Vluchtelingen aan de Turks- Griekse grens, Edirne, Turkije, 5 maart © Bulent Kilip / AFP / ANP

‘Je kunt ons van alles aandoen, we verdragen bijna alles, maar dit, dit kán niet, dit mag niet, niet met onze moeders en zussen!’ Fridoon wijst op zijn mobieltje, terwijl hij van de uitklapbare Ikea-slaapbank springt. Het is zondagmorgen, heel vroeg, 8 maart. Internationale Vrouwendag. Maar daar heeft het niets mee te maken.

Hij kon vanwege zijn terugkerende vlucht-nachtmerries weer eens niet slapen, tuurde al uren naar zijn geliefde Afghaanse nieuwszender Kabul Plus. De afgelopen wintermaanden liet hij me voortdurend foto’s zien. Foto’s die nooit de Noord-Europese media halen. Foto’s van jonge Afghanen als hijzelf, begin twintig of jonger, die doodgevroren zijn tussen Afghanistan en Pakistan, of ergens in Iraanse en Turkse bergen. De verstarde jongensgezichten zijn wit en vredig, sneeuwvlokken en ijskorreltjes in donssnorren, vlasbaardjes, wimpers en wenkbrauwen, de ogen meestal halfopen, net als hun monden, alsof ze nog iets wilden zeggen toen ze hun laatste adem uitbliezen.

Fridoon aait dit soort screenfoto’s meestal stilletjes, maar nu hamert hij foeterend op z’n schermpje. Hij bekijkt een hyperventilerende anchorman die, wijzend naar een foto van een Afghaanse pater familias, vertelt dat Griekse soldaten aan de Turkse grens Afghaanse vluchtelingen arresteren, en vrouwen dwingen om zich voor de ogen van hun mannen uit te kleden, hen lange tijd naakt in de kou laten staan terwijl ze grapjes maken, naar hen wijzen, en hen daarna terug naar de Turkse grens brengen. Fridoon vertaalt met overslaande stem. Ik probeer uit te leggen dat er veel nepnieuws in omloop is, dat hij niet alles moet geloven. Het landt niet. Begrijpelijk.

Sinds de Turkse president Erdogan op 29 februari aankondigde dat vluchtelingen die naar Griekenland willen niet meer tegengehouden zullen worden, is de chaos compleet. Op de Griekse eilanden Lesbos en Chios en aan de Grieks-Turkse grens bij de Evros-rivier worden vluchtelingen met geweld, zelfs met kogels, tegengehouden. Vooral Afghanen zijn het mikpunt van haat. Op zee, en in Evros-niemandsland.

Op 17 februari had de Europese Unie al besloten een formeel einde te maken aan Operatie Sophia, waardoor op 20 maart de EU officieel geen vluchtelingen meer van de verdrinkingsdood zal redden op de Middellandse Zee. In de praktijk gebeurde dat al twee jaar niet meer, omdat Brussel geen boten meer stuurde. Het redden van mensen op zee werd aan Sea-Watch en andere ngo’s overgelaten – ook dat mag niet meer.

De afgelopen weken circuleerden talloze schokkende beelden op de sociale media. Zo was er het filmpje van de Turkse kustwacht dat viral ging op YouTube. Daarop was te zien hoe een dinghy vol gillende vluchtelingen tussen twee – een Turkse en een Griekse – kustwachtpatrouilleboten ronddobberde. De Grieken duwden met stokken de mini-Zodiac richting Turkije, scheerden er vlak langs, grote golven veroorzakend, waardoor de mensen op het schommelende bootje nog harder gilden. ‘Griekse kustwacht probeert vluchtelingen op zee te laten verdrinken’, meldde het officiële Turkse persbureau. Een tsunami van woedende berichten van Grieken op Twitter en Facebook was het resultaat: dit was puur fake news van sultan Erdogan; de Griekse kustwacht deed alleen maar aan afschrikmanoeuvres.

Een ander filmpje dook op: met schokkerige candid camera was vastgelegd hoe Turkse militaire politie bange mensen, ook vrouwen en kinderen, met de geweerloop dwong om een bus te verlaten en naar de Griekse grens te lopen. ‘Kom nooit meer terug, want dan maken we je af!’ schreeuwden Turkse agenten. ‘Propaganda en in scène gezette leugens’, antwoordden Turkse mainstream media, en honderden Turken op sociale media.

Afschuwelijke beelden van halfnaakte Afghanen, littekens van stokslagen op hun blote ruggen, en stotterende verslagen van hoe de mannen van kleren en bezittingen waren bestolen en zelfs Afghaanse vrouwen door Griekse grenssoldaten waren mishandeld, doken op. Direct gebagatelliseerd en als ‘niet waar’ bestempeld door Grieken die met pijltjes en cirkels op het filmmateriaal aantoonden dat onder de plastic zak die hun naaktheid bedekte toch heus een mobiele telefoon aan een riem te zien was. Dus hoezo bestolen door Griekse soldaten? Het was een ware beeldenoorlog.

Dora Bakogianni, dochter van oud-premier Mitsotakis, oud-burgemeester van Athene, oud-minister van Buitenlandse Zaken en de zuster van de huidige rechtse Griekse premier Kyriakos Mitsotakis, riep burgers op om via sociale media alle verklaringen van de Griekse regering wat Turkije betreft te delen en te verspreiden, ook in het Engels, ‘opdat Turkije deze vuile imago-oorlog niet zal winnen’. Erdogan op zijn beurt meldde dat hij Athene bij het Europese gerechtshof zou aanklagen voor grove schending van de mensenrechten.

Over hoe die mensen in dat bootje, en al die mensen daar in dat onherbergzame niemandsland, zonder eten, drinken, warmte, beschutting en medische hulp, tussen Griekse en Turkse soldaten die állemaal met drones traangasbommen gooiden, zich moesten voelen, had niemand het meer.

Alleen de smartphone-filmpjes die ik kreeg toegestuurd van bevriende, wegens gewelddadigheden van extreem-rechtse groeperingen ondergedoken hulpverleners op Lesbos waren níet voor meerdere interpretaties mogelijk: vluchtelingen proberen met hun handen in de ijskoude zee naar de wal te roeien in een stuurloos bootje met kapotte motor (op zee vernield door gemaskerde Gouden Dageraad-lieden in speedboten die dinghy’s met vluchtelingen aanvielen); op de kade staan razende inwoners van Lesbos die voorwerpen naar hen gooien; een man roept tegen een vrouw met een dikke buik: ‘Kan ons niet schelen dat je zwanger bent, hebben wij je soms geneukt? Nee? Nou dan!’

Een object vliegt voorbij, landt hard op het hoofd van een vergeefs wegduikende man die daardoor bijna van de rand van de rubberen boot in het water valt, de zwangere vrouw nét niet meesleurend. ‘Waarom haten ze ons zo? Wat hebben we misdaan?’ fluistert Fridoon als ik hem de beelden laat zien.

vluchtelingen wachten tot ze de Turks-Griekse kunnen oversteken, Edirne, Turkije, 5 maart © Burak Kara / Getty Images

In december 2018 ontmoette ik Fridoon toen ik filmde in het kamp Malakasa. Zijn pup speelde met mijn hond en we raakten in gesprek zoals hondeneigenaren dat zo vaak doen. Ik begreep dat hij wel vijf talen sprak – Engels, Pashtu, Urdu, Farsi en Dari – maar met zijn 21 jaar eigenlijk nog een kind was dat zijn moeder miste. Hij kwam uit een groot en warm nest in Kabul. Hij wilde zakenman worden, genoeg geld verdienen voor zijn moeder en zussen. Ik was onder de indruk van zijn zachtaardigheid en beleefdheid. Het idee dat deze tengere, zacht sprekende jongen, die iets weg had van een dromerige Perzische prins, moest zien te overleven in het beruchte kamp van Malakasa, was schrijnend. Te midden van 1500 asielzoekers. Tussen al die dronken, boze en vechtende mannen in een van de vele treurige boxen van de unhcr.

Op de dag van zijn achttiende verjaardag hadden zijn wanhopige moeder en zusjes hem naar Europa gestuurd. Hij had er zes maanden over gedaan om via Pakistan en Iran naar Istanbul te lopen. Vanuit daar was hij met mensensmokkelaars meegereden naar Ayvalik, het gezapige kustplaatsje pal tegenover Lesbos. Omdat hij geen geld meer had, moest hij een bootje vol vluchtelingen zien te krijgen. Hij mocht dan gratis mee, aan het roer, als instant-kapitein, ook al had hij nooit gevaren.

Het bootje spoelde op 24 november 2015 aan op Lesbos, waar de Griekse politie hem onmiddellijk arresteerde en beschuldigde van trafficking. Hij zat immers aan het roer. Hij werd naar Athene overgebracht, waar hij gevangen werd gezet. Een geluk bij een ongeluk; anders was hij terechtgekomen in het helse kamp Moria, dat weldra uit zijn voegen zou barsten met twaalfduizend vluchtelingen terwijl er plaats was voor nog geen drieduizend. Acht maanden zat hij vast in Athene. Hij had alleen contact met een vriendelijke Griekse onderwijzer die vrijwilligerswerk deed in de gevangenis met jonge asielzoekers.

Eenmaal onschuldig bevonden, en in juli 2016 eindelijk weer op vrije voeten, ging hij de ondoorgrondelijke en stroperige Griekse asielprocedure in – geld voor een advocaat had hij niet. Daardoor mocht hij in een container wonen in kamp Malakasa, zestig kilometer buiten Athene. En zo kreeg hij het felbegeerde pinpasje waarop in afwachting van zijn asiel 150 euro per maand werd gestort om van te eten. Anderhalf jaar later, in juli 2017, had hij zijn eerste, enige en laatste gesprek over zijn vluchtverhaal. Dat was mazzel, want tegenwoordig krijgen nieuwkomers pas drie of vier jaar na aankomst hun ‘interview’, ook al probeert premier Mitsotakis dat met nieuwe, mensenrechten schendende wetgeving te versnellen.

De vreemdelingenhaat en het openlijke racisme zijn de afgelopen twee weken razendsnel toegenomen

Omdat hij af en toe wat zei over de streng verboden, bloederige hondengevechten die voor weddenschappen in het kamp worden gehouden, werd hij bedreigd. Ook zijn jonge herdershond Tiger – gekregen van vrienden die de pup verlaten in een bos hadden gevonden – liep gevaar.

Ik gebruikte Fridoon weleens als vertaler tijdens reportages. Om ’s nachts niet helemaal terug te hoeven naar Malakasa, sliep hij soms op de uitklapbank tegenover het voeteneinde van mijn bed in mijn loft in hartje Athene. Onze honden werden maatjes, sliepen samen op mijn bed. Nadat hij een keer in elkaar was geslagen door laveloze kampbewoners, en Tiger was bewerkt met sigarettenpeuken, heb ik jongen en hond in huis genomen. Daar wonen we nu samen, al iets meer dan een jaar, in één ruimte. Als mijn vriendje komt, moet hij even met de honden wandelen, zodat ik wat privacy heb.

Gelukkig woont hij bij me: toen hij afgelopen november opnieuw werd afgewezen, werd voor zijn ogen z’n pinpasje doorgeknipt, en zou hij bij thuiskomst al zijn spulletjes buiten in het zand voor zijn vergrendelde container hebben gevonden. Want zo gaat dat als je voor de tweede keer wordt afgewezen; dan sta je meteen op straat en moet je binnen zestig dagen het land uit. Ooit mocht je dan na zestig dagen een derde en laatste keer een asielaanvraag doen. Dat is inmiddels door nieuwe wetgeving onmogelijk. Maar Fridoon valt nog onder de oude wetgeving. Daarom kan hij nog een laatste poging ondernemen, met een advocaat, via een rechtszaak. Daar wachten we nu op. In het gunstigste geval zal de rechtszaak in juni plaatshebben, maar de overbelaste Griekse immigratiediensten kunnen het makkelijk uitstellen tot einde dit jaar. Als hij eenmaal gewonnen heeft, duurt het nog minstens acht maanden voor hij zijn papieren zal krijgen. Al die tijd mag hij niet werken. En als hij niet wint? Daar durven we allebei niet aan te denken.

Griekse nationalisten demonstreren tegen het verblijf van migranten en vluchtelingen in hun land, Thessaloniki, 8 maart © Sakis Mitrolidis / AFP / ANP

In Griekenland zijn de vreemdelingenhaat en het openlijke racisme de afgelopen twee weken razendsnel toegenomen, alsof iemand op fast forward heeft gedrukt. Studenten en bewoners van de anarchistenbuurt Exarchia, die grenst aan mijn achterbuurt Metaxourgiou in het centrum van Athene, zeggen dat ze het gevoel hebben dat ze door een tijdmachine naar 1938 zijn gekatapulteerd. Nadat Mitsotakis eind vorige zomer en afgelopen herfst met veel politiegeweld de paar succesvol functionerende Syrische en Afghaanse wooncommunes in kraakpanden heeft ontruimd, en steeds meer vooral Afghanen en Afrikanen worden afgewezen, hebben studenten hun klaslokalen in universiteitsgebouwen aan wanhopige op straat belande vluchtelingenfamilies gegeven. Het is wachten op wederom gewelddadige ontruimingen, maar de studenten zijn er klaar voor. ‘Laat ze maar komen, het is tijd voor revolutie’, zeggen ze grimmig als je ernaar vraagt.

Op 5 maart was er zomaar ineens een in alle haast georganiseerde protestmars in het centrum van Athene met volgens sommige kranten tienduizend en volgens andere media zelfs twintigduizend demonstranten. Grieken, Griekse en buitenlandse hulpverleners én vluchtelingen verzamelden zich bij Panepistemiou Metro, dicht bij Exarchia, pal voor de universiteit. Iedereen wandelde zingend, schreeuwend, scanderend zonder enig geweld naar Syntagma, het Grondwetplein voor het Griekse parlement. Een brochuretekst vatte het thema akelig samen: ‘Met de kogels van de Evros/ En op de bodem van de Egeïsche Zee/ Wordt de ‘veiligheid’/ Van iedere Europeaan gebouwd.’

Het was een demonstratie vóór humane vluchtelingenopvang, tégen het inhumane EU-vluchtelingenbeleid, tegen Turkije en ook tegen premier Mitsotakis. Want die had zich opeens ontpopt als de fanatiekste verdediger van Europa’s grenzen, die door miljoenen ‘illegale immigranten’ onder de voet gelopen dreigden te worden.

Toen Mitsotakis de grens bezocht, samen met Charles Michel, voorzitter van de Europese Raad, en Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, werd de voormalige paria Griekenland opeens uitgeroepen tot ‘Schild van Europa’. Op de sociale media regende het hashtags als We Stand With Greece, Greece = Europe Under Attack, Greece Is Europe’s Shield.

Filip Dewinter tweette een onheilspellende nachtelijke foto met grote vuren met daaronder de tekst: ‘Een bijna bijbels tafereel: Griekse soldaten verdedigen hun grens tegen indringers, zgn. vluchtelingen, met op de achtergrond een Turkse #moskee. Christendom vs #islam. #Griekenland: het schild van #Europa. #StandWithGreece.’ Nadat ik de tweet van Dewinter had vertaald, reageerde Fridoon met: ‘Maar in de tijd van de bijbel waren er toch nog helemaal geen moskeeën?’

F ridoon wilde samen met zijn hond Tiger en mijn hondje Arben naar de demonstratie gaan. Maar dat mocht niet van mij. Niet vanwege die honden, omdat ze in een grote mensenmassa nerveus konden worden. Integendeel: zonder honden mag hij überhaupt niet meer de straat op. Het kersverse neonazistische geweld in Griekenland beperkt zich niet tot de grens en de eilanden. Elke keer dat Fridoon de straat opgaat, loopt hij gevaar. Ook in Athene.

Na de tweede afwijzing van zijn asielaanvraag afgelopen november, drie jaar na zijn ‘eerste interview’, heb ik voor Fridoon een steengoede Griekse vreemdelingenadvocaat in de arm genomen.

Die ontdekte binnen de kortste keren dat Fridoon tijdens dat essentiële eerste gesprek een verkeerde vertaler toegewezen had gekregen. Een vrouw die geen Dari maar Farsi sprak. Fridoon kon haar wel verstaan; zij hém echter niet. Zijn vluchtverhaal is door die ‘verkeerde vertaler’ volstrekt incorrect vertaald. De Griekse autoriteiten namen op basis van haar in het Grieks opgetekende rapportage een beslissing over Fridoons leven. En die was negatief. Twee keer.

In die Griekse rapportage stond helemaal níets over alle zaken waardoor hij allang een vluchtelingenstatus had moeten krijgen. Niets over het feit dat zowel zijn moeder, vader, oom als hijzelf voor de Amerikaanse ambassade in Kabul hadden gewerkt. Niets over zijn moeder, die ook nog eens hoofd van de administratie was geweest bij een EU-politiemissie in Kabul. Niets over het officieel erkende feit dat zijn hele familie door de Taliban als ‘verraders’ wordt gezien, omdat ze ‘heulde’ met de vijand. Niets over het feit dat zijn oom en vader door de Taliban zijn vermoord. Niets over zijn jongere broertje, dat door de Taliban zozeer in elkaar is geslagen dat hij voor de rest van z’n leven gehandicapt is. Ook wordt niet vermeld dat hem bij terugkeer in Kabul een zekere dood wacht. Niets van dat alles.

De Griekse advocaat is vol hoop, bijna euforisch. ‘De technische fouten en de nalatigheid wat betreft de asielaanvraagprocedure van Fridoon zijn zo overduidelijk, dit gaan we winnen’, gniffelt ze. Op 10 januari hebben we bezwaar ingediend, officieel de rechtszaak aangevraagd. Met een rechtszaak heeft Fridoon de meeste kans. Maar niets is zeker. Zeker niet in het huidige klimaat.

Premier Mitsotakis roept keer op keer dat ‘alle illegale immigranten geen enkele kans meer hebben in Griekenland’. Zowel daar als in Nederland wordt Afghanistan nu als een ‘veilig land’ gezien en velen beschouwen de vluchtelingen daarom als ‘illegale immigranten’. Terwijl in werkelijkheid Afghanistan net zo onveilig is als Syrië.

De discussie over ‘echte’ en ‘niet echte’ vluchtelingen loopt hoog op. Op dit moment worden Afghanen op Griekse sociale media gedemoniseerd en ontmenselijkt. Ik durf niet alles meer voor Fridoon te vertalen. Hij is al depressief genoeg. En zijn nachtmerries spelen weer op.

Zonder Fridoon en zonder honden ging ik naar de demonstratie. Ja, Athene telt vijf miljoen inwoners; toch is de massale opkomst van enkele duizenden in zo’n korte tijd verpletterend. En een opluchting. In de demonstratie ontmoet ik hulpverleners die net van Lesbos zijn vertrokken omdat hun veiligheid niet meer gewaarborgd kon worden. In café Good Wolf in Psirri proberen we wat de afgelopen tijd gebeurd is op een rijtje te zetten.

De altijd vriendelijke buurman zei opeens: ‘Kijk maar uit met die Afghaanse protégé van jou. Zo meteen vermoordt-ie jou, en verkracht-ie je dochter!

Volgens twee vrouwen die een week lang doodsbang op Lesbos hadden binnengezeten omdat lokale knokploegen ngo-medewerkers met stokken aanvielen, ligt de oorzaak bij de opgelaaide strijd in Syrië. De Turkse inval in het noorden van het land en het Syrische offensief bij Idlib zorgden voor nieuwe vluchtelingenstromen. Het besluit van Erdogan om de grens te openen was de druppel die de emmer deed overlopen

Op Lesbos was de situatie in het beruchte kamp Moria, die al jaren gruwelijk was, inmiddels volkomen oncontroleerbaar geworden: er bivakkeerden nu ongeveer 22.000 vluchtelingen in complete chaos, zonder verwarming of sanitaire voorzieningen. Er was schurft uitgebroken. En het aantal nieuwkomers bleef toenemen.

Zowel op Chios als op Lesbos is de neonazistische partij Gouden Dageraad sterk vertegenwoordigd. De leden organiseren zich in knokploegen en terroriseren de lokale bevolking. De meeste inwoners zijn weliswaar doodmoe, en vanwege het teruglopende toerisme bijna allemaal failliet, maar ze leggen de schuld daarvoor bij de EU en de Griekse regering, en niet bij de onschuldige vluchtelingen.

Op een zonnige maandagmiddag, nu precies twee weken geleden, stuurde de Griekse premier tweehonderd man van de Griekse oproerpolitie met de ferry naar Lesbos en Chios. Hij had besloten op die eilanden twee gigantische gesloten opvangkampen te bouwen, maar de lokale bevolking, zowel extreem-rechts als meer gematigd, zag de bouw van die kampen helemaal niet zitten. Een deel wil alle vluchtelingen de zee in sturen, terwijl anderen vinden dat al die duizenden stakkers eerst naar het vasteland moeten worden overgebracht en een humane opvang moeten krijgen. Naast de kampen Moria en Kara Tepe – en het door Hollandse ngo’s gerunde voorbeeldkamp dat buiten het wrede EU-systeem staat – is er volgens de bewoners op Lesbos geen plek meer voor nog meer opvangcentra.

Premier Mitsotakis wilde de troepen in het geheim sturen, dus de ferry had opdracht gekregen onder de radar, zonder gps, te varen. Maar ja, alle eilandbewoners hebben familieleden die op de ferry’s werken, dus het lekte al snel uit. In de nacht van maandag op zondag raakte de politie slaags met knokploegen, en versperden eilandbewoners de wegen naar de bouwlocaties. Op dinsdag hielden alle Egeïsche eilanden een algemene staking uit solidariteit met Lesbos en Chios, en de gouverneur van de regio weigerde met de premier te praten zolang de oproerpolitie op het eiland was.

De premier riep op woensdag de politie terug, en dat werkte als een rode lap op een stier voor de kern van de Gouden Dageraad. In het weekend dat volgde werden niet alleen vluchtelingen op Lesbos met stenen en andere voorwerpen bekogeld, ook werden auto’s van hulpverleners, zoals verplegend personeel van Stichting Bootvluchteling, met ijzeren staven bewerkt en vernield, en werd de directeur van de unhcr fysiek aangevallen. Hulpverleners kregen tot dinsdag 3 maart 10 uur ’s ochtends de tijd om van Lesbos te vertrekken; de politie kon en wilde hen niet meer beschermen. De meesten gaven gehoor aan die oproep, en liepen op donderdag mee in de Atheense protestmars, om pas daarna naar huis te vliegen.

Sinds die mars is het alleen maar erger geworden. Aan de grens schieten Griekse soldaten niet alleen met traangas en kogels, maar ook met waterkanonnen met niet afwasbare blauwe verf. Afgelopen weekend werden journalisten aangevallen en gingen twee buurtcentra voor vluchtelingen, die door ngo’s met bloed zweet en tranen en dankzij buitenlandse donaties waren gehuurd, opgeknapt en ingericht voor vluchtelingen – bibliotheek, leslolaken, gymlokalen, gemeenschappelijke keukens, vrouwenzalen, kinderspeeltuinen – in vlammen op.

Een wonderlijk reisgezelschap landde op Lesbos, bestaande uit vijf Duitse en Oostenrijkse hooligans die zich als journalist uitgaven, maar in werkelijkheid deel uitmaakten van Identitäre Bewegung Deutschland, een neonazistische groepering die in diverse EU-lidstaten opereert en tot doel heeft ‘Europa tegen migratie te verenigen’. Ze werden op straat herkend, kregen klappen, en vertrokken meteen weer.

Nadat Erdogan had gemeld dat hij Athene wegens schending van de mensenrechten voor het gerecht zou dagen, kondigde hij aan geen bootjes meer te laten vertrekken ‘omdat dat gezien de acties van de Griekse kustwacht te gevaarlijk was voor de vluchtelingen’. Op zondag zei hij dat hij maandag naar Straatsburg zal afreizen om met de EU-ministers te praten over meer geld voor de vluchtelingenopvang in Turkije.

In Griekenland kondigde Mitsotakis midden in het weekend aan dat asielzoekers niet meer dan een maand onderdak en een betaalpasje krijgen, bij wijze van boodschap aan nieuwkomers: Jullie zijn niet welkom.

Vluchtelingen aan de Turkse zijde van de grens met Griekenland schuilen voor Griekse waterkanonnen, Edirne, 7 maart © Bulent Kilic / AFP / ANP

Op maandagochtend is Fridoon weer veel te vroeg wakker. Het lijkt wel of zijn nachtmerries heftiger zijn dan ooit. Hij leest een stuk over Afghaanse vrouwen en kinderen die, omdat de meeste hulpverleners, verpleegsters en dokters die in Moria werkten inmiddels vertrokken zijn, nu volkomen onbeschermd een makkelijke prooi zijn voor seksueel geweld. ‘Waarom haten ze ons zo, waarom haten ze ons zo, waarom haten ze ons zo, wat hebben we misdaan’, prevelt hij weer, alsof die woorden zijn nieuwe mantra zijn.

De middag ervoor probeerde hij nog tevergeefs zijn moeder en zusjes in Kabul via Messenger te bellen, om hen te feliciteren met Internationale Vrouwendag. ‘Dat is altijd een bijzondere dag voor ons’, legde hij uit. ‘Ik kookte dan iets so very special delicious voor mijn moeder en zussen, omdat ze dat zo verdienen.’ Hij vroeg wat ik zou willen eten: ‘Anything you want. It is for me, a man respecting women, my honour and pleasure to cook for you’. Maar ik wist even niks.

Samen met Fridoon liet ik op zondagavond de honden op ons buurtpleintje uit. De immer vriendelijke dikke man die met zijn twee reuzenhonden ook een avondrondje liep zei opeens tegen me: ‘Kijk maar uit met die Afghaanse protégé van jou.’
‘Pardon?’
‘Zo meteen vermoordt-ie jou, en verkracht-ie je dochter! Daar ga je dan met al je goede bedoelingen! Dát staat je te wachten. En als het zover is, kom niet bij míj uithuilen, want ík heb je gewaarschuwd.’

Fridoon stond erop dat ik hem vertelde waarom ik opeens zo verdrietig was. Na enige aarzeling biechtte ik op wat de man had gezegd, schaamtevol. Er hing een uitzonderlijk grote volle maan boven het plein.

Zwijgend lijnde Fridoon de honden aan. Hij strekte zich naar de gouden bal aan de donkere hemel en zei: ‘Alexander de Grote heeft ooit gezegd: goden en mensen moeten vrees hebben voor het gif van de Cobra, de tanden van de Tijger, en de wraak van de Afghanen.’

En ik wist: van alles wat nog gaat komen, is dit nog maar het prille begin.

Vlak voordat we – met moeite, onrustig, woelend – in slaap vielen kwam er nog een laatste berichtje via Messenger van een al de hele week ondergedoken maar toch achtergebleven vrijwilliger die op Lesbos vluchtelingenkinderen Engelse les geeft: ‘Eerste coronabesmetting op Lesbos gevonden. Bij een lokale Griek. Waarschijnlijk worden alle ngo’s verplicht geëvacueerd. Dan is er helemaal niemand meer voor de vluchtelingen. Morgen verder.’