Tenslotte hebben ze onvoldoende expertise in huis om dat op eigen kracht te kunnen.

Daarmee is wat inmiddels cocogate heet niet goed gepraat. Dat de juristen van de ING-bank teksten aanleverden die woordelijk zijn overgenomen voor een wet die zogenoemde coco’s, contingent convertible obligaties, voor banken aantrekkelijk maken, legt vooral de staande praktijk bloot. Het is altijd aan de politiek verantwoordelijken, zowel de minister als het parlement, of ze met de door lobbyisten ingebrachte voorstellen akkoord willen gaan. Eerste vereiste is dan wel dat iedereen weet wie waarvoor heeft gelobbyd en welke voorstellen zijn overgenomen. Dan is duidelijk welk belang wordt gediend en kan de afweging worden gemaakt of dit ook het algemeen belang dient.

In het geval van cocogate is het pijnlijk, met name voor PvdA-minister van Financiën en euro-voorzitter Jeroen Dijsselbloem, dat de ING-tekstdelen vooral behulpzaam waren bij het verdoezelen voor de Europese Unie dat er eigenlijk sprake is van staatssteun, hetgeen niet is toegestaan. Als de Tweede Kamer dat bij de wetsbehandeling over het hoofd heeft gezien, bewijst dat hoe ver de Kamerleden, waar het de inhoudelijke beoordeling betreft, op achterstand staan als gevolg van onvoldoende kennis en inhoudelijke ondersteuning.

Met lobbyen is op zich niks mis. Bedrijven doen het, provincies doen het, TNO doet het, artsen doen het, de FNV doet het, ga zo maar door. Wel is er iets grondig mis met de onevenwichtigheid in de lobbywereld en de ondoorzichtigheid waarmee het lobbyen op het Binnenhof gepaard gaat.

Grote bedrijven kunnen kapitalen uitgeven aan hun lobbypraktijken. Zo besteedt oliemaatschappij BP volgens eigen cijfers jaarlijks 2,75 miljoen euro om in Brussel bij de Europese Unie te lobbyen. Daar kunnen milieuorganisaties met hun veel kleinere budgetten niet tegenop. In Brussel worden gesprekken tussen EU-commissarissen en lobbyisten geregistreerd, in Nederland ontbreekt een dergelijke regel. Hier is niet openbaar wie in of rond het Binnenhof gesproken heeft met ministers, Kamerleden of hun medewerkers om het beleid te beïnvloeden.

De Brusselse openbaarheid legt een onaanvaardbare disbalans bloot. Als het om energie gaat, kregen de twee daarvoor verantwoordelijke EU-commissarissen in elf maanden tijd 282 keer een vertegenwoordiger van fossiele energie op bezoek tegen slechts 17 keer een vertegenwoordiger van hernieuwbare energiebronnen. Formeel zegt dat niks over de invloed die deze gesprekken hebben gehad op het beleid, maar het voorspelt weinig goeds. Repercussies heeft deze disbalans echter niet. Transparantie op zich is nog geen recept tegen de onevenwichtige praktijken. Ze kan wel het debat daarover aanzwengelen.

In Den Haag belooft de PvdA al jarenlang een wet om het lobbyen aan de huidige geheimzinnigheid en achterkamers te onttrekken. Maar opschieten doet het niet. Misschien wil de ironie wel dat het niet lukt om een goede wettekst te schrijven omdat geen lobbyist daarbij wil helpen.

Maar dankzij cocogate is er nu momentum. Bovendien is de PvdA het aan zichzelf én aan hen die geen machtig lobby-apparaat achter zich hebben verplicht door te zetten. Op het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn genoeg ambtenaren die tijd over hebben om te helpen met de wettekst.