Televisie, niet als doorgever maar als schepper van kunst, zat er mondjesmaat in: Koot & Bie als Vieze Man en Nette Meneer bij bushalte. En Arjan Ederveen - hilarisch als kabouter die via de anus afdaalt en een vleesboom omhakt; tragisch als ‘moffenhoer’ met bedlegerige moeder (prachtrol van Albert Mol). Weerzien op 3, het vrijdagse herhaalprogramma, kan qua humor alleen al jaren voort met de Verzamelde Werken van Koot & Bie, Ederveen en Jiskefet. Evenzogoed weinig kunst bij die vier Zomergasten.
Dan maar de opening van het televisiemuziekseizoen, Avro’s Prinsengrachtconcert. Mooier kan niet: live; gratis; kunst voor de massa; topmuzikanten; pittoresk decor van boten en oude panden; feeststemming.
Van mij mag het, wekelijks, dagelijks. Als ik er maar niet heen hoef en niet hoef te kijken. Te veel tevredenheid, geluk en zelfingenomenheid. Dat het geluidstechnisch weinig voorstelt, ach: ik blijf gehecht aan platen, ook als ze ruis of tik produceren.
Maar waarom doet het op die gracht jaarlijks meer denken aan de promodorpen van hockey- en springruitertoernooien? Welke gevechten spelen zich tussen die (vaak) eenmalige melomanen af om vlak bij muziek en camera te belanden? En dan die close-ups van tevreden schippers, wijntje in de hand, verliefde stellen, opgaand in elkaar en de muze en, erger, lui die met gesloten ogen ‘wat zit ik te genieten’ ten beste geven. Bij Saint-Saëns’ Carnaval des animaux! Leuk, vooral voor kinderen, maar met de diepgang van een platbodem. Met muzikanten die ook nog es lollig doen, waar het publiek dan weer enorm om moet lachen. Geestig maar toch beschaafd.
En dan schakelden ze dit jaar ook nog coryfeeën in om tussen de delen door een vers van Ivo de Wijs te zeggen. Aardige rijmen, daar niet van, maar zelfs hier wordt dus Sterrenslag van gemaakt.
Van Bolkestein tot Braakhekke luidt des Avro’s leus. De camera en Joop, nooit-eindigende geilpartij. De hoop dat de man zich in zijn vaers zou verslikken ging in rook op: énig deed-ie het. Ach, laat het manneke. Maar jammer van de aanwezigheid van Henk van Os. Die maakt met Beeldenstorm een prachtprogramma. Maar via Villa Felderhof en de Bekende Nederlanders van het Prinsengrachtconcert glijdt hij een circuit binnen waarin ik hem niet graag ontmoet. ‘Niet te veel, Van Os’ (parafrase van De Bie’s advies aan Van Dis, door de laatste ter harte genomen).
Nu alleen nog de Uitmarkt-kermis. Als die achter de rug is, kan de kunst weer beginnen.
Rubriek
Waar is de kunst?
Weinig kunst in Zomergasten. Openbare les van violist Maxim Vengerov bij Barend en dat vooral vanwege diens komische theater. Wat filmfragmenten bij Lanoye en Abdolah. Het meest nog bij Benima: Pina Bausch; Joop Admiraal in U bent mijn moeder; poëzie van Drummond de Andrade (in O amor natural van Heddy Honigmann) en een Amerikaan met een dertiende-eeuws soefi-gedicht. (‘Ik wil niet vervelend zijn’, zegt Van Dis, ‘maar ik vind het vreselijke kitsch.’ ‘So what’, zegt Benima. ‘Beledig ik je nou?’ ‘Helemaal niet.’ Schepen die elkaar ‘s(nachts passeren. Kitsch is het inderdaad en nog een gotspe ook. 'Dat God geen antwoord geeft is zijn antwoord’, luidt de poëtische boodschap. En toch, Benima toonde zich ‘ein Mensch’ wier pijnlijke openhartigheid geen gevoel van voyeurisme opleverde. Mede dankzij Van Dis, kritisch maar respectvol. Hoezo arrogant? Laat ze lullen, Adriaan.)
www.groene.nl/1999/34