Medium rc20131210 ina schoorl 05

‘Een man loopt door het gangpad van Albert Heijn en pakt iets uit het rek. Hij loopt weg, we zien het niet op de camera, en hij passeert vervolgens de kassa. Bij veel Albert Heijn-winkels is nog zo’n countertje waar je sigaretten kunt kopen en ook kunt afrekenen. Als de politie geen bewijs heeft dat de man niet heeft betaald, ook niet bij zo’n countertje, dan wordt het lastig. Heeft die man een dossier van 25 pagina’s, waarvan twintig pagina’s winkeldiefstal, dan is er de neiging om te zeggen: “Hij zal het wel gedaan hebben.” Maar als rechter moet je elke keer opnieuw kijken of al die stapjes die hem uiteindelijk aanwijzen als dader in het dossier zitten. En of we al die feiten kunnen controleren.

Ik heb met beleggingsproducten te maken gehad, Dexia. Dat is op een andere manier lastig. Mensen zeggen keihard: “Ik wist niet dat mijn man die overeenkomst had gesloten.” “Maar mevrouw, uw handtekening staat eronder.” “Ja, maar hij zei dat ik daar moest tekenen.”

Als rechter mag je niet openlijk boos worden, maar je mag het wel voelen. Omdat je je dan bewust bent: ik erger me, maar dat mag ik niet laten doorwegen in mijn beslissing.

“Je moet tot het moment van beslissing kunnen blijven twijfelen”, zei een collega. Je doet je werk met kennis en ervaring. Maar al ken je het dossier, en denk je: dit zal het wel ongeveer zijn, dan gebeurt op de zitting geregeld iets wat het beeld doet kantelen. Een verdachte die ondanks zijn zwijgrecht ineens bekent, bijvoorbeeld. Je moet snel kunnen denken en analyseren, want als alleenzittende politierechter moet je vaak meteen beslissen.

In meervoudige zittingen is dat niet zo. Je bent dan met drie rechters en een secretaris en de beslissing valt pas na de discussie in de raadkamer. Ook daar kan de zaak in een ander licht komen te staan. De één hecht bijvoorbeeld belang aan andere feiten dan de ander. De discussie gaat dan over welke feiten essentieel zijn om wel of niet schuldig te verklaren.

‘Er is altijd wel iemand boos’

Die discussies zijn besloten omdat je al reflecterend ook iets geks moet kunnen zeggen: “Hij heeft het wel gedaan, maar vinden wij dit nou zo erg?” Ik blijf me er bijvoorbeeld over verbazen dat we drugsgebruik zo slecht vinden en alcoholgebruik normaal. Ik denk dat als alcohol nu ontdekt zou worden het boven aan het lijstje van verboden middelen zou staan. De wetgever heeft bepaald.

Je moet als rechter ook nieuwsgierig zijn. Naar wat er is gebeurd en waarom iemand dat doet. Je hoort soms verhalen en je denkt: hoe zijn mensen hier in beland? Waarom ben je niet dáár gestopt? Waarom ben je niet weggelopen? Die nieuwsgierigheid wil ik altijd blijven houden. Want dat maakt het voor mij mogelijk om écht te luisteren. Maar het blijft niet aan me kleven. Erna moet je gewoon een beslissing nemen. En vervolgens loslaten. Je moet niet de illusie hebben dat iedereen blij is, want er is altijd wel iemand boos of teleurgesteld.

Het faillissement van een groot bedrijf was een interessante zaak. Alle bestuurders en toezichthouders waren tegelijk gedagvaard, de zittingzaal zat vol. In ons vonnis stelden we de betrokkenen aansprakelijk omdat ze hun grootse expansieplannen niet tussentijds hadden geëvalueerd, terwijl dat wel was afgesproken en er alle signalen waren dat dat had gemoeten. Dat heeft er mede toe geleid dat het bedrijf failliet is gegaan. Dat vonnis vind ik nog steeds heel goed, want een bedrijf moet natuurlijk kunnen groeien, maar een toezichthouder moet wel toezicht houden. En als je een bedrijf bestuurt hoort het erbij dat je op tijd zegt: “We moeten nu pas op de plaats maken.” Als je dat niet doet, moet je de gevolgen aanvaarden.

Communiceren wordt belangrijker. Ik probeer op zittingen in gewone bewoordingen uit te leggen waarom ik tot een beslissing kom. Op die manier, op microniveau, voer je als rechterlijke macht, en daar is iedereen zich van bewust, een gesprek met de maatschappij.

Mijn beslissing is een juridische waarheid. De kunst is dat je zegt: “U zegt dat u het niet heeft gedaan, maar alles wijst erop dat u het wel heeft gedaan en dus acht ik u strafbaar.” En dat je ziet dat de verdachte dat hoort en ook begrijpt. En accepteert. Soms lukt dat. Dan hoeft de verdachte van mij niet hardop te zeggen: “Ja, u heeft gelijk.”’

Bekijk de inhoud van ons kerstnummer over waarheid & leugen, of koop de digitale editie