Dertien jaar geleden plaatste ik in een recensie van Wim Hazeu’s Vestdijk-biografie vraagtekens bij de verantwoording van zijn bronnen. Daarop betichtte hij mij ervan dat ik zijn integriteit in twijfel trok. Nu ik naar aanleiding van Hazeu’s Lucebert-biografie opnieuw vragen heb over zijn brongebruik hecht ik eraan te verklaren dat ik niet twijfel aan Hazeu’s integriteit en kwaliteit als onderzoeker.
Even goed stoort het me dat hij noch in het voorwoord, noch in de verantwoording van zijn biografie iets zegt over de herkomst van de antisemitische brieven die Bertus Swaanswijk, de latere Lucebert, in de jaren 1943/1944 aan vriendin Tiny Koppijn schreef. Daar meldt hij wel iets over in een interview met de Volkskrant (8 februari). Ze zijn hem aangereikt door de anonieme dochter van de in 2016 overleden Tiny Koppijn. ‘Vlak voor haar dood had haar moeder haar opgedragen die brieven aan mij te laten lezen.’ Hazeu zocht de dochter op. ‘Ik werd vriendelijk ontvangen en kon plaatsnemen achter een tafel waarop een stapeltje brieven lag. De partner van die mevrouw zei: “Het is wel zwaar hoor.”’ Vervolgens werd Hazeu alleen gelaten met de brieven en begon hij ‘zinnen over te schrijven en aantekeningen te maken’. Nadat hij ‘een brief of vijftien’ had gelezen kon hij niet verder omdat hij moest kotsen. ‘Tegen die mensen heb ik gezegd: ik kom graag later bij u terug.’
Wie ‘die mensen’ zijn, blijft onvermeld. Google je Koppijn, dan blijken het Mirella Albertine Satoor de Rootas en haar echtgenoot Ton Pander te zijn. Waarom zo geheimzinnig? Hun namen komen niet voor in de noten en het register van de biografie, alleen in een alfabetisch lijstje van personen die worden bedankt voor hun hulp.
Waar zijn die brieven?
In een noot meldt Hazeu: ‘Alle brieven aan Tiny bevinden zich in het archief van de Erven Tiny Koppijn’, zonder te vertellen wie dat zijn. Is dat archief ergens gedeponeerd? Heeft de biograaf de originele brieven meegekregen dan wel gekopieerd of gefotografeerd en laten checken, bijvoorbeeld door het Niod? Kunnen anderen de brieven inzien? Of heeft Hazeu met de dochter en schoonzoon van Tiny Koppijn afgesproken dat er alleen losse citaten naar buiten mochten komen? In dat geval is de vraag: waarom verantwoordt hij zo’n ‘deal’ niet in het boek?
Hazeu memoreert het volgende geval. Peter Hofman, een eerdere biograaf van Lucebert, kreeg van een andere vriendin, Corrie Bakker, een brief uit 1943 ter inzage waarin Bertus Swaanswijk overwoog zich tot Duitser te naturaliseren. ‘Nadat Peter Hofman de brief in november 1997 had gelezen, werd deze door Corrie Bakker met andere brieven vernietigd.’ Je kunt alleen hopen dat zoiets zich niet herhaalt.
Zoek ik spijkers op laag water? Nee, want de achterliggende vraag is: wat was de aard van de relatie tussen Bertus Swaanswijk en Tiny Koppijn? Dat is van belang voor de context van de schokkende citaten. In het Volkskrant-interview zegt Hazeu, zonder bronvermelding, dat ze geen geliefden waren. In de biografie staat daar niets over. Ook Tiny’s achtergrond en politieke opvattingen blijven onbesproken, afgezien van de opmerking dat haar eerste vriendje sneuvelde aan het oostfront toen zij zeventien was. ‘Zij had er veel verdriet van gehad’, laat Hazeu daarop volgen. ‘Pro-Duits was zij niet, maar de jongen had zij niet kunnen tegenhouden.’ Voor deze mededeling noemt hij in een noot als bron: ‘Dochter van Tiny Koppijn aan mij.’ Hazeu heeft Mirella Albertine Satoor de Rootas dus geïnterviewd. Heeft hij haar gevraagd waarom haar moeder de brieven pas na haar overlijden wilde prijsgeven? Had zij misschien iets te verbergen? In de door Hazeu weergegeven citaten heeft Bertus het tegen Tiny over ‘onze Führer’. Ook schrijft hij haar: ‘Beleer mij toch veel, je hebt er weinig idee van wellicht, hoezeer ik mij van jou afhankelijk gevoel.’
Verandert het beeld als Tiny Koppijn nazi was en een van haar afhankelijk vriendje heeft beïnvloed? Waarschijnlijk niet, iemand die zich tot antisemitisme verlaagt is daar zelf verantwoordelijk voor. Maar van een biograaf die dergelijke feiten openbaart, mag uiterste zorgvuldigheid en dus ook transparantie van bronnen worden verwacht. Daarbij staat controleerbaarheid voorop. Kortom, zolang de brieven niet boven water zijn en Mirella Satoor de Rootas geen opening van zaken geeft, is de biografie van Hazeu incompleet. Zonder de volledige inhoud van de brieven te kennen, zullen we nooit begrijpen wat Swaanswijk dreef en waarom Lucebert heeft gezwegen over de inktzwarte bladzijde uit zijn geschiedenis.
Hoe mensen die, zoals ook ik, Luceberts poëzie als bevrijding en moreel kompas hebben ervaren hun teleurstelling verwerken, moet iedereen zelf uitzoeken. Voor mij blijft hij de grootste en meest inspirerende Nederlandstalige dichter ooit, over wie ik alles wil weten. Maar dan ook écht alles en uit controleerbare bron.