Afgelopen vrijdag kwam na 47 jaar een einde aan het EU-lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk. Ik kan niet verhelen dat ik daar met jaloezie naar heb gekeken. Zeker, het verdiende geen schoonheidsprijs, de tweedracht onder kiezers en gekozenen, en het soms op de rand van ongrondwettelijkheid laverende gedrag van premier Johnson oogstte terecht kritiek.

Maar drieënhalf jaar na het onverwachte ‘nee’ tegen de EU heeft hij het dan toch maar geflikt: het VK doet niet langer mee aan dat megalomane politieke project dat misplaatste Franse grootheidswaan moet maskeren achter een façade van goede Europese bedoelingen. U weet wel: vrede, veiligheid en voorspoed. Terwijl in werkelijkheid de vrede te danken is aan een Amerikaanse defensieparaplu, de veiligheid alleen de inboorlingen betreft terwijl aan de grenzen wanhopige vluchtelingen bij bosjes sneuvelen, en de voorspoed alleen neerslaat bij het grootbedrijf.

Veel is geschreven over de leugens waarmee de brexiteers de Britse kiezers op een dwaalspoor zouden hebben gezet. De kosten zouden zijn overdreven en de baten gebagatelliseerd. Het is een frame dat veel over ons zegt. Kennelijk heerst de gedachte dat alles wat de EU doet per definitie goed is, alleen al omdat het de Unie is die het doet.

De keerzijde is dat iedere scepsis per definitie moet zijn gebaseerd op desinformatie of regelrechte leugens. Terwijl de voorspelde implosie van de Britse economie waarvoor de blijvers waarschuwden is uitgebleven. Wie misleidt hier nou? Wie vertelt hier leugens? Het tekent de brede, pro-Europese consensus dat dit in het publieke debat onderbelicht blijft: de eurofielen liegen net zo hard als de sceptici.

Wat onderbelicht blijft: de eurofielen liegen net zo hard als de sceptici

Wie de bijna sacrale verering van het Europese project afzet tegen de feiten, moet concluderen dat eurofilie meer weg heeft van een geloof dan van een rationele, geïnformeerde stellingname. Zoals de Keulse sociologen Wolfgang Streeck en Fritz Scharpf in een niet-aflatende stroom publicaties hebben aangetoond is de EU namelijk eerst en vooral een ordoliberale vermarktingsmachine. Het doel ervan is enerzijds de macht van de factor arbeid te breken door markten bovennationaal te maken en daardoor buiten het bereik van democratische politiek te brengen. En anderzijds het voorkomen van de totstandkoming van bovennationaal sociaal beleid, door lidstaten een vetorecht te geven voor elk voorstel voor financiële herverdeling op Europees niveau. Volgens Streeck is dat de reden dat er van die zogenaamde progressieve Europese sociale agenda uit de jaren negentig nooit iets terecht is gekomen. En dat is geen toeval maar bewust beleid. Europese integratie is het wapen waarmee het grootkapitaal de nationale verzorgingsstaat heeft vernietigd.

Bijna dertig jaar na ‘Maastricht’ zijn de gevolgen voor iedereen zichtbaar. Uitgemergelde regio’s in het oosten en het zuiden, stagnerende inkomens in het westen en noorden, een regeringscentrum dat de grootste lobbycampus ter wereld is geworden, en een grootbedrijf dat op een record aan spaarreserves zit en dit liever besteedt aan lobbyen, manipulatie van de eigen aandelenkoers en verspillende overnames dan aan de eigen werknemers of verduurzaming.

Dat verdere Europese integratie nodig is om grensoverschrijdende problemen als klimaatverandering en de opkomst van China het hoofd te bieden, is de grootste gotspe ooit. De EU vormt zelf de belangrijkste blokkade voor verandering, want volledig gegijzeld door grootzakelijke belangen die alles bij het oude willen houden.

Tegen deze achtergrond is de keuze van de Britse kiezer niet dom en kortzichtig, maar wijs en verstandig. Eindelijk kan het VK breken met het op grootschaligheid gebaseerde Europese landbouwbeleid. Eindelijk kan Londen het gebruik van RoundUp verbieden. Eindelijk kunnen de Britten handelsverdragen sluiten die niet ten koste gaan van dier en planeet.

En ik zeg met nadruk kán. Of de regering-Johnson deze kans daadwerkelijk grijpt, zal de toekomst leren. Als je goed luistert, zijn de voortekenen niet ongunstig. Johnson is geen neoliberaal maar een burkeaanse conservatief. En bij dat soort politici zijn mens, dier en milieu in betere handen dan bij de technocratische grootschaligheids-priesters uit Brussel. Daarom benijd ik de Britten: omdat zij hun toekomst in eigen hand hebben en niet langer afhankelijk zijn van arrogante Fransen en hardvochtige Duitsers.