de dageraad. Vlak boven de bosrand aan de horizon glanst het eerste licht. Eerst is het nog bleek en kleurloos tot ik iets van roze merk. Inderdaad, dus toch de rozenvingerige dageraad die zich, vanachter de horizon waar de zon opkomt, in de ruimte van de hemel openvouwt. Ergens mengt zich dan een heel licht blauw in de kleur van de lucht. Het heeft ook de aarde geraakt. Het gras wordt groen, het koren geel, de bloemen rood. Ik zie gebeuren hoe onnoemelijke kleuren de wereld, in alle richtingen, in beweging zetten.
Maar iets anders nu: laatst keek ik naar hoe het blauw wordt in een aquarel van Joris Geurts – of aan het worden was. Dat was een spektakel. Over een vel dik papier van om en nabij 100 x 140 centimeter zag ik een horizontale stroming van blauwe kleur beginnen en ook tot stilstand komen. Het is geen egaal gelijkmatige beweging van verf. Onderin bijvoorbeeld zien we de meest stevige baan van blauw. Daar zat de brede platte kwast kennelijk goed in de blauwe verf. Het is acryl, ultramarijn, dat zo soms zo nat was bij het uitstrijken dat er in het kleurverloop die eigenaardige stremmingen ontstaan. Er zijn plekken waar het blauw zo nat was dat het bij het opdrogen een donker zwartblauw werd. Ten gevolge van rimpels en vouwen in het poreuze papier zijn andere passages bijna wit gebleven waar de kwast het plooiende oppervlak nauwelijks beroerd heeft. In andere banen van kwastbeweging met verf, over dit vel papier, kwam het blauw op onvoorspelbare manieren afwisselend lichter of donkerder terecht.
Voor deze grote schildering en andere soortgelijke werken gebruikte Joris Geurts platte kwasten die hij in de breedte aan elkaar vast koppelde. Dat is ons zo verteld. Zo knutselde hij bijna een meter kwastbreedte in elkaar waarmee hij de vochtige verf in één enkele beweging over dit vel papier kon uitstrijken. Hij begon aan een korte kant en bewoog en schoof het beweeglijke ultramarijn toen langzaam voor zich uit. Dat leverde een visueel beeld op waarvan de vormgeving wezenlijk regelmatig is maar, tegelijkertijd, ook rijk aan onvoorspelbare wisselvalligheden. De banen blauw zitten zo vast aan elkaar zoals de platte kwasten aan elkaar vast zitten. De wisselvalligheid in het blauw is daarom geen compositie in de zin van Mondriaan. Dat zijn kleuren die binnen de vier kanten van het schilderij samenkomen. Op deze pagina staat ook, omdat die van pas komt, een aquatint van Steven Aalders: een scherp en strak gedrukt Vierkant blauw. Die prent is wel, en typisch, een compositie. Het blauw dat overal gelijk is, komt evenwichtig van vier kanten en komt samen in de onuitputtelijke begrenzing van een vierkant.

De blauwe schildering van Joris Geurts heeft bepaalde afmetingen. Aan één kant begint het blauw, aan de overkant houdt het op. Maar een begrenzing van vorm is het niet. Het werk is een uitdrukking van toeval zoals dat wordt begrepen in de muziek van John Cage. Wat we daarom zien aan blauwe beweging is een akkoord of een gongslag van blauw – omgeven door echo’s en nagalm. Het blauw is in onophoudelijke beweging.
Om misverstanden te voorkomen: ik denk niet dat Joris Geurts ooit heeft zitten kijken, niet noodzakelijkerwijs, naar hoe bij de dageraad het bleke blauw het eerst verschijnt. Dat heb ik gedaan omdat ik vroeg wakker werd – en ik herinner me die ochtend nu omdat ik die blauwe stroming van licht zag in de schildering van Geurts. Het zijn kunstenaars die vorm geven aan wat wij dan kunnen zien. In Norfolk zag ik hoe de dageraad kleuren gaf aan de wereld omdat het niet ver was van de streek van John Constable. Wat ik bedoel is dat wij zonder die brutale zonnebloemen van Van Gogh, en zonder die korenvelden, nooit dat felle, schaterende geel gezien hadden.
PS. Werken van Joris Geurts zijn te zien bij Galerie Slewe. Ter gelegenheid daarvan is er een informatieve catalogus gepubliceerd van de ijle schilderingen