Vorige week dreigde de machtigste man ter wereld losjes met een kernoorlog via een penismetafoor. Dat was ongeveer vier uur lang het nieuws van de dag, voordat het werd verdrongen door nieuwe ophef rond Donald J. Trump. Welkom in 2018, het tweede jaar op rij dat zal wedijveren om de (overigens wild overdreven) titel ‘ergste jaar ooit’. We kunnen onze verbijstering en verontwaardiging nou eenmaal niet uitzetten, en daarom zijn we ook dit jaar veroordeeld om mee te draaien in de carrousel waarin het ene schandaal door het volgende wordt weggedrukt. Een systeem van permanente chaos, waar je waarschijnlijk niet eens een stabiel genie voor hoeft te zijn om het als een meester te beheersen.

Het nieuwste schandaal hield het warempel meer dan een paar dagen uit, wellicht omdat het een helikopterblik op deze puinhoop biedt. Fire and Fury van Michael Wolff is een boek naar een inmiddels beproefd recept: journalist schrijft na zo veel mogelijk interviews met zo veel mogelijk mensen, en na zo veel mogelijk uren dicht bij het vuur, een voortdenderend verhaal: een politieke thriller waarbij de lezer meekijkt bij alle belangrijke scènes, in alle werk- en slaapkamers, bij iedereen. Dat levert veel heerlijke details op (een persoonlijke favoriet: Trumps zonen Don jr. en Eric staan bij de rest van Trumps staf bekend als ‘Uday’ en ‘Qusay’, de hartediefjes van Saddam Hoessein). Maar het bevestigt vooral dat de werkelijkheid echt zo erg is als we denken.

Het afgelopen jaar werden Trumps moslimban, zijn aanvallen op Obamacare, ruzies met sporters en al het andere door Amerikanen soms gewogen op een kwaardaardigheid-versus-domheid-schaal. Wat was te wijten aan de kwaardaardigheid van Trump en zijn entourage, en wat aan domheid? Het was vaak onduidelijk. Fire and Fury biedt hulp. Het boek maakt duidelijk dat de schaal zwaar overhelt naar domheid: de man is werkelijk onvoorstelbaar ongeschikt voor wat hij doet en de meeste mensen om hem heen zijn dat ook. Dat is natuurlijk geen nieuws. The Atlantic benoemde het kernachtig als een ‘open secret’: dat iedereen rondom Trump hem een idioot vindt, maar daarover zwijgt. Die zwijgcode wordt in Fire and Fury opgeblazen, door een man die onwaarschijnlijk veel toegang kreeg tot het Witte Huis. Het publieke geheim ligt dan toch op straat, des keizers naaktheid is benoemd.

Toch is het een slecht boek, of beter: een verprutste kans. Ten eerste is het zo openlijk bedoeld als afrekening dat Trump het makkelijk weg kon blazen als de zoveelste leugens van de leugenachtige media. Het staat zo vol met irritante diskwalificaties van Trump dat je soms sympathie voor die afschuwelijke vent voelt opkomen. ‘Op het meest basale niveau kon Trump simpelweg niet oorzaak koppelen aan gevolg’ – man, hou je toch gewoon aan de feiten. Fire and Fury mag dan in theorie bedoeld zijn als onbevreesd journalistiek inkijkje, in praktijk is het vanaf minuut één gewoon het nieuwste schandaal.

Wolffs boek is een verprutste kans

Minder belangrijk, maar ergerlijker vanuit mijn eigen beroep gezien: het maakt een farce van een bijzondere journalistieke methode. De Verenigde Staten zijn het Mekka van het journalistieke tell all-boek, gebouwd op een berg documentatie en interviews en geschreven vanuit het fly on the wall-perspectief: de journalist die stiekem overal meekijkt vanuit een hoekje. In Cold Blood van Truman Capote over een moordzaak is zo’n boek. Seymour Hersch en Bob Woodward zijn meesters van het politieke genre hiervan, schrijvers van belangrijke, prachtige boeken. Hun succes heeft veel imitators gebaard. De lat ligt nu zo laag dat het perspectief van de alwetende, aanwezige verteller soms al opduikt in gewone dagbladjournalistiek op basis van één belletje.

Michael Wolff is een erkend meester in deze vorm van oplichting, hij is de beheerder van een roddelrubriek over de New Yorkse jetset in een boulevardblad (en daarmee, uiteraard, iemand die door Donald Trump werd aangezien voor een belangrijk journalist).

In Wolffs handen wordt het tell all-verhaal een smoes om niet aan verantwoording en onderbouwing te hoeven doen. Is Fire and Fury daarom het perfect passende exposé bij dit Witte Huis – een waardeloos boek bij een waardeloze regering – zoals Masha Gessen stelt in The New Yorker? Misschien.

En toch blijf ik meer vertrouwen houden in goede journalistiek, in de waarheid. Of blijf ik gewoon willen dat alles anders was.