
Wasco, Tommi Musturi en Anna Haifisch bewegen zich alle drie op het gebied waar strip en beeldende kunst elkaar ontmoeten. Ze zijn opgeleid op kunstacademies, maar kozen uiteindelijk voor het medium strip. Met hun achtergrond en kennis vernieuwen ze dit medium, ieder op eigen wijze.
De Nederlandse tekenaar Wasco (Henk van der Spoel) is ondanks zijn leeftijd en carrière, die een paar decennia omspant, voor veel mensen een onbekende. Tot nu toe publiceerde hij nog geen dik stripverhaal, of ‘graphic novel’, maar kleine boekjes in eigen beheer of korte verhalen in het magazine Zone 5300. En misschien kennen mensen hem van illustraties in Vrij Nederland of de VPRO Gids.
Wasco’s tekeningen zien er toegankelijk uit: een klein poppetje met een puntmuts (Tuitel) en zijn hondje (Phiwi) dwalen vrolijk rond door de kaders van de pagina’s. Wie naar een duidelijke verhaallijn zoekt, kan lang zoeken. Wasco houdt er niet van om avonturenverhalen of gags te tekenen met een mooi afgerond einde. Met Het Tuitel Complex presenteert hij zich aan een groot publiek. Het is een fraai uitgegeven, kloek boek waarin korte verhalen, grafische experimenten en pagina’s die vooral de abstracte dimensies van het medium strip onderzoeken, samenkomen. Zelf noemt hij het een ‘ideeënboek, een index wat je met strips kunt doen’.
In de inleiding mijmert de auteur dat hij ‘wegen en paden’ kan oproepen met zijn tekenpen: ‘Weidse landschappen creëren waarin ik weg kan dromen’. Maar hij doet het niet, want dan nog is hij gevangen in kaders en lijnen. Wasco onderzoekt het medium, hij maakt vooral kaders en lijnen en komt uit bij wat hij noemt ‘een absolute strip; een suprematistische strip’. De kaders zijn ramen geworden waardoor je niet naar een andere wereld kijkt, maar naar een strip. Het levert een aparte leeservaring op, omdat je als geconditioneerde lezer altijd op zoek bent naar dat verhaal. ‘Waar gaat deze strip over?’ vraag je je af en dat is ook de bedoeling van de auteur. De platen waarin dit het best werkt, gaan over Tuitel en Phiwi die rondlopen in een soort Mondriaan-schilderij. Je ziet meteen waaraan Wasco refereert door de strenge lijnen, geometrie en primaire kleuren. Maar in die vlakken, die Mondriaan leeg laat, zet Wasco allerlei silhouetten van kraanwagens, bomen, katten en uiteindelijk een hoekige, maar herkenbare Tuitel. ‘Mondriaan maakt met lijnen en vlakken een absoluut schilderij. Door er iets in te tekenen treedt er een verschuiving op en ontkracht je het absolute van het schilderij’, licht de tekenaar zelf toe. Niet voor niets wordt Wasco een ‘artists’ artist’ genoemd. Veel tekenaars, en niet de minsten – Art Spiegelman en Joost Swarte bijvoorbeeld – volgen hem in zijn zoektocht.
De Finse Tommi Musturi is een spin in het web van de Finse (underground)strip. Hij maakt deel uit van het Kutikuti-collectief en is uitgever van een aantal tijdschriften. Drie boeken van hem steken erboven uit: twee tekstloze boeken rond het personage Samuel en het vijfluik The Book of Hope. Het laatste werd onlangs gebundeld tot een graphic novel en is vertaald door de Amerikaanse uitgeverij Fantagraphics.
In de boeken over Samuel tekent Musturi een simpel poppetje met één oog, dat ronddwaalt in een wereld die soms juist te veel details bevat. Samuel begint als een zweetdruppel die op de grond valt en vervolgens op pad gaat. Hij loopt een grot in en belandt in een overvolle jungle. Hij gaat sporten, maar gooit zijn hoofd weg. De romp loopt stuurloos rond en valt net als in oude slapstickfilms net niet in de meest gruwelijke gevaren. Tot hij toch van een flat valt; wat we dan zien is een hyperrealistisch getekend, behoorlijk gory lichaam waar de botten en het vlees uit steken.
Musturi omschrijft Samuel als ‘een geest, een onzichtbaar personage’: ‘Je ziet geen emoties aan hem af, net zoals bij de meeste mensen in het dagelijks leven.’ En alles is mogelijk in de wereld van Samuel. Hij neemt een pilletje, waarna de strip nog gekker wordt. Of Samuel wordt pagina’s lang in elkaar geslagen door een groot monster. Samuel staat aan het einde op, spuugt een tand uit en loopt langzaam weg.
Musturi’s andere belangrijke boek is The Book of Hope waaraan hij acht jaar werkte. Dat was oorspronkelijk een vijfluik over een ouder echtpaar dat op het platteland overleeft, na de kernramp in Tsjernobyl. De verhalen kunnen los van elkaar worden gelezen, maar wanneer je het geheel achter elkaar leest, voel je pas hoe bijzonder het boek is.

Het kent een laag tempo, waarin vooral de mens en de omringende natuur centraal staan. De oudere man en zijn vrouw leven in het bos en zijn bezig met oogsten, repareren, hout hakken, pijp roken en proberen niet te veel te eten. Ondertussen mijmeren ze over het verleden, dromen ze over een ander leven en kijken ze rond in de prachtige natuur. Met dikke penseelstreken tekent Musturi een klare lijn die bijzonder sfeervol ingetekend is. Vooral de avonden en nachten zijn schitterend en vol details over het bos.
Musturi liet zich inspireren door een ouder echtpaar dat vroeger bij hem in het dorp woonde. ‘Je zag ze zelden, omdat ze ook ergens in het bos woonden, net zoals mensen dat vroeger deden. Zij leidden een eenvoudig leven, maar waren gelukkig. Ik stel de vraag wat er nu nog belangrijk is. Het probleem is dat mensen hun plaats in de natuur niet meer kennen.’
Musturi tekent al meer dan twintig jaar, maar nam een paar jaar geleden een jaartje vrij van de strips. Hij was uitgeblust en wilde niet zoals anderen ‘saaie kunst maken’, zoals verveelde kunstenaars doen. Hij gaf zichzelf opdrachten zoals ‘teken tot je niet meer kunt’, ‘gebruik ander materiaal’, ‘maak één strip per dag’ en tekende en schilderde veel vrij werk.
Wie gewend is aan de vrolijke kleuren uit Samuel of de rustige natuurbeelden uit The Book of Hope krijgt een klap in het gezicht bij het zien van zijn vrije werk. Zoals de bundel Beating! uit 2013, die vol staat met rauwe, expressionistische tekeningen. Musturi is behalve een getalenteerd striptekenaar, die originele, toegankelijk getekende verhalen maakt, ook een kunstenaar die de grenzen opzoekt. Als je deze tekeningen ziet, snap je opeens waar die nare, te realistisch getekende beelden vandaan komen uit Samuel (het gedetailleerde lichaam dat op de grond ligt).
De Duitse Anna Haifisch studeerde aan de kunstacademies van Leipzig en Brooklyn en werkt ook op de scheidslijn van beeldende kunst en strip. Ze ontwerpt affiches, illustreert en maakt (licht autobiografische) stripverhalen over een kunstenaar (The Artist), die niet echt wil doorbreken. Met name die laatste verhalen zijn bijzonder grappig en geven een kijkje in de keuken van wat hedendaagse kunstenaars bezighoudt. Dat is bijvoorbeeld: galeriehouders (tevergeefs) bombarderen met portfolio’s, vernissages aflopen waar wéér een nieuwe draai aan Marcel Duchamps erfenis wordt gegeven, op bed liggen met een laptop of een sixpack bier halen voor een feestje, maar toch besluiten het alleen thuis op te drinken, omdat je het anders zou moeten delen.

Met die laatste strip over een mislukkende kunstenaar lijkt Anna Haifisch nu door te breken. De strip werd gepubliceerd op de website van het Amerikaanse cultuurmagazine Vice en werd onlangs gebundeld. Anna Haifisch steekt de draak met de kunstwereld en de types die er rondhangen, maar is er tegelijk verknocht aan. Ze ziet kunst als ‘de laatste strohalm die we hebben voordat we wegzakken in brutaliteit en chaos’. Na de laatste aflevering voor Vice draagt ze de verhalen op aan ‘alle kunstenaars in deze rauwe en gestreste wereld. Ga alsjeblieft door met het maken van kunst, deze wereld heeft jullie nodig.’
Wie The Artist leest, denkt dat Haifisch enorm cynisch is over de kunstwereld – en dat is ze waarschijnlijk ook – maar tegelijkertijd kijkt ze liefdevol naar de losers die er rondhangen. Ze beschrijft de (meestal onzichtbare) kunstenaar in een strip waarin ze mensen opsomt die eigenlijk kunstenaar zijn: ‘de employee met grote amfetamine-ogen, je verlegen buurman, een trieste tiener die opgerold in de hoek van een tekenmaterialenwinkel ligt; kijk alsjeblieft naar hun kunst met liefde en genade’. De combinatie van pathos en relativerende humor houdt Haifisch in alle strips vol. Dat liet ze eerder ook al zien in de bundel Von Spatz. Daarin volgden we drie bekende kunstenaars (Walt Disney, Saul Steinberg en Tomi Ungerer) in een Rehab Center voor uitgebluste tekenaars.
In een strak getekende, minimalistische omgeving proberen de drie hun leven weer op de rails te krijgen middels therapie, groepsdiscussies, veel tekenen en zwemmen in de ‘pinguin pool’. Haifisch omschreef het als een ‘aquarium waarin tekenaars ronddwalen op zoek naar zingeving’. Met de bizarre en ongebruikelijke humor uit Von Spatz gooide Haifisch al hoge ogen en kreeg veel aandacht in de pers. Dat werd met The Artist nog meer. Niet alleen het onderwerp en de humor, ook het minimalistische en eigenzinnige tekenwerk is opvallend. Haifisch tekent haar dierenpersonages met een bibberige lijn en vult de grote vlakken met fletse kleuren. Dat heeft te maken met haar achtergrond als zeefdrukker, waardoor ze de inkleuring strak en eenvoudig houdt.
Net als Wasco en Musturi onderzoekt Haifisch de mogelijkheden van de strip en gebruikt daarvoor alles wat ze tijdens haar kunstopleiding heeft geleerd. Niet alleen qua vorm, maar vooral inhoudelijk zoekt ze naar wat kunst is, wat een kunstenaar drijft en hoe je nu nog betekenis kunt geven aan nieuw materiaal. Ze is blij dat haar nieuwe uitgever Reprodukt zich richt op de literaire markt en niet alleen op de stripwereld. Daar heeft ze eigenlijk een hekel aan en ze noemt de stereotiepe stripliefhebbers op beurzen ‘zwetende viespeuken met een slechte smaak’. Met de graphic novel die nu ook in Duitsland sterk wordt gepromoot, wordt een nieuw literair publiek aangeboord waar ze zich meer bij thuis voelt.
Beeld: Wasco
Beeld: Anna Haifisch
Beeld: Tommi Musturi
De drie graphic novelists treden op 5 november op.