Toen het Guggenheim Museum in New York in de jaren tachtig in een financiële en identiteitscrisis belandde, gooide het plotseling het roer radicaal om. Kern van het nieuwe beleid werd het opzetten van een internationaal netwerk van semi-zelfstandige satellieten in Venetië, Bilbao en Berlijn. «McGuggenheim» schreven de critici meesmuilend. De Guggenheim Foundation is inmiddels een goed functionerende multinational. De collectie is het product, het museum een geoliede tentoonstellings machine: de thema’s worden in het moederbedrijf in New York uitgewerkt en vervolgens moeiteloos naar de dependances overgeplant.

De Russische Hermitage volgde het voorbeeld. Om haar wereldcollectie van circa drie miljoen objecten van de ondergang te redden — een groot deel van de overheidssteun was weggevallen — moest het museum de sprong van de negentiende naar de 21ste eeuw maken. Al in 2000 openden de Hermitage Rooms in het Londense Somerset House. Een jaar later werd een overeenkomst getekend tussen de Hermitage en de Guggenheim Foundation, waardoor in 2001 The Guggenheim Hermitage Museum in Las Vegas openging. Toen volgde samen werking met Das Kunsthistorisches Museum in Wenen. Op een nog nooit eerder vertoonde schaal zijn nieuwe mogelijkheden ontstaan voor wisseltentoonstellingen en interactie tussen de collecties. Maar anders dan het Guggenheim prijkt de Hermitage op de werelderfgoedlijst van de Unesco. Terwijl het Guggenheim volledig is aangewezen op particuliere geldmiddelen worden onder de aegis van de Unesco in de Hermitage reorganisaties, restauratie- en herinrichtings projecten uitgevoerd. Daarnaast is een wereldwijd netwerk van prestigieuze vriendenkringen en sponsors opgezet. Essentieel onderdeel van de corporate identity van deze nieuwe multinational zijn noties als «het meest eclectische museum» of «een bewaarplaats voor wereldcultuur en beschaving». En de onuitputtelijke collectie is «een microkosmos van culturele diversiteit». Michail Piotrovski, directeur van de Hermitage, verklaarde in het gezaghebbende tijdschrift Museum International dat de samenwerking met het Westen een cross- cultural karakter zou moeten krijgen.

Nu de praktijk: in de Hermitage aan de Amstel, die enige weken terug aan de Nieuwe Herengracht in Amsterdam werd geopend, is gekozen voor Grieks goud als openingsexpositie. Later dit jaar volgen tentoonstellingen over Venetiaanse kunst uit de achttiende eeuw en het laatste tsarenpaar Nicolaas en Alexandra. Deze programmering, alsmede de recente Liefde uit de Hermitage in de Nieuwe Kerk, laat weinig hoop bestaan op transculturele thematiek. Juist Amsterdam, gegeven de eeuwenlange traditie van onderlinge contacten tussen Rusland en Nederland, zou de plek kunnen zijn voor tentoonstellingen die verder gaan dan een elegante presentatie van één thema. Amsterdam zou de plek bij uitstek kunnen zijn waar tentoonstellingen worden georganiseerd die de culturele verhoudingen tussen Rusland en het Westen reflecteren, en wellicht zelfs problematiseren. Want we weten intussen dat een multinational zich op lange termijn alleen kan redden als er naast Amerikaanse hamburgers ook lokale gerechten zijn te krijgen. Waar blijft de McKroket in de Amsterdamse dependance van de Hermitage?