Eliogabalo © Ruth Walz / De Nationale Opera

Er is van alles aan de hand met de opera Eliogabalo van Francesco Cavalli (1602-1676), waar De Nationale Opera nu een spectaculaire voorstelling van geeft, een coproductie met de Opéra National de Paris, onder muzikale leiding van Cavalli-expert Leonardo García Alarcón en geregisseerd door de jonge Fransman Thomas Jolly. In de eerste plaats is Cavalli voor veel mensen nog altijd een onbekende, hoewel hij al meermalen is herontdekt als waardig opvolger van Monteverdi, van wie hij leerling en medewerker was. Alarcón meent zelfs dat Cavalli het beroemde slotduet tussen Nero en Poppea uit L’incoronazione di Poppea heeft geschreven, wat zou kunnen, want Monteverdi was toen bedlegerig en bijna stervende. Bovendien is het hoorbaar aanwezig in de muziek van Eliogabalo, als citaat, hommage of misschien ironisch commentaar.

De opera Eliogabalo is ook uniek omdat hij 350 jaar geleden is geschreven maar pas dertien jaar geleden zijn wereldpremière beleefde, in 2004, dankzij dirigent René Jacobs die deze opera onder het stof van de Venetiaanse archieven heeft gehaald en er in Brussel een weergaloze, dramatische, uitzinnig perverse, maar ook menselijke uitvoering van gaf. Waardoor je direct begreep waarom deze opera nooit was uitgevoerd: een Romeinse keizer die man en vrouw tegelijk wil zijn, die een vrouwensenaat bijeenroept en via een spelletje blindemannetje officiële functies verdeelt, die ten slotte wordt vermoord door zijn eigen soldaten, waarna iedereen opgelucht ademhaalt, dat moet ook in het zeventiende-eeuwse Venetië een stap te ver zijn geweest.

Het rare is dat wat ook dertien jaar geleden nog extreem en buitenissig was (keizer Heliogabalus liet een vagina aanbrengen boven zijn mannelijk geslachtsorgaan) ons nu een natuurlijk mensenrecht lijkt, zo snel veranderen seksuele normen. Maar hiermee werd in de voorstelling van dno niets gedaan. Evenmin met het actuele gegeven dat je een idioot aan het hoofd van de wereld hebt, die politiek gebruikt voor zijn privé-wensen en -afkeren.

Het werd bij dno een enigszins statisch spektakel, met veel trappen en gangen, prachtige lichtstralen uit schijnwerpers, maar waarin het uitzinnige werd geschuwd en urgentie ontbrak. Een voorbeeld: in Brussel werd de vrouwensenaat een sjiek bordeel à la Jean Genet waar politiek als pervers spelletje werd bedreven, hier waren de vrouwelijke senatoren in lange doeken gewikkeld als nonnen.

De countertenor Franco Fagioli zong zeker mooi, maar zag er in het geheel niet uit als de achttienjarige jongen van wie je de puberale wispelturigheid zou kunnen begrijpen. Van de zangers viel vooral de jonge sopraan Mariana Flores op als een zeer levendige Atilia. García Alarcón liet zijn Cappella Mediterranea misschien al te strak spelen, terwijl oude muziek juist gebaat is bij improvisatie en flexibiliteit.

Toch zou u kunnen gaan kijken; als u van barokmuziek houdt, zult u zeker genieten, en als u deze opera nog niet kent is het een unieke kans er na meer dan driehonderd jaar eindelijk kennis van te nemen. Maar stiekem hoop ik dat de televisiezenders brava.nl of Mezzo nog een videoband uit Brussel hebben liggen en die laten zien, zoals heel attent onlangs ook is gebeurd met de Brusselse uitvoering van La forza del destino, in de sobere regie van Dirk Tanghe en met een nog jongere en nog meer stralende Eva-Maria Westbroek.

Eliogabalo, t/m 26 oktober in Nationale Opera & Ballet; operaballet.nl