Waar zou ik voor willen sterven?

Uiteraard voor mijn dochter. Stel dat dat een vraag zou zijn, dan zou ik daar helemaal niet over hoeven na te denken.

Maar had ik willen sterven voor mijn ouders?

Nee, daar ben ik ook heel makkelijk in. Stel, men had mij een pistool gegeven en gezegd: «Schiet je ouders neer, anders schieten we jou dood», dan had ik mijn ouders doodgeschoten. Ik vermoed dat mijn ouders dat ook van mij verwacht zouden hebben.

Zou ik willen sterven voor mijn geloof?

Ik heb geen geloof. Nu is dat een goedkoop antwoord. De vraag zou moeten luiden: vind ik de mogelijkheid dat ik ook niet kan geloven zo belangrijk dat ik daarvoor zou willen doodgaan?

Ik weet het niet. Stel, iemand houdt weer dat pistool tegen mijn kop en zegt: «Geloof of ik schiet.» Dan ga ik onmiddellijk geloven, juist omdat ik het flauwekul vind. Geloof is geen reden om te sterven.

Zou ik willen sterven voor de vrijheid van meningsuiting?

Dat is lastiger. Ik vind de vrijheid van meningsuiting het grootste goed dat er is. En zo op het eerste gezicht zou ik, als ik met mijn dood daaraan iets zou kunnen bijdragen, daar best voor willen sterven. Maar mijn probleem is toch: waaruit bestaat die vrijheid van meningsuiting precies? Eigenlijk komt die vraag neer op: zou je willen sterven voor de democratie? Daar zit ik mee. Ik denk het wel.

Maar… ik moet er niet over nadenken. Is Amerika een toonbeeld van democratie? Ach, tja, een beetje wel, niet heel erg. Is Israël bijvoorbeeld een democratie? Mmm, tja, ach, wat zullen we zeggen, ja… ja hoor, is best wel misschien een beetje af en toe een democratie. Is Japan een democratie? Mmm, nee, hoewel, misschien toch… Nou ja, vooruit, ja.

De meest democratische staten vind je in Europa. Engeland, Nederland, België, Frankrijk, Scandinavië… Maar heeft die democratie nog wat te betekenen als je kijkt naar de macht van de grote kapitalistische instituties?

Hebben Coca-Cola en McDonald’s niet méér macht dan een parlement? Als ik die vraag met ja beantwoord, waar sterf ik dan eigenlijk voor? In wezen is het dan zo dat ik sterf voor een denkbeeld, een utopisch gegeven in het besef dat Utopia nooit bereikt zal worden. Ik begin eigenlijk te twijfelen…

Dan mijn land. Wil ik sterven voor Nederland?

Eigenlijk ben ik daar snel mee klaar. Nee. Zo mooi vind ik Nederland niet. Ik zou liever voor Engeland of Frankrijk willen sterven, als het om een land zou gaan. Er zijn geloof ik wel honderd landen mooier dan Nederland. Er zijn wel plekjes die mij dierbaar zijn, maar die zijn toch ook vaak verweven met mooie gebeurtenissen.

Zou ik willen sterven voor Amsterdam? Ik ken geen mooiere stad dan Amsterdam. Maar eigenlijk bedoel ik dan: een wijk of drie die ik mooi vind. Centrum, Jordaan, Oud-Zuid. Heel misschien de Pijp. Maar dan houdt het echt op. De rest mag platgebombardeerd worden, als het aan mij ligt. Waar zou ik in godsnaam voor willen sterven?

De Nederlandse taal, denk ik.

Ja, daar zou ik nou echt voor willen sterven. Waarom? Omdat dat de taal is waarin ik denk, schrijf, waarmee ik mijn geld verdien. Maar die taal verandert zo snel. Kan men over dertig jaar mijn stukken nog lezen? Ik lees wel eens oude stukjes van Carmiggelt, Bomans, Renate Rubinstein… Het is wel allemaal erg gedateerd. Ik zou dus willen sterven voor iets dat misschien zelf wel aan het uitsterven is. Is misschien niet verstandig.

Dan heb ik nog een huis.

Nee, mag ook plat.

Blijven over mijn katten.

Er stampt een soldaat mijn huis binnen. Hij pakt een van mijn katten en zegt: «Jij of die kat.»

Ik zou met genoegen sterven. Hij mag die kat geen pijn doen.