
Als ze haar vader de riviergod om hulp smeekt verandert hij haar in een laurierboom, onverstoorbaar wuivend in de wind, zodat ze van haar mannelijke belager niet meer te vrezen heeft.
De onlangs vertaalde roman De vegetariër (2007) van de Zuid-Koreaanse schrijfster Han Kang (1970) roept de metamorfose van Daphne in herinnering. Ook hier wil een vrouw in een boom veranderen om te ontkomen aan de dwang van haar omgeving. Kang baseerde zich op een pacifistische versregel van de dichter Yi Sang: ‘Ik geloof dat mensen planten moeten zijn.’
De vrouw in kwestie, Yeong-hye, is stil, klein en onopvallend. Ze leeft in Seoul met haar echtgenoot, die haar het liefst precies zo heeft – als ze geen beha draagt schaamt hij zich voor haar, ook al windt het hem op, zo’n type is het. Wanneer de man zijn vrouw op een dag aantreft op de keukenvloer met al het vlees uit de vriezer om haar heen, klaar om het weg te gooien en een vleesvrij leven te beginnen, weet hij niet hoe hij het heeft. Vegetarisme is ongebruikelijk in de Zuid-Koreaanse cultuur en opvallen is het laatste wat hij wil.
Yeong-hye houdt voet bij stuk. Ze heeft een beangstigende droom gehad en weigert elk dood dier aan te raken. Ze verliest razendsnel gewicht, wordt grauw en begint wezenloos uit haar ogen te kijken. Het stille protest valt even slecht bij haar familie als bij haar man; vooral haar gewelddadige vader kan het niet aanzien. In een ijzingwekkend grafische scène – zo zijn er veel in De vegetariër – probeert de ex-militair zijn dochter met stokjes een stuk zoetzuur varkensvlees door de strot te duwen. Een paar bladzijden eerder is Yeong-hye minder dan vrijwillig gepenetreerd door haar gefrustreerde echtgenoot.
Het is overwegend zware kost, maar Kangs taal, even geconcentreerd als haar thematiek, is meestal niet pathetisch. De slanke roman bestaat uit drie novelles, geschreven vanuit het perspectief van de echtgenoot, de zwager en de zus van Yeong-hye. Van de binnenwereld van de centrale figuur krijgen we weinig mee, waardoor ze de schim wordt die ze zichzelf wil maken. In het tweede deel vat haar zwager, een kunstenaar, een seksuele en artistieke obsessie voor haar op. Hij staat erop haar vermagerde, naakte lijf te beschilderen met bloemen. Yeong-hye laat het gebeuren, gelaten als ze is, en ziet haar wens om plant te worden verwezenlijkt.
Waar de grenzen liggen tussen oprecht protest en waanzin (en kunst) is intrigerend genoeg niet zo duidelijk in dit boek. Yeong-hye belandt op een psychiatrische afdeling, maar Kang speelt het klaar om haar steeds radicalere verzet ook begrijpelijk te maken. Het gekkenhuis is bovendien ook hier een plaats waar de onconventionelen zich verzamelen; de dokters zijn bewakers van de normaliteit, die in Zuid-Korea, waar de schaamte regeert, nog dwingender lijkt.
Voor een lezer van vooral Angelsaksische en Europese literatuur is De vegetariër ongewoon intens. Het is behalve gewelddadig en ernstig ook hoog esthetisch – de sensuele, bloederige voorstellingen tuimelen over elkaar heen. De zwager van Yeong-hye is graficus en vooral in zijn deel (dat de merkwaardige titel De mongolenvlek draagt) is de taal bijzonder beeldend: ‘Toen hij zichzelf in de glanzende liftdeur weerspiegeld zag, was het alsof er tranen uit zijn bloeddoorlopen ogen stroomden (…) Hij [wilde] niets liever dan naar die rode, gerimpelde ogen spugen. Hij wilde op zijn kaken rammen tot het bloed onder zijn zwarte baard uit kwam en met de zool van zijn schoen beuken op zijn lelijke lippen, gezwollen van begeerte.’ Het bodypainten escaleert tot een folie à deux die niet snel van je netvlies zal verdwijnen.
Het is niet zozeer horror of porno wat Kang bedrijft, hoewel het daar soms wel aan grenst. En om van kitsch te spreken zijn haar beelden weer te rauw en te eigen. De bijna perverse verleiding van dit boek zit ’m allerminst in de humor, de verfijnde ironie of de zelfbewustheid (zoals we dat gewend zijn van veel moderne westerse literatuur), maar in de poëzie van die beelden. Ze zijn heftig erotisch en nogal beklemmend; de roman is als een kamer vol grote bloemen, waar de muskuslucht je naar de keel vliegt.
En dat in zijn relatieve eenvoud, want de auteur kleedt haar zinnen en thema’s uit tot het essentiële. In die gestripte toestand winnen ze aan kracht. Het parabelachtige idee van een door een gruwelijke maatschappij geteisterde vrouw die in een boom verandert, ‘kaal en solitair’, lijkt voorbestemd om te beklijven.

Han Kang, De vegetariër. Vertaald door Monique Eggermont. Nijgh Van Ditmar, 224 blz., € 19,99
Beeld: Han Kang (Park Jaehong)