Wat moet de elite aan met het populisme? Dat was het onderwerp van de Tinbergenlezing afgelopen vrijdag bij De Nederlandsche Bank, georganiseerd door de Koninklijke Vereniging voor de Staathuishoudkunde. De ironie was niet te missen. Hartje Amsterdam. De vrijwel uitsluitend witte elite in haar bubbel bezint zich op het populisme. Kun je vanuit die positie het onbehagen in de samenleving peilen? Ik denk dat het moeilijk is: eerder op de dag waren als bedankje aan de sprekers chocolade zwarte pieten uitgedeeld. In deze club moeten sommige discussies nog beginnen.

Maar we doen ons best. We lieten ons ruim een uur onderhouden, en niet door een van de minsten. Dani Rodrik, econoom en hoogleraar aan het Institute for Advanced Study in Princeton heeft als handelsmerk ‘one economics, many recipes’, de titel van een van zijn boeken. Rodrik heeft geen probleem met de standaard economische theorie, zolang ze maar realistisch toegepast wordt, gecombineerd met historisch benul en nooit los van de empirie. Met deze aanpak ging hij zijn onderwerp te lijf.

De handelstheorie, betoogde hij, leert ons dat liberalisering van handel en kapitaalstromen wél de totale koek van onze economie doet groeien, maar laaggeschoolde arbeid en import-afhankelijke sectoren verliezen erbij. Populisme valt dus te verwachten. Na ruim een halve eeuw handelstarieven afbreken valt er bovendien niet zoveel welvaart meer te winnen, terwijl de kosten – lagere lonen, werkloosheid, beide vaak sterk regionaal geconcentreerd – niet zo snel afnemen. De VS hebben gemiddeld vrijwel geen extra reële inkomensgroei genoten van de Nafta-vrijhandelszone met Canada en Mexico die ze in 1994 opzetten, terwijl de zwaarst getroffen groepen er zeventien procent in inkomen op achteruit gingen. Zoiets gebeurde ook toen China in 2001 toetrad tot de Wereldhandelsorganisatie. En juist in de kiesdistricten waar de verliezen het zwaarst waren, werden later ultrarechtse Republikeinen verkozen.

Populisme heeft wel degelijk een econo- mische basis

Populisme heeft dus wel degelijk een economische basis – maar het gaat niet over ongelijkheid per se. Ongelijkheid wordt pas ervaren als burgers geloven dat er verschillende regels voor verschillende mensen zijn. Mensen haten Bill Gates niet. Maar productie in het buitenland onder arbeidsomstandigheden en regels over belasting, veiligheid en milieu die jou benadelen, en waar jij niets aan kunt doen, wordt als onrechtvaardig ervaren. Vrije kapitaalstromen hebben belasting op kapitaal omlaag gedrukt ten opzichte van de belasting op arbeid. Het afsluiten van nieuwe verdragen wordt dus steeds conflictueuzer: zie TTIP. Noem het onbehagen hierover geen protectionisme, zo simpel ligt het niet.

Rodrik denkt dat het links/rechts-onderscheid nog steeds nuttig is in tijden van populisme. Als globalisering een samenleving binnenkomt via immigratie en vluchtelingen krijg je rechts, etno-nationalistisch populisme. Maar als globalisering meer importbedreiging, crisis en ongelijkheid betekent, heeft links populisme een beter antwoord. In Latijns-Amerika is populisme dus links, net als in Spanje en Griekenland, waar de crisis hard toesloeg en Podemos en Syriza groot werden. Verder is het populisme in Europa rechts: Wilders, Brexit, AfD, Le Pen, Kurz, Orbán, Babis, Kaczynski. Amerika werd aan beide vormen van globalisering blootgesteld, en de twee extremen, Bernie Sanders en Trump, kregen daardoor onverwacht grote aanhang.

Wat nu te doen? De eerste globaliseringsgolf in de negentiende eeuw bracht de arbeidersbeweging en het socialisme voort. Die corrigeerden het kapitalisme. Zo zou er nu een nieuwe beweging moeten ontstaan die Zuid-Europese jeugdwerklozen, door robots weggedrukte bank- medewerkers, en werknemers (en nieuwe werklozen) van de Delfzijlse aluminiumsmelter verenigt. Mensen met heel verschillende achtergronden die nog niet weten dat ze een gedeeld belang hebben. Verliezers aller landen, verenigt u! Het bekt nog niet lekker, maar die kant moet het op.

Rodrik sloot af met mogelijke scenario’s – the good, the bad and the ugly. Het slechtste scenario, fascisme en oorlog als in de jaren dertig, lijkt hem onwaarschijnlijk. De situatie is lang niet zo wanhopig als toen. Het goede scenario, ook helaas niet erg waarschijnlijk, is wat hem betreft het afwijzen van hyperglobalisering, juist om vrijhandel te redden. Meer nationale autonomie, meer internationale solidariteit (vooral in Europa), sterkere sociale vangnetten, maar zonder te denken dat je de welvaartsstaat weer kunt opbouwen. Het waarschijnlijkst is intussen het lelijke scenario: populisme gaat sluipenderwijs onze liberale democratieën verzwakken en onze internationale integratie ondermijnen. Tenzij er een effectieve politieke tegenbeweging ontstaat. Wat doet Bernie Sanders intussen?