Op 25 september 1995 heeft haar advocaat de Universiteit Utrecht gedagvaard en de kantonrechter gevraagd de arbeidsovereenkomst met De Lang geldig te verklaren tot 31 december 1995 en haar het achterstallig salaris uit te betalen. Het College van Bestuur blijft echter volhouden hiertoe niet verplicht te zijn en zorgvuldig te hebben gehandeld, aangezien zij tijdig van de consequenties van haar weigering op de hoogte is gesteld. Dit wordt door De Lang aangevochten. De universiteit had ten minste een gesprek met haar dienen aan te gaan, en had vervolgens het ministerie van Justitie om ontheffing van de identificatieverplichting kunnen verzoeken.
De universiteit moet hier nu weer voor 7 februari 1996 op reageren. Dat zal haar niet gemakkelijk vallen, want intussen heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in een brief aan de Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties geschreven dat hij het te ver vindt gaan als een werkgever een werknemer die weigert een identiteitsdocument te overleggen, ontslaat.
Intussen voelt De Lang zich als de vrouw uit de film The story of Qiu Ju, die stad en land afreist om voor haar recht op te komen en die dat uiteindelijk krijgt op een manier die zij helemaal niet had gewild. Het gaat haar niet om allerlei reglementen en juridische procedures en ook niet in de eerste plaats om schadevergoeding. Maar zij is bang dat de vragen waar het om gaat - een rechtvaardig vluchtelingenbeleid en het recht van een werknemer om zijn of haar geweten te laten spreken - in alle procedures volkomen verloren gaan.