‘Een mooi voorbeeld: een zedenzaak. Wij, de afdeling humane biologische sporen op het Nederlands Forensisch Instituut, krijgen meestal van de politie de veiliggestelde sporen binnen: de kleding van het slachtoffer, inwendige uitstrijkjes, nagels, het materiaal van onder de nagels, haren. Dan begint de zoektocht naar sporen van de verdachte, bijvoorbeeld sperma. Maar in een groot aantal zedenzaken wordt geen sperma aangetroffen. Dan kunnen we terugvallen op minimale sporen: het slachtoffer is ongetwijfeld vastgegrepen, dan kan de schuldige contactsporen op de kleren hebben achtergelaten. Van die contactsporen kunnen we een dna-profiel maken.

Al de ingewikkelde laboratoriumresultaten vertaal ik naar begrijpelijke conclusies voor justitie. Dat moet volledig en duidelijk zijn zodat justitie weet wat de uitkomsten zijn. Ik krijg de complete of gedeeltelijke dna-profielen binnen uit het lab. Die vergelijk ik met andere dna-profielen: van de verdachte(n), slachtoffer(s) en eventuele getuigen. Als er een match is tussen het dna-profiel van het spoor en dat van de verdachte, dan reken ik de wetenschappelijke bewijswaarde uit. Dit is een cruciaal aspect van het werk. Hoe zeldzaam is het dna-profiel dat zowel in het spoor als in het referentiemonster van de verdachte voorkomt? De bewijswaarde van bijvoorbeeld twee overeenkomende bloedgroepen, onderzoek dat we voor het dna-tijdperk deden, is buitengewoon gering. De kans op een toevallige match van een volledig dna-profiel is één op één miljard. Onwijs sterk bewijsmateriaal. Het wordt pas een echte uitdaging om de bewijswaarde te berekenen als het profiel niet compleet is.

Het is ongelooflijk hoe de kennis over dna is gegroeid. In 1988 hebben we een voorzichtige stap gemaakt naar de dna-methode. De wetenschap geloofden we wel, maar dat we een daadwerkelijk profiel konden maken van de sporen? Dit kan onze wereld totaal veranderen, dacht ik. En dat is ook gebeurd. Het duurde destijds weken voordat een dna-onderzoek was afgerond. Nu kan dat in zes uur. De afdeling is gegroeid van zeven naar over de honderd mensen. We doen ongeveer honderdduizend dna-analyses per jaar.

Het allereerste dna-onderzoek in een Nederlandse zaak was bij de World Trade Center-verkrachter uit Amsterdam. De man was veroordeeld. Zijn advocaat had kennis genomen van de dna-methode in de krant. Hij wilde zijn onschuld bewijzen. We hadden al wel een bloedgroepbepaling gedaan, maar daarmee konden we de verdachte niet uitsluiten. Het dna-onderzoek in deze zaak is in Engeland uitgevoerd, omdat het daar toen al mogelijk was. Na lang wachten kwam het verlossende antwoord, voor die man maar zeker ook voor ons. Er was geen match. Ik schat de kans groot dat hij anders schuldig was bevonden.

In gedachten neem ik mijn werk mee naar huis, ik wil het opgelost hebben. Dat geeft veel voldoening. Immuun word ik niet voor de verhalen van de misdrijven, maar een onderzoeker moet de zaken wel weten te scheiden.

Er is altijd iemand geïnteresseerd in de onderzoeksresultaten. Dat geeft een goed gevoel. Ik los iets op wat zonder onze hulp niet opgelost was. Dat komt door de dna-databank voor strafzaken, waarin we sinds 1994 de dna-profielen van verdachten en de sporen van onopgeloste zaken bewaren. Daar staan ondertussen 180.000 profielen in. Elke dag zijn er zo’n twintig matches tussen profielen van sporen en mensen. Een aantal zaken die ons tijdenlang hebben beziggehouden, zoals de Puttense moordzaak en de zaak van Andrea Luten, zijn op een gegeven moment tot klaarheid gekomen door de dna-databank. Daar ging respectievelijk vijftien en zestien jaar overheen. Ik begin op leeftijd te raken, dan is het geweldig om dit nog binnen mijn werkende leven mee te maken. We staan niet op de gang te highfiven, hoor. Dat gaat heel ingetogen.

De wetgeving van Engeland staat toe dat voor alle misdrijven, dus ook zeer kleine vergrijpen, het dna-profiel van de misdadiger opgenomen wordt in de databank. Er staat inmiddels meer dan een tiende van de bevolking in. In Nederland is die drempel veel hoger. Die grote Engelse hoeveelheid zal altijd een aantal zaken meer oplossen, maar het percentage matches wijkt opvallend genoeg niet veel af van de Nederlandse situatie. De pool van mensen die een misdrijf plegen, is toch beperkt.’