Boeken zijn er niet alleen om gelezen te worden, ze zijn er ook om ons mee te afficheren. Hoeveel kopers van Piketty’s vuistdikke bestseller Kapitaal in de 21ste eeuw zullen zijn boek echt hebben doorgewerkt? Ze onderstrepen hoe dan ook met de aanschaf ervan, en met het nonchalant laten rondslingeren ervan in hun woonkamer, hun intellectuele cachet. ‘Koffietafelboek’ is niet alleen een betiteling voor glimmende boekwerken vol verleidelijke foto’s van hebbedingen of exotisch natuurschoon, het slaat ook op al die titels die uitdragen wie we zijn, of misschien beter: wie we willen zijn.

Een speciale categorie koffietafelboek is het boek dat aan ingewijdenen iets vertelt over onze identiteit. Of het nu een mythe is of niet, vaak wordt het verhaal verteld dat homoseksuelen in de tijd dat homoseksualiteit nog de liefde was die haar naam niet mocht spreken bepaalde romans strategisch neerlegden. Een beroemd voorbeeld daarvan is The Well of Loneliness van Marguerite Radclyffe Hall uit 1928. Lesbiennes gebruikten het pamflet van de Engelse schrijfster, waarin zij het opnam voor ‘hen die volkomen weerloos zijn, die vanaf hun geboorte anders zijn’, om woordeloos kenbaar te maken wie zij waren. Later diende bijvoorbeeld Anna Blamans Eenzaam avontuur uit 1948 dat doel. Een tevreden lach, het debuut van Andreas Burnier uit 1965, was ook zo’n boek.

Een tevreden lach markeerde meteen ook een omslagpunt. Radclyffe Hall en Blaman beschreven de vrouwenliefde tobberig als een zwaar lot, als een geheim verlangen dat nooit echt vervuld kon worden, vanwege de maatschappelijke weerstand ertegen; Burnier was er opgewekt en vrijmoedig over. Zo denkt haar hoofdpersoon Simone Baling: ‘Als het niet in de boekjes stond en op de film vertoond werd, om van parken, dijken, zwembaden, bossen, duinpannen, struikgewas en pornografische afbeeldingen nog maar te zwijgen, zou ik nooit op het idee zijn gekomen dat het mogelijk is iemand van de andere sekse te beminnen, althans te begeren. Natuurlijk, de voortplanting en zo… maar wie denkt daar ooit aan, behalve kapelaans en de nvsh?’

The Well of Loneliness veroorzaakte een regelrecht schandaal en werd in een rechtszaak als obsceen veroordeeld, waarna het boek verboden werd. Eenzaam avontuur zorgde vooral voor opschudding in de christelijke pers. De rechter werd er niet bij gehaald, maar er werd in 1949 wel een zogenaamd ‘Boekentribunaal’ over de roman georganiseerd in het Rotterdamse beursgebouw, waarin Blaman door collega-literatoren werd aangeklaagd. Officieel op grond van literaire gebreken, maar Blaman kon zich niet aan de indruk onttrekken dat het ook alles met de controversiële inhoud te maken had en voelde zich door het tribunaal beschadigd. Een tevreden lach, dat in de van vrijheidsdrang borrelende jaren zestig verscheen, werd in vrijwel alle dag- en weekbladen enthousiast onthaald en won in 1967 de prestigieuze Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde.

De voornaamste vraag die de critici van Een tevreden lach bezighield, was of Andreas Burnier een man was. In Metselaar van de wereld, haar biografie van Andreas Burnier die later dit najaar zal verschijnen, beschrijft Elisabeth Lockhorn dat Ronnie Dessaur voor een schuilnaam koos omdat ze haar literaire en wetenschappelijke carrière gescheiden wilde houden. Ze was, liet ze haar uitgever weten, zojuist benoemd in ‘een keurig baantje (referendaris) op het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk als hoofd beleidszaken/jeugdvorming’. En ook al waren het de jaren zestig, homoseksualiteit was nog allerminst gewoon.

Ronnie Dessaur koos niet alleen voor een pseudoniem, ze koos voor een mannelijk pseudoniem en ze liet op de foto in de aanbiedingsfolder van de uitgeverij, om de transformatie compleet te maken, ook nog eens een snor en baard tekenen. Het plaatste de critici voor een raadsel: hier hadden ze een roman van een man die, volgens de flaptekst, als jong archeoloog op een Grieks eiland werkte en zijn boek had geschreven op het dak van zijn huisje tussen de drogende maïs, maar de hoofdpersoon daarvan was een homoseksuele vrouw die liever een man had willen zijn, die zich in ieder geval een ‘sekse-barrière doorbreker’ noemde, omdat ze zich niet wilde neerleggen bij de vrouwelijke rol die voor haar klaarlag.

Jaren later, in 1975, hintte W.F. Hermans in Onder professoren nog op de verwarring die Dessaur met haar pseudoniem en haar werk had veroorzaakt. Hij voert haar op als een lesbische hoogleraar criminologie te Nijmegen, wat ze ook was, die boeken schrijft onder het pseudoniem Evariste Dumortier. ‘Haar romannetjes’, schrijft hij, ‘zijn te kinderlijk om er veel woorden aan te besteden: dagdromen over bezoek aan gevaarlijke kroegen in Kopenhagen, over wilde reizen met beeldschone meisjes, door de hoofdpersoon verleid, naar Griekenland natuurlijk – wie had wat anders gedacht. Kortom de dromen die opwellen in een op zichzelf beminnelijk meisje, dat vier uur achter elkaar in een taai Duits standaardwerk over het Strafrecht heeft zitten blokken en een ogenblikje uitrust, met een sigaretje, en rondkijkt in haar kamertje en ziet dat haar bed nog niet is opgemaakt en denkt: ik moet ook altijd alles zelf doen, studeren, koken, afwassen, bed opmaken. Mannen hebben het maar gemakkelijk – de rotzakken.’ Hermans memoreerde ook de schok in Nijmegen na haar benoeming: ze had haar literaire en wetenschappelijke carrière zo goed weten te onderscheiden dat men daar niet wist dat de hooggeleerde C.I. Dessaur ook de schrijfster Andreas Burnier was.

‘Eens hebben we onszelf als mens gezien: hemelhoog en verankerd in de aarde’

Snor en baard, een mannelijke nom de plume, ongemak onder professoren – het zijn allicht trivia, maar ze zijn ook tekenend voor de provocatieve speelsheid van Een tevreden lach. Ook nu, vijftig jaar later, is de roman nog springlevend. Autobiografie, schelmenroman, feministisch schotschrift, mystiek traktaat – Een tevreden lach is het allemaal tegelijk. Burnier is dan weer lyrisch dan weer betogend; de roman is een achtbaan waarin verhaal, essayistische terzijdes, overmoedige wisecracks en poëzie in hoog tempo voorbij schieten. Wanhoop en roekeloosheid, melancholie en provocatie, ernst en ironie wisselen elkaar voortdurend af, en dat in een volstrekt eigenzinnige stijl.

Een tevreden lach leest misschien in de eerste plaats als een ontwikkelingsroman: hoofdpersoon Simone Baling zoekt haar plaats in de wereld, en het is van meet af helder dat ze de plaats die voor haar als meisje gereserveerd is afwijst. Opstandig, soms regelrecht woedend, weigert ze zich in het vrouwelijke korset te persen – ‘Voor een vrouw is-geen-plaats-in-de-wereld, -maar-in-de-keuken, -in-bed-en-in-de-kerk. Er-zijn-geen-vrouwelijke-genieën, -creatieve-kunstvernieuwers -maatschappijhervormers, -die-ten-voorbeeld-kunnen-strekken. Als-een-vrouw-iets-presteert, -vraagt-men-zich-af-waarom-zij-geen-man-heeft, -of-haar-tijd-niet-aan-hem wijdt. Bli, bla, beloeba.’

Het ‘onbehagen bij de vrouw’ is volop aanwezig in Een tevreden lach – maar het gelijknamige essay van Joke Kool-Smit, alom erkend als startschot van de tweede feministische golf, zou pas twee jaar later in De Gids worden gepubliceerd. Zoals Burnier de tobberigheid van de homoseksualiteit afschudde en een reuzenstap zette in de homo-emancipatie, zo liep ze voor de troepen van de vrouwenbevrijding uit, en dat zonder spoor van het klagerige slachtofferschap dat veel feministen later zouden cultiveren. Eerder verkocht Simone mannen die haar op straat nariepen of aanraakten een kaakslag. ‘Mijn argument was, dat ik ook geen mannen tegen hun wil staande hield, vastpakte of “lekkere knul” nariep, en gelijkheid en recht moet er zijn.’

Simone is een rebels meisje in jeans en jopper dat eigenlijk een jongen had willen zijn. Verkleed in mannenpak en met pijp bezoekt ze de kroeg, waar ze direct door de mand valt – ‘Je bent een meisje hoor, dat zien ik best’. Ze zit gevangen in haar vrouwenlijf, maar weigert de bijbehorende beperkingen te aanvaarden, zoals ze zich tegen iedere fixatie in een bepaalde rol – ‘dít meisje uit dát milieu met die en die begrensde mogelijkheden te zijn’ – verzette.

Een tevreden lach heeft, los van frisse vorm en stijl, ook daarom niet aan kracht ingeboet. Want al kunnen we nu op oneindig veel manieren vrouw en man zijn, homoseksueel en heteroseksueel naarmate we ouder worden, dan nog komen we in een trechter terecht en raken de onbeperkte mogelijkheden die we als ‘kosmisch-embryonaal wezen’ hebben steeds meer ingesnoerd. Je kunt je afvragen of Burniers verlangen een jongen te zijn samenhing met de enge mal die destijds voor vrouwen klaarlag. Misschien was ze nu, zoals het heet, een transgender geweest, of iets tussen man en vrouw in. Maar waarschijnlijker is dat Andreas Burnier ook die nieuwe etiketten als ‘verstarring, beperking, afsnoering’ had gezien. ‘Waarom zijn wij soortelingen geworden’, vraagt Simone zich af, ‘man of vrouw, van deze of gene klasse, van dit of dat beroep, westers, twintigste-eeuws, Euro-Amerikaans soortdier? Eens hebben we onszelf als mens gezien: hemelhoog en verankerd in de aarde.’

In Een tevreden lach gaat het ten diepste daarom, om de mystieke zoektocht naar het kosmisch-embryonale wezen dat wij ooit waren. Het gaat niet om ons lichaam en ons bestaan in de lichamelijke wereld, maar het ontdekken van ons wezen, dat geest is. Om de herinnering aan een goddelijk gouden licht waarnaar het in het aardse leven hunkerend tasten blijft.


Romans die onze blik veranderden

Zoals we vorige zomer een serie maakten over ‘de boeken die ons denken veranderden’, zo gaan we nu op zoek naar de romans die niet alleen samenvallen met de tijdgeest waarin ze geschreven werden, maar die tijdgeest ook vormgaven. Liet Salman Rushdie’s De duivelsverzen ons anders over de islam denken? In hoeverre is Turks fruit van Jan Wolkers de bril geworden waarmee we naar de vrije jaren zestig van Amsterdam kijken?


Beeld: Andreas burnier, ongedateerd. Misschien was ze nu, zoals het heet, een transgender geweest, of iets tussen man en vrouw in (Nationaal Archief / ANP / KIPPA / Fotograaf onbekend